ISSN 1725-2474

doi:10.3000/17252474.C_2009.302.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 302

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

52e jaargang
12 december 2009


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE

 

Commissie

2009/C 302/01

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.5684 — BNP Paribas Assurance/Fortis Insurance International/UBI Assicurazioni) ( 1 )

1

2009/C 302/02

Toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Gemeenschappen

2

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE

 

Raad

2009/C 302/03

Conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen op 26 november 2009 in het kader van de Raad bijeen, over het ontwikkelen van de rol van onderwijs in een ten volle functionerende kennisdriehoek

3

2009/C 302/04

Conclusies van de Raad van 26 november 2009 over de professionele ontwikkeling van leerkrachten en schoolleiders

6

2009/C 302/05

Ontwerp-conclusies van 1 december 2009 van de Raad over innovatieve stimuli voor effectieve antibiotica

10

2009/C 302/06

Conclusies van de Raad van 1 december 2009 betreffende veilige en efficiënte gezondheidszorg door middel van e-gezondheidszorg

12

2009/C 302/07

Ontwerp-conclusies van de Raad van 1 december 2009 over alcohol en gezondheid

15

 

Commissie

2009/C 302/08

Wisselkoersen van de euro

19

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

2009/C 302/09

Mededeling van de Commissie overeenkomstig artikel 16, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap — Openbaredienstverplichtingen met betrekking tot geregelde luchtdiensten ( 1 )

20

2009/C 302/10

Mededeling van de Commissie overeenkomstig artikel 16, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap — Openbaredienstverplichtingen met betrekking tot geregelde luchtdiensten ( 1 )

21

 

V   Bekendmakingen

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Commissie

2009/C 302/11

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.5731 — AXA LBO FUND IV/Home Shopping Europe) — Voor een vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

22

 

2009/C 302/12

Bericht aan de lezer (zie bladzijde 3 van de omslag)

s3

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE

Commissie

12.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 302/1


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.5684 — BNP Paribas Assurance/Fortis Insurance International/UBI Assicurazioni)

(Voor de EER relevante tekst)

2009/C 302/01

Op 4 december 2009 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/en/index.htm) onder documentnummer 32009M5684. EUR-Lex biedt online-toegang tot de communautaire wetgeving.


12.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 302/2


Toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Gemeenschappen

2009/C 302/02

Overeenkomstig artikel 9, lid 1, onder a), tweede streepje, van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 inzake de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), worden de toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Gemeenschappen (2) als volgt gewijzigd:

Bladzijde 94

Alinea „2208 30 32 en 2208 30 38 zogenaamde malt whisky, in verpakkingen inhoudende” wordt vervangen door:

2208 30 30

zogenaamde single malt whisky

 

Single malt Scotch whisky is een gedistilleerde drank die in maar één distilleerderij (single distillery) wordt vervaardigd in grote, koperen tanks, veelal met een peervorm en een grote zwanenhals (pot-stills), door distillatie van een gegist beslag van uitsluitend gemoute gerst.”

Alinea „2208 30 52 en 2208 30 58 zogenaamde blended whisky, in verpakkingen inhoudende” wordt vervangen door:

2208 30 41

alsmede

2208 30 49

zogenaamde blended malt whisky, in verpakkingen inhoudende

 

Blended malt Scotch whisky wordt verkregen door het mengen (blending) van twee of meer single malt Scotch whisky's die werden gedistilleerd/vervaardigd in verschillende distilleerderijen.

2208 30 61

alsmede

2208 30 69

zogenaamde single grain whisky en blended grain whisky, in verpakkingen inhoudende

 

Single grain Scotch whisky is een gedistilleerde drank, andere dan single malt Scotch whisky of blended malt Scotch whisky, die in maar één distilleerderij wordt vervaardigd door distillatie van een gegist beslag van gemoute gerst met of zonder hele korrels van andere granen (hoofdzakelijk tarwe of maïs).

Blended grain Scotch whisky wordt verkregen door het mengen (blending) van twee of meer single grain Scotch whisky's die werden gedistilleerd/vervaardigd in verschillende distilleerderijen.”

Bladzijde 95

Alinea „2208 30 72 en 2208 30 78 andere, in verpakkingen inhoudende” wordt vervangen door:

2208 30 71

alsmede

2208 30 79

andere zogenaamde blended whisky, in verpakkingen inhoudende

 

Andere blended Scotch whisky („Blended Scotch Whisky”) wordt verkregen door het mengen (blending) van één of meer single malt Scotch whisky’s met één of meer single grain Scotch whisky’s.”


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(2)  PB C 133 van 30.5.2008, blz. 1.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE

Raad

12.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 302/3


Conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen op 26 november 2009 in het kader van de Raad bijeen, over het ontwikkelen van de rol van onderwijs in een ten volle functionerende kennisdriehoek

2009/C 302/03

De Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen,

 

HERINNEREND AAN

de kernwaarden van de hernieuwde Lissabonstrategie, waarin groei en werkgelegenheid centraal staan als middel om een welvarende, rechtvaardige en ecologisch duurzame toekomst voor Europa te verwezenlijken, en aan de centrale rol van de kennisdriehoek daarin;

de bevestiging door de Europese Raad van Brussel van 8/9 maart 2007 dat „onderwijs en opleiding randvoorwaarden zijn voor een goed werkende kennisdriehoek (onderwijs-onderzoek-innovatie) en een sleutelrol spelen als stimulerende factor voor groei en werkgelegenheid”, en aan de oproep door de Europese Raad van Brussel van 19/20 maart 2009 om snel concrete maatregelen te nemen, teneinde „partnerschap tussen ondernemingen, onderzoek, onderwijs en opleiding aan te moedigen” en „de investeringen in onderzoek, kennis en onderwijs op te voeren en kwalitatief te verbeteren”,

 

ZICH ERVAN BEWUST

dat de langdurige neerwaartse trend ernstige gevolgen blijft hebben voor de wereldeconomie en dat ten volle gebruik moet worden gemaakt van de hernieuwde Lissabonstrategie — met de nadruk die daarin wordt gelegd op de kennisdriehoek — als de basis voor een effectief en duurzaam herstel in de gehele Europese Unie;

dat de drie componenten van de kennisdriehoek allemaal goed moeten functioneren en volledig in een interactief proces met elkaar moeten staan, wil de Europese Unie het hoofd kunnen bieden aan de langetermijnuitdagingen van een concurrerende wereldeconomie, klimaatverandering en vergrijzing;

dat het onderwijs als kerndoelstelling de ontwikkeling van mensen beoogt, zodat zij in staat zijn in de hedendaagse samenleving hun vermogens optimaal te benutten, en dat onderwijsinstellingen op alle niveaus derhalve een zeer breed scala van taken en verantwoordelijkheden hebben. Dit neemt niet weg dat ook de specifieke rol van het onderwijs als basis van de kennisdriehoek verder moet worden ontwikkeld,

ZIJN VAN OORDEEL DAT DE VERDERE INTEGRATIE VAN ONDERWIJS, ONDERZOEK EN INNOVATIE IN EEN TEN VOLLE FUNCTIONERENDE KENNISDRIEHOEK

het innovatievermogen van Europa zou versterken en de ontwikkeling van een creatieve en kennisintensieve economie en samenleving zou stimuleren middels:

een aanzienlijke vergroting en een constante ontwikkeling van de kennisbasis in universiteiten (1) en onderzoekscentra waarmee snel de slag kan worden gemaakt naar innovatieve producten, diensten, benaderingen en methoden voor de economie in haar geheel en de samenleving in het algemeen;

het stimuleren van een creatieve en innovatieve instelling en ondernemingsgeest bij leerlingen, stagiairs, studenten, onderwijsgevenden en onderzoekers als basis voor de geleidelijke ontwikkeling van een meer uitgesproken ondernemerscultuur via onderwijs en opleiding, tezamen met een dynamischer Europese arbeidsmarkt en een hoger opgeleide beroepsbevolking,

zou bijdragen aan het bereiken van aanmerkelijke vooruitgang:

bij het realiseren van de doelstelling van het initiatief „Nieuwe vaardigheden voor nieuwe banen” ter verbetering van de inzetbaarheid van de burgers van de EU in een veranderende arbeidsmarkt;

bij de uitvoering van de moderniseringsagenda voor de universiteiten (2),

ONDERSCHEIDEN DE VOLGENDE SPECIFIEKE UITDAGINGEN VOOR DE ONDERWIJSSECTOR

de cultuurkloof tussen onderwijs — in de zin van onderwijzen, leren en de overdracht van sociaal-culturele waarden —, enerzijds, en onderzoek en innovatie in de commerciële sfeer, anderzijds, moet worden gedicht;

de universitaire wereld moet blijk geven van een innovatievere gezindheid en meer ondernemingsgeest;

de communicatie en de mobiliteit tussen de wereld van onderwijs en onderzoek, en de wereld van ondernemen en de algemene economie moeten verbeteren, en de mobiliteit en de uitwisseling van ideeën tussen verschillende academische en onderzoeksdisciplines moeten worden aangemoedigd;

de bestuurs- en de financieringsstructuur van de universiteiten moet verder worden hervormd met het oog op meer autonomie en verantwoordingsplicht, zodat een gedifferentieerdere inkomstenstroom en een effectievere samenwerking met de zakenwereld in de hand worden gewerkt en universiteiten toegerust zijn om op wereldniveau te kunnen deelnemen aan de kennisdriehoek,

ZIJN VAN OORDEEL DAT DE VOLGENDE ALGEMENE BEGINSELEN TEN GRONDSLAG MOETEN LIGGEN AAN BELEIDSMAATREGELEN OM DEZE SPECIFIEKE UITDAGINGEN AAN TE GAAN

het concept „kennisdriehoek” houdt in dat het effect van investeringen in de drie vormen van activiteit — onderwijs, onderzoek en innovatie — moet worden verbeterd via een systematische en continue interactie;

een volledige integratie van de kennisdriehoek vereist een beter gecoördineerde beleidsvorming en samenwerking op onderwijs-, onderzoeks- en innovatiegebied, zowel op Europees niveau als op het niveau van de lidstaten;

wil onderwijs zijn rol kunnen vervullen in de kennisdriehoek, dan moeten de doelstellingen en resultaten van onderzoek en innovatie worden teruggekoppeld naar het onderwijs toe, waarbij het onderwijs- en leerproces geschraagd wordt door een sterke onderzoeksbasis, en de onderwijs- en leeromgeving ontwikkeld en verbeterd wordt dankzij een betere assimilatie van creatief denken en van een innovatiegerichte houding en aanpak;

de universiteiten moeten hun traditionele academische cultuur verruimen met het inzicht dat zij ook een sleutelrol dienen te spelen bij het afleveren van hogergekwalificeerde, ondernemende en flexibele werknemers die de basis zullen vormen voor economische groei en welvaart, alsook een hogere levenskwaliteit in de toekomst. Onderzoekers en docenten moeten worden opgeleid om in de organisaties waarin zij werken beter een innovatiecultuur te kunnen verbreiden;

bij het ontwikkelen van strategieën voor levenslang leren op nationaal, regionaal en institutioneel niveau moet rekening worden gehouden met de kennisdriehoek, zodat de universiteiten nauwer betrokken worden bij het actualiseren van vaardigheden die voor de kenniseconomie van belang zijn en in de regels voor toelating voldoende rekening wordt gehouden met eerdere leer- en werkervaringen;

nieuwe ideeën en innovaties ontstaan wanneer verschillende typen van kennis samenkomen en fundamenteel onderzoek, louter om de nieuwe kennis, wordt verricht. Daarom is het essentieel te erkennen dat kwalitatief hoogwaardig onderwijs en onderzoek in sociale- en menswetenschappen een belangrijke rol spelen op het gebied van innovatie, naast wetenschappen en technologie;

het pluralisme van de Europese universiteiten en onderzoeksstelsels moet worden beschouwd als een troef bij de ontwikkeling van uiteenlopende benaderingen voor een optimaal functionerende kennisdriehoek,

STELLEN DE VOLGENDE ZEVEN PRIORITEITEN VAST:

1.   Ontwikkelen van een grotere samenhang tussen beleidsmaatregelen op het gebied van onderwijs, onderzoek en innovatie

Er is behoefte aan een coherentere beleidsvorming op Europees niveau en op het niveau van de lidstaten, met volledige integratie van de drie componenten van de kennisdriehoek. Beleidsmaatregelen op het gebied van onderwijs, onderzoek en innovatie moeten elkaar versterken om de ontwikkeling van een ten volle functionerende kennisdriehoek te realiseren en de overgang naar een werkelijke kenniseconomie en -samenleving te versnellen. In het kader van de bestaande rapportageprocessen in de open coördinatiemethode moet de Commissie verslag uitbrengen aan de Raad over maatregelen die op onderwijs-, onderzoeks- en innovatiegebied worden getroffen ter ondersteuning van de integratie van de kennisdriehoek. Het verslag moet obstakels inventariseren en suggesties bevatten voor verdere maatregelen.

2.   Versnellen van pedagogische hervormingen

De lidstaten moeten onderwijs- en opleidingsinstituten aanmoedigen ervoor te zorgen dat creativiteit, innovatie en ondernemerschap op alle onderwijsniveaus, inclusief doctorsniveau, in leerplannen en onderwijs- en examenmethodes zijn opgenomen en worden bevorderd. Eén manier om dit te realiseren is door leerplannen, waar passend, in continue samenwerking met onderzoeksinstellingen, het bedrijfsleven en andere belanghebbenden te ontwikkelen.

3.   Partnerschap tussen universiteiten en het bedrijfsleven en andere relevante belanghebbenden

De lidstaten en de Commissie zouden onverwijld moeten ingaan op de oproepen tot acties in de conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 12 mei 2009 over versterking van partnerschappen tussen de onderwijs- en opleidingsinstellingen en sociale partners, in het bijzonder werkgevers, met betrekking tot een leven lang leren. In het kader van de ontwikkeling van nauwere banden tussen universiteiten en de gemeenschappen die zij dienen, moet speciale aandacht uitgaan naar het ontwikkelen van stimulansen, zoals programma's voor personeelsuitwisseling, voor personeelsmobiliteit tussen universiteiten en bedrijfssectoren. Samenwerking tussen universiteiten en het bedrijfsleven moet als onderdeel van de strategieën van de universiteiten op het gebied van onderwijs, onderzoek en innovatie worden versterkt.

4.   Maatregelen om een innovatiegerichte cultuur op universiteiten te ontwikkelen

De lidstaten moeten hun universiteiten aanmoedigen tot grotere inspanningen om een „innovatiegerichte cultuur” te ontwikkelen, onder meer via dynamischer en interactieve leeromgevingen en stimulansen voor het personeel om projecten met een innovatieve dimensie op te starten. Op institutioneel niveau kunnen financieringsregelingen en stimuleringsstructuren worden ontwikkeld om een „cultuuromslag” te bewerkstelligen, zodat samenwerking met het bedrijfsleven wordt erkend als een belangrijke factor in het loopbaanverloop. De sleutelrol die leidinggevenden uit het hoger onderwijs in het ondersteunen van de effectieve ontwikkeling van een „innovatiegerichte cultuur” te spelen hebben, moet worden erkend.

5.   Creëren van stimulansen voor universiteiten om overdraagbare kennis te ontwikkelen

De lidstaten moeten onderzoeken of er passende stimulansen zijn voor universiteiten om kennis te ontwikkelen die kan worden overgedragen naar de economie in haar geheel en waarmee innovatieve goederen en diensten kunnen worden ontwikkeld. Waar wettelijke voorschriften, beheersstructuren of financiële voorschriften instellingen verhinderen om profijt te trekken van een dergelijke kennisontwikkeling en -overdracht, moeten de lidstaten ernaar streven het kader waarbinnen hun instellingen opereren, aan te passen, zodat dergelijke belemmeringen worden weggenomen en universiteiten voldoende autonomie krijgen. Universiteiten moet specifieke strategieën opstellen voor het scheppen, ontwikkelen en overdragen van kennis.

6.   Nieuwe benaderingen van kwaliteitsbeoordeling

Met name voor het hoger onderwijs moeten lidstaten samenwerken om criteria op te stellen teneinde de kwaliteit van hun instellingen met betrekking tot de kennisdriehoek te beoordelen. Centraal daarbij moet de vraag staan met hoeveel succes onderzoek en innovatie zijn geïntegreerd in het onderwijs en de educatieve kernfuncties en met hoeveel succes de instellingen leeromgevingen hebben gecreëerd die de creativiteit en een ondernemersaanpak bij het aanwenden van kennis stimuleren en hun studenten voorbereiden op hun toekomstige maatschappelijke en economische leven.

7.   Het EIT ontwikkelen als model voor de toekomst

Het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT), het eerste initiatief op EU-niveau dat gericht is op samenhangende interacties tussen alle actoren van de kennisdriehoek, moet ontwikkeld worden als een toonbeeld van goede praktijk voor de lidstaten, de instellingen voor hoger onderwijs en onderzoek en het bedrijfsleven wat betreft de integratie van de drie componenten van de driehoek.

De toekomstige kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG′s), de voornaamste operationele entiteiten van het EIT, moeten in staat zijn nieuwe wegen te wijzen om de economische en maatschappelijke uitdagingen (bijv. duurzame energie en mitigatie van en aanpassing aan klimaatverandering) aan te gaan via holistische en multidisciplinaire benaderingen, alsmede via nieuwe bestuurs- en financieringsmodellen die gericht zijn op het stimuleren van innovatie van het hoogste niveau. Het EIT moet zich toeleggen op het verspreiden van deze modellen, die de lidstaten moeten inspireren om andere gezamenlijke initiatieven te ontwikkelen op verschillende niveaus en over de grenzen heen, met speciale aandacht voor de noodzaak om de rol van het onderwijs in de kennisdriehoek te ontwikkelen.

De Commissie moet er, binnen het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding, voor zorgen dat de lidstaten bewust worden gemaakt van de beste praktijken met betrekking tot deze zeven prioriteiten en dat vooruitgang op de verschillende gebieden onderling kan worden vergeleken,

BENADRUKKEN DAARNAAST HOE BELANGRIJK HET IS DAT

in de strategie voor groei en werkgelegenheid van na 2010, onderwijs de basis wordt van de kennisdriehoek, en wijzen op de noodzaak dat de drie componenten van de kennisdriehoek (onderwijs-onderzoek-innovatie) elkaar onderling steunen en bevruchten. Het gehele onderwijs- en opleidingssysteem moet een rol spelen bij het bevorderen van de essentiële vaardigheden die nodig zijn voor een goed functionerende driehoek;

er volledige samenwerking en coördinatie plaatsvinden tussen de strategieën voor de ontwikkeling van de Europese ruimte voor hoger onderwijs, de Europese onderzoeksruimte en initiatieven op innovatiegebied, zoals de breedopgezette innovatiestrategie en het toekomstige Europees innovatieplan;

de Commissie de behoeften van de strategie voor groei en werkgelegenheid voor na 2010 volledig verdisconteert in de voorbereiding van haar voorstellen voor communautaire programma's op onderwijsgebied en op andere relevante gebieden die worden bestreken door het volgende financieel kader, en zich voorts, samen met de lidstaten, bezint op de vraag hoe de structuurfondsen kunnen worden gebruikt ter ondersteuning van initiatieven die verband houden met de volledige ontwikkeling van het onderwijs als de basis van de kennisdriehoek.


(1)  In deze tekst worden onder de term „universiteiten” alle typen van instellingen voor hoger onderwijs verstaan.

(2)  Zie de resolutie van de Raad van 23 november 2007 over de modernisering van de universiteiten ten behoeve van het concurrentievermogen van Europa in een mondiale kenniseconomie (doc. 16096/1/07) en de mededeling van de Commissie: „Het moderniseringsprogramma voor de universiteiten uitvoeren: onderwijs, onderzoek en innovatie” van mei 2006 (doc. 9166/06).


12.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 302/6


Conclusies van de Raad van 26 november 2009 over de professionele ontwikkeling van leerkrachten en schoolleiders

2009/C 302/04

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

 

GELET OP:

1.

de conclusies van de Europese Raad van Lissabon van 23-24 maart 2000 waarin wordt benadrukt dat investeren in mensen cruciaal is voor Europa's plaats in de kenniseconomie en de lidstaten wordt verzocht stappen te ondernemen om de obstakels voor mobiliteit van docenten weg te nemen en om docenten van hoge kwaliteit aan te trekken (1);

2.

doelstelling 1.1 van het werkprogramma „Onderwijs en opleiding 2010”, waarin wordt onderstreept dat het belangrijk is goed gekwalificeerde en gemotiveerde mensen voor het onderwijs aan te trekken en te behouden, vaardigheden in kaart te brengen die onderwijsgevenden nodig hebben om tegemoet te komen aan de veranderende noden van de samenleving, voorwaarden te scheppen om onderwijsgevenden door middel van initiële opleidingen en bijscholingen te ondersteunen, alsmede om nieuwe onderwijsgevenden en opleiders met ervaring op andere gebieden aan te trekken (2);

3.

de resolutie van de Raad van 27 juni 2002 inzake levenslang leren, waarin de lidstaten wordt verzocht het onderwijs aan en de opleiding van leerkrachten die betrokken zijn bij levenslang leren te verbeteren zodat zij de nodige bekwaamheid voor de kennismaatschappij verwerven (3);

4.

het gezamenlijke tussentijdse verslag van de Raad en de Commissie van 26 februari 2004 inzake de vorderingen met de doelstellingen van Lissabon op het gebied van onderwijs en opleiding (4), waarin voorrang wordt gegeven aan de ontwikkeling van gemeenschappelijke Europese beginselen voor de competenties en kwalificaties waarover leraren moeten beschikken om hun nieuwe taken in de kennismaatschappij te vervullen (5);

5.

het gezamenlijke tussentijdse verslag van de Raad en de Commissie van 23 februari 2006 over de uitvoering van het werkprogramma „Onderwijs en opleiding 2010”, waarin wordt benadrukt dat, wil men de onderwijs- en opleidingsstelsels doeltreffender maken, ook moet worden geïnvesteerd in de opleiding van leerkrachten en praktijkopleiders en moet worden gezorgd voor een sterker leiderschap in onderwijs- en opleidingsinstellingen (6);

6.

de conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 14 november 2006 over doelmatigheid en rechtvaardigheid in onderwijs en opleiding, waarin wordt gesteld dat de motivatie, vaardigheden en competenties van leerkrachten, opleiders, ander onderwijzend personeel, begeleidingsdiensten en welzijnsdiensten, alsmede de kwaliteit van de schoolleiding sleutelfactoren zijn die bijdragen tot hoogwaardige leerresultaten en dat de inspanningen van het onderwijzend personeel moeten worden ondersteund door permanente bijscholing;

7.

de conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 14 november 2006, over de toekomstige prioriteiten van de intensievere Europese samenwerking inzake beroepsonderwijs en -opleiding, waarin de nadruk wordt gelegd op het belang van hoog opgeleide leerkrachten die zich permanent laten bijscholen (7);

8.

Besluit nr. 1720/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 tot vaststelling van een actieprogramma op het gebied van een leven lang leren, dat specifiek ten doel heeft de kwaliteit en de Europese dimensie in de opleidingen voor onderwijsgevenden te versterken en dat de mobiliteit van onderwijsgevenden en ander onderwijzend personeel ondersteunt (8);

9.

de Aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren (9), waarin de kennis, vaardigheden en attitudes worden genoemd die elk individu nodig heeft voor zijn zelfontplooiing en ontwikkeling, actief burgerschap, sociale integratie en zijn werk, en die, gezien hun transversale aard, van onderwijsgevenden een hogere graad van samenwerking en werken in teamverband vergen en nopen tot een onderwijsaanpak die de traditionele afbakening van schoolvakken overstijgt;

10.

de conclusies van de Raad van 25 mei 2007 betreffende een samenhangend kader van indicatoren en benchmarks voor de toetsing van de vorderingen met de Lissabondoelstellingen op onderwijs- en opleidingsgebied, waarin verzocht wordt verder te gaan met de uitwerking van indicatoren betreffende de professionele ontwikkeling van leerkrachten en praktijkopleiders (10);

11.

de conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 21 november 2008 betreffende de mobiliteit van jongeren, waarin de lidstaten wordt verzocht ernaar te streven de mobiliteit van leerkrachten, opleiders en ander onderwijzend personeel te vergroten (11);

12.

de conclusies van de Raad van 12 mei 2009 betreffende een strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (12), waarin een geleidelijke uitbreiding van de mobiliteit van leerkrachten en opleiders wordt bepleit, zodat leerperiodes in het buitenland veeleer regel dan uitzondering worden, waarin als een van de prioritaire gebieden voor de eerste werkcyclus meer aandacht wordt gevraagd voor de kwaliteit van de initiële opleiding van en de ondersteuning bij het begin van de loopbaan voor nieuwe leerkrachten en ook voor kwalitatief betere bijscholingsmogelijkheden voor leerkrachten, opleiders, leidinggevenden en begeleiders, en waarin de Commissie wordt verzocht na te gaan of leerkrachtenmobiliteit kan worden opgenomen in een toekomstig voorstel voor een benchmark inzake mobiliteit,

 

en IN HET BIJZONDER HERINNEREND AAN:

1.

de conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 15 november 2007, over het verbeteren van de kwaliteit van de lerarenopleiding (13) waarin werd overeengekomen ernaar te streven dat leraren gedurende hun hele loopbaan worden aangemoedigd en gesteund om de nodige nieuwe kennis, vaardigheden en competenties op te doen, en leraren in leidinggevende functies toegang hebben tot kwaliteitsopleidingen op het gebied van schoolmanagement en leiding geven;

2.

de conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 21 november 2008, betreffende het voorbereiden van jongeren op de 21e eeuw (14) waarin de lidstaten wordt verzocht hun samenwerking bij het geven van gevolg aan de bovenvermelde conclusies van de Raad betreffende de verbetering van de kwaliteit van de lerarenopleiding toe te spitsen op het aanbieden van gestructureerde programma's die alle beginnende leerkrachten bij het begin van hun loopbaan ondersteunen, het verbeteren van het aanbod, de kwaliteit en de benutting van de programma's voor permanente professionele ontwikkeling van leerkrachten en het verbeteren van de aanwerving en opleiding van schoolleiders,

BEVESTIGT dat:

hoewel de verantwoordelijkheid voor de organisatie en de inhoud van onderwijs- en opleidingsstelsels bij de afzonderlijke lidstaten berust, samenwerking op Europees niveau, via de open coördinatiemethode, in combinatie met een efficiënte benutting van communautaire programma's kan bijdragen tot de ontwikkeling van onderwijs en opleiding van een hoog gehalte doordat op nationaal niveau genomen maatregelen worden ondersteund en aangevuld en de lidstaten worden geholpen bij het aangaan van gemeenschappelijke uitdagingen,

CONSTATEERT het volgende:

1.

de kennis, de vaardigheden en de inzet van leerkrachten (15), alsook de kwaliteit van schoolleiderschap zijn de factoren die doorslaggevend zijn voor het bereiken van hoogwaardige leerresultaten. Leerkrachten die goed lesgeven en iedere leerling tot optimale prestaties weten te stimuleren, kunnen een blijvende positieve invloed op het leven van jongeren hebben. Daarom is het van essentieel belang niet alleen te waarborgen dat voor leraarschap en schoolleiderschap de beste en de geschiktste kandidaten worden aangeworven, maar tevens onderwijzend personeel van alle niveaus een initiële opleiding en verdere professionele ontwikkeling te bieden die aan de hoogste normen beantwoorden. Zowel de status als de aantrekkelijkheid van het beroep zullen hierdoor worden versterkt;

2.

programma's voor de opleiding en scholing van leerkrachten, die leerkrachten en schoolleiders niet alleen voorbereiden op de uitoefening van hun verantwoordelijkheden maar ook hun verdere professionele ontwikkeling waarborgen, moeten van hoge kwaliteit en op de behoeften toegesneden zijn, en op een evenwichtige combinatie van solide wetenschappelijk onderzoek en brede praktijkervaring gebaseerd zijn. Het is van essentieel belang dat de initiële opleiding van de leerkrachten, ondersteuning bij het begin van de loopbaan („inductie” (16) en continue beroepsopleiding als een samenhangend geheel worden benaderd;

3.

de eerste betrekking die een nieuwe leerkracht na de afsluiting van zijn initiële opleiding vervult, is bijzonder belangrijk voor zijn motivatie, prestaties en professionele ontwikkeling gedurende zijn verdere loopbaan. Het kan pas afgestudeerde leerkrachten moeite kosten zich aan de realiteit van het onderwijs aan te passen en de tijdens hun initiële opleiding opgedane leerstof in praktijk te brengen. Niet weinigen onder hen laten hun baan in het onderwijs uiteindelijk varen, hetgeen voor henzelf en voor de maatschappij grote kosten met zich meebrengt. Er zijn echter op nationaal en internationaal niveau vrij sterke wetenschappelijke aanwijzingen dat gestructureerde ondersteuningsprogramma's voor alle nieuwe leerkrachten dit verschijnsel kunnen tegengaan. Ook leerkrachten die het beroep opnieuw instappen, kunnen hiervan profijt trekken;

4.

geen enkele vorm van initiële opleiding, hoe uitstekend ook, kan leerkrachten toerusten met alle competenties die zij in hun loopbaan nodig zullen hebben. De eisen die aan het leraarschap worden gesteld, evolueren snel en nopen tot nieuwe benaderingen. Leerkrachten kunnen alleen echt effectief lesgeven en zich aanpassen aan de steeds wisselende behoeften van lerenden in een wereld die voortdurend maatschappelijke, culturele, economische en technologische veranderingen ondergaat, als zij zich beraden op hun eigen leerbehoeften in de context van hun specifieke schoolomgeving en een grotere verantwoordelijkheid op zich nemen om zelf een leven lang te leren en aldus hun eigen kennis en vaardigheden op peil te houden. Leerkrachten lijken evenwel nog steeds te weinig mogelijkheden te krijgen om aan programma's voor permanente professionele ontwikkeling deel te nemen, en krijgen zij die mogelijkheid wél, dan vinden zij veelal dat deze programma's niet altijd voldoende zijn afgestemd op hun persoonlijke behoeften en de uitdagingen waarmee zij worden geconfronteerd;

5.

effectief schoolleiderschap draagt in belangrijke mate bij tot de totstandkoming van de algehele onderwijs- en leeromgeving door aspiraties te verhogen, leerlingen, ouders en personeel ondersteuning te bieden en aldus de prestaties op een hoger peil te brengen. Het is dan ook van het grootste belang te waarborgen dat schoolleiders de capaciteiten en eigenschappen hebben, of kunnen ontwikkelen, die nodig zijn ter vervulling van de toenemende aantallen taken waarmee zij geconfronteerd worden. Al even belangrijk is het te waarborgen dat schoolleiders niet met administratieve taken overspoeld raken, maar zich kunnen richten op de hoofdzaken, zoals de kwaliteit van het leren, het curriculum, pedagogische kwesties, en de prestaties, de motivatie en de ontwikkeling van het personeel;

6.

onderwijzend personeel, op elk niveau, schoolleiders inbegrepen, zou meer voordeel kunnen halen uit de toegenomen leermobiliteit en netwerkactiviteiten, die immers een belangrijke rol hebben gespeeld in de kwaliteitsverbetering van onderwijs- -en opleidingsstelsels en -instellingen en deze opener, meer naar buiten gericht, toegankelijker en efficiënter hebben gemaakt,

IS HET EENS OVER HET VOLGENDE:

1.

hoe verschillend de onderwijsstelsels in Europa in veel opzichten ook zijn, er is een gedeelde behoefte aan het aantrekken en vasthouden van onderwijzend personeel en schoolleiders van het hoogste niveau om de kwaliteit van de onderwijsresultaten te waarborgen. Het gewenste profiel van toekomstige leerkrachten en schoolleiders bepalen, hen selecteren en hen voorbereiden op de te vervullen taken zijn derhalve zaken die veel zorg en aandacht behoeven;

2.

programma's voor de opleiding en scholing van leerkrachten moeten hoge kwaliteit bieden, empirisch onderbouwd zijn en aan behoeften beantwoorden. Degenen die met het opleiden van leerkrachten en met het opleiden van de opleiders van leerkrachten belast zijn, moeten zelf aan hoge academische eisen beantwoorden, op solide praktijkervaring in het onderwijs kunnen bogen en over de voor goed lesgeven vereiste competenties beschikken. Voorts moet worden getracht te bewerkstelligen dat de instellingen die leerkrachten opleiden effectief samenwerken met beoefenaars van pedagogisch onderzoek in andere instellingen voor hoger onderwijs, enerzijds, en met schoolleiders anderzijds;

3.

van leerkrachten wordt steeds meer gevraagd. Hun taken worden steeds complexer. Zij moeten daarom gedurende hun hele loopbaan, en vooral in hun eerste onderwijsbetrekking, effectieve ondersteuning op persoonlijk en professioneel vlak kunnen krijgen;

4.

in een steeds veranderende wereld en vanuit het concept van een leven lang leren zou de opleiding en ontwikkeling van leerkrachten een coherent continuüm moeten vormen, dat zich uitstrekt over hun initiële opleiding (met een sterke praktische component), hun inductie en hun verdere professionele ontwikkeling. Inspanningen moeten er in het bijzonder op gericht zijn te bewerkstelligen dat:

a)

alle pas gekwalificeerde leerkrachten gedurende de eerste jaren van hun loopbaan voldoende effectieve ondersteuning en begeleiding krijgen;

b)

een reflexieve aanpak wordt bevorderd, waarin zowel pas gekwalificeerde als meer ervaren leerkrachten voortdurend aangemoedigd worden hun werk individueel en collectief te evalueren;

c)

alle leerkrachten regelmatig feedback over hun prestaties krijgen en worden geholpen bij het bepalen van hun behoeften inzake professionele ontwikkeling en het opstellen van een plan om in die behoeften te voorzien;

d)

in het licht van die feedback aan leerkrachten in de onderwijspraktijk gedurende hun volledige loopbaan voldoende mogelijkheden tot actualisering, ontwikkeling en verbreding van hun competenties worden aangeboden en dat zij daartoe aangemoedigd en in staat gesteld worden;

e)

programma's voor de professionele ontwikkeling van leerkrachten toepasselijk, op de behoeften toegesneden, stevig in de praktijk verankerd en aan kwaliteitsborging onderworpen zijn;

f)

leerkrachten en schoolleiders aangemoedigd en in staat gesteld worden om de mogelijkheden van op nationaal en internationaal vlak opgezette uitwisselings- en mobiliteitsregelingen en netwerken te benutten;

g)

leerkrachten en schoolleiders ertoe worden aangemoedigd en in staat worden gesteld deel te nemen aan hogere professionele opleiding en ontwikkeling, pedagogisch onderzoek te beoefenen en gebruik te maken van mogelijkheden om hun kennis van andere professionele sectoren te ontwikkelen;

5.

schoolleiders oefenen een aanzienlijke invloed uit op de algehele leeromgeving, omvattende de motivatie, de prestaties en het moreel van hun personeel, de onderwijspraktijken en de attitudes en aspiraties van leerlingen en ouders; schoolleiders moeten dan ook gegarandeerd voldoende mogelijkheden krijgen om effectieve leiderschapsvaardigheden te ontwikkelen en te onderhouden. Aan het leiden van leergemeenschappen zijn overal in Europa dezelfde uitdagingen verbonden. Schoolleiders zouden dan ook gebaat zijn bij leren in samenwerking met hun collega's in andere lidstaten, met name door ervaringen en goede praktijken te delen en grensoverschrijdende mogelijkheden tot professionele ontwikkeling te benutten.

VERZOEKT DE LIDSTATEN:

1.

verdere maatregelen te nemen om te waarborgen dat het leraarschap hooggekwalificeerde gegadigden aantrekt en vasthoudt en dat leerkrachten de nodige voorbereiding en ondersteuning krijgen om hun verantwoordelijkheden effectief te kunnen vervullen;

2.

er op passende wijze in te voorzien dat alle nieuwe leerkrachten deelnemen aan een inductieprogramma dat hun gedurende hun eerste jaren in een onderwijsbetrekking ondersteuning op persoonlijk en professioneel vlak biedt;

3.

te voorzien in regelmatige toetsing van de behoeften inzake professionele ontwikkeling van iedere leerkracht afzonderlijk, als bepaald op basis van zelfevaluatie en/of externe evaluatie, en voldoende op het lenigen van die behoeften gerichte mogelijkheden tot permanente professionele ontwikkeling te bieden en daardoor een positieve invloed op de leerresultaten van leerlingen te garanderen;

4.

actief de kansen te propageren die op nationaal en internationaal vlak opgezette uitwisselings- en mobiliteitsregelingen bieden en de deelname aan die regelingen te ondersteunen, teneinde de aantallen leerkrachten en schoolleiders die van die regelingen gebruik maken, aanzienlijk te verhogen;

5.

de aan schoolleiders opgelegde verantwoordelijkheden en de daarbij geboden ondersteuning te bezien, teneinde vooral hun administratieve taken te verlichten zodat zij zich op de totstandbrenging van de algehele onderwijs- en leeromgeving en op het in de hand werken van hogere prestatieniveaus kunnen concentreren;

6.

te waarborgen dat hoge kwaliteit voorhanden is ten behoeve van de ontwikkeling van de kennis, vaardigheden en attitudes die van toekomstige en reeds actieve leerkrachten verlangd worden, alsmede voor de ontwikkeling — bijvoorbeeld door middel van speciale programma's — van de kennis, vaardigheden en attitudes die vereist zijn om effectief schoolleiderschap te kunnen bieden,

VERZOEKT DE COMMISSIE:

1.

Europese beleidssamenwerking op de gebieden initiële opleiding van leerkrachten, permanente professionele ontwikkeling en schoolleiderschap te versterken en te ondersteunen, met name door platforms en peer learning-activiteiten te realiseren voor het uitwisselen van kennis, ervaringen en expertise onder beleidsmakers en onderwijsgevenden;

2.

beleidsmakers praktische informatie te verstrekken over het ontwikkelen van gestructureerde inductieprogramma's voor alle nieuwe leerkrachten, evenals voorbeelden van maatregelen die ter aanvulling of verbetering van dergelijke programma's kunnen worden genomen;

3.

een veelvuldiger deelname te propageren en te ondersteunen van leerkrachten, schoolleiders en opleiders van leerkrachten aan transnationale mobiliteitsbevorderende regelingen, partnerschappen en projecten uit hoofde van communautaire programma's, en met name het programma Een leven lang leren;

4.

een studie te verrichten naar de in de lidstaten bestaande regelingen voor het selecteren, aanwerven en opleiden van opleiders van leerkrachten;

5.

een compendium aan te bieden van leerkrachtencompetenties in de lidstaten, vergezeld van peer-learningactiviteiten op dit gebied;

6.

de verdere ontwikkeling te steunen van een wetenschappelijke onderbouwing van leraarschap en schoolleiderschap, mede door middel van samenwerking met internationale organisaties.

7.

de Raad aan de hand van bestaande rapporteringsmechanismen zo spoedig mogelijk in kennis te stellen van maatregelen die door de lidstaten en in de context van Europese samenwerking zijn genomen om gevolg te geven aan diens conclusies van november 2007 betreffende de verbetering van de kwaliteit van de lerarenopleiding en van november 2008 over een agenda voor Europese samenwerking op schoolgebied, wat de professionele ontwikkeling van leerkrachten en schoolleiders betreft.


(1)  Onderwijs en beroepsopleidingen voor onderwijsgevenden en opleiders verbeteren — SN 100/1/00 REV 1.

(2)  PB C 142 van 14.6.2002.

(3)  PB C 163 van 9.7.2002.

(4)  6905/04.

(5)  Bijlagen I en II bij doc. 12414/07 ADD 1.

(6)  PB C 79 van 1.4.2006.

(7)  PB C 298 van 8.12.2006.

(8)  PB L 327 van 24.11.2006.

(9)  PB L 394 van 30.12.2006.

(10)  PB C 311 van 21.12.2007.

(11)  PB C 320 van 16.12.2008.

(12)  PB C 119 van 28.5.2009.

(13)  PB C 300 van 12.12.2007.

(14)  PB C 319 van 13.12.2008.

(15)  In het kader van deze conclusies wordt onder leerkracht verstaan: eenieder die overeenkomstig de wetgeving en praktijk van een lidstaat erkend wordt als hebbende de status van leerkracht (of een gelijkwaardige status). Deze definitie heeft betrekking op de specifieke situatie van leerkrachten en opleiders in beroepsonderwijs en beroepsopleiding. Personen die buiten de formele onderwijs- en opleidingsstelsels zijn tewerkgesteld, vallen er niet onder wegens de andere aard en context van hun taken.

(16)  Met „inductie” wordt hier bedoeld een gestructureerd ondersteuningsprogramma dat beginnende leerkrachten aangeboden krijgen na beëindiging van het formele programma van hun initiële beroepsopleiding, meteen bij de aanvang hun eerste betrekking als leerkracht op een school.


12.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 302/10


Ontwerp-conclusies van 1 december 2009 van de Raad over innovatieve stimuli voor effectieve antibiotica

2009/C 302/05

NB: In dit document worden onder „antibiotica” medicijnen begrepen die hetzij synthetisch, hetzij op natuurlijke wijze worden geproduceerd om bacteriën te doden of hun groei te remmen, alsmede die met alternatieve werkingsmechanismen, bv. invloed op de bacteriële virulentie. In dit verband moet ook rekening worden gehouden met alternatieve methoden voor preventie en bestrijding van infecties.

1.

MEMOREERT de communautaire strategie tegen antimicrobiële resistentie (COM(2001) 0333);

2.

MEMOREERT de Aanbeveling van de Raad van 15 november 2001 betreffende het verstandig gebruik van antimicrobiële stoffen in de menselijke geneeskunde (1);

3.

MEMOREERT de conclusies van de Raad over antimicrobiële resistentie van 10 juni 2008 (2);

4.

MEMOREERT de Aanbeveling van de Raad van 9 juni 2009 betreffende patiëntveiligheid, met inbegrip van de preventie en bestrijding van zorginfecties (3);

5.

MEMOREERT het verslag van de Wereldgezondheidsorganisatie (2004), getiteld „Priority Medicines for Europe and the World” (4);

6.

MEMOREERT het door het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) en het Europees Geneesmiddelenbureau (EMEA) gezamenlijk uitgebrachte technisch rapport (2009), getiteld „The bacterial challenge: time to react” over de kloof tussen de incidentie van infecties die zijn veroorzaakt door multidrugresistente bacteriën en de ontwikkeling van nieuwe antibiotica (5).

7.

ONDERKENT dat de verspreiding van antibioticaresistentie een ernstig veiligheidsrisico voor de mondiale volksgezondheid vormt waartegen op alle niveaus moet worden opgetreden. De ziektelast in verband met bacteriën die resistent zijn tegen antibiotica en niet effectief met eerstelijns- en zelfs niet met tweedelijnsgeneesmiddelen te bestrijden zijn, neemt wereldwijd in hoog tempo toe;

8.

ONDERKENT dat antibioticaresistentie de uiteindelijke consequentie zou kunnen zijn van verschillende tekortkomingen in de gezondheidszorg en de veehouderij, die onder meer te maken hebben met de preventie, de beheersing en de behandeling van infecties;

9.

ONDERKENT dat toegang tot effectieve en rationeel gebruikte antibiotica essentieel is om zowel in ontwikkelde als in ontwikkelingslanden een hoog peil van volksgezondheid en effectieve gezondheidszorg te waarborgen. Zonder toegang tot effectieve antibiotica kunnen gewone infectieziekten opnieuw levensbedreigend worden en zullen tal van medische en therapeutische toepassingen, zoals kankerbehandelingen en transplantaties, hoge risico's meebrengen;

10.

ONDERKENT dat een breed scala aan maatregelen nodig is om de thans beschikbare antibiotica zo lang mogelijk effectief te houden, zoals effectieve vaccins om infecties te voorkomen, nieuwe diagnosemethoden en voorlichting van publiek, gezondheidswerkers en dierenartsen over het belang van rationeel antibioticagebruik om de verspreiding van antibioticaresistentie bij mens en dier te voorkomen;

11.

ONDERKENT dat het uittrekken van voldoende middelen voor de preventie en bestrijding van antibioticaresistentie en zorginfecties een kosteneffectieve strategie is die bijdraagt tot de financiële houdbaarheid van de gezondheidszorg en voor permanente kwaliteitsverbetering en grotere patiëntveiligheid zorgt;

12.

ONDERKENT dat het onderzoek naar en de ontwikkeling van nieuwe effectieve antibiotica sterk zijn afgenomen en naar verwacht onvoldoende nieuwe therapeutische alternatieven zullen opleveren om de medische behoeften van de komende vijf à tien jaar te lenigen. Er is derhalve dringend behoefte aan stimulering van onderzoek naar en ontwikkeling van nieuwe antibiotica, vooral daar waar de behoefte het grootst is;

13.

VERWELKOMT het resultaat van de conferentie die op 17 september 2009 onder het motto Innovative Incentives for Effective Antibacterials in Stockholm is gehouden, en waar waardevolle suggesties zijn gedaan voor nadere maatregelen om onderzoek naar en ontwikkeling van nieuwe effectieve antibacteriële geneesmiddelen en methodes te propageren;

14.   ROEPT DE LIDSTATEN ERTOE op:

strategieën te ontwikken en toe te passen om publiek en gezondheidswerkers bewust te maken van de gevaren van antibioticaresistentie en van de maatregelen die daartegen kunnen worden ingezet;

ervoor te zorgen dat geïntegreerde strategieën worden uitgestippeld en toegepast om de gevolgen van de ontwikkeling en verspreiding van antibioticaresistentie en zorginfecties en de gevolgen daarvan te beperken, zorginstellingen ertoe aan te moedigen in structuren te voorzien, en te zorgen voor effectieve coördinatie van programma's voor diagnose, antibioticastewardship en infectiebestrijding;

alle opties ter stimulering van onderzoek naar en ontwikkeling van nieuwe effectieve antibiotica in de wetenschappelijke en de farmaceutische sector te herzien en te bestuderen, rekening houdend met de situatie van het midden- en kleinbedrijf. Die opties en methodes kunnen kosteneffectieve pushmechanismen omvatten, teneinde knelpunten in de eerste fasen van onderzoek en ontwikkeling van nieuwe antibiotica te voorkomen, alsmede pullmechanismen om de succesvolle introductie van nieuwe producten te bevorderen;

15.   ROEPT DE LIDSTATEN EN DE COMMISSIE ERTOE op:

het delen van onderzoeksinfrastructuur, het aanwerven van onderzoekers, het stimuleren en ondersteunen van mondiale samenwerking inzake onderzoek, het breder verspreiden van onderzoeksresultaten en kennis via informatie-uitwisseling en het in overweging nemen van bestaande en nieuwe financiële instrumenten te ondersteunen;

manieren te bestuderen om publiek-private partnerschappen tussen bedrijfsleven, universiteiten, non-profitorganisaties en de gezondheidszorg verder te bevorderen, teneinde het onderzoek naar nieuwe antibiotica, strategieën voor het gebruik van thans beschikbare antibiotica en diagnosemethoden te faciliteren;

binnen het wettelijke kader voor de marktvergunning voor medicijnen, de ontwikkeling van nieuwe antibiotica waaraan een specifieke medische behoefte bestaat, en waarvoor de aanvrager op objectieve gronden slechts beperkte klinische gegevens kan verstrekken, te faciliteren, en nieuwe methoden voor het beoordelen van de veiligheid en doelmatigheid, zoals het gebruik van preklinische beoordelingsinstrumenten en de analyse van farmacokinetische gegevens, ten volle te benutten;

na te gaan welke regelgevende instrumenten bevorderlijk zijn voor een snelle goedkeuring van nieuwe antibiotica waaraan een specifieke medische behoefte bestaat, en daartoe met de bijstand van het Europees Geneesmiddelenbureau en de bevoegde nationale autoriteiten continu wetenschappelijk advies te verlenen, onder meer adequate strategieën voor de follow-up van veiligheidsonderzoek na toelating, met de nadruk op de veiligheidsaspecten, met inbegrip van de monitoring van antibioticaresistentie;

te bestuderen hoe effectieve antibiotica op de markt kunnen worden gehouden;

de ontwikkeling van nieuwe effectieve antibiotica te faciliteren en tegelijkertijd te zorgen voor de preventie van zorg- en andere infecties, en het rationeel gebruik van bestaande geneesmiddelen te stimuleren;

bij alle genomen maatregelen in te staan voor goede coördinatie tussen de diverse belanghebbenden in de betrokken sectoren, bijv. gezondheidszorg, de financiële, de economische en de juridische sector, en de onderzoekswereld;

16.   ROEPT DE COMMISSIE ERTOE op:

binnen 24 maanden een uitvoerig actieplan op te stellen met concrete voorstellen voor stimulansen om nieuwe antibiotica te ontwikkelen, met inbegrip van manieren om het rationeel gebruik daarvan veilig te stellen; en ervoor te zorgen dat in deze voorstellen rekening wordt gehouden met de economische gevolgen van de financiële houdbaarheid van de gezondheidszorgstelsels;

te bezien of de ervaring met betrekking tot passende procedures die is opgedaan met eerdere EU-wetgeving op specifieke gebieden als weesgeneesmiddelen en geneesmiddelen voor pediatrisch gebruik kan worden benut om de ontwikkeling te stimuleren van nieuwe antibiotica waaraan een bijzondere medische behoefte bestaat;

zicht te houden op en regelmatig aan de Raad te rapporteren over de behoefte in de gezondheidszorg aan nieuwe antibiotica, uitgaande van het ontstaan van antibioticaresistentie, de karakterisering van nieuwe resistente pathogenen en nieuwe antibacteriële geneesmiddelen en andere in de ontwikkelingsfase verkerende methoden voor behandeling en preventie van infectieziekten, en in voorkomend geval nieuwe maatregelen voor te stellen.


(1)  PB L 34 van 5.2.2002, blz. 13.

(2)  9637/08.

(3)  PB C 151 van 3.7.2009, blz. 1.

(4)  http://whqlibdoc.who.int/hq/2004/WHO_EDM_PAR_2004.7.pdf

(5)  http://www.nelm.nhs.uk/en/NeLM-Area/News/2009September/17/ECDCEMEA-joint-technical-report-The-bacterial-challengetime-to-react/


12.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 302/12


Conclusies van de Raad van 1 december 2009 betreffende veilige en efficiënte gezondheidszorg door middel van e-gezondheidszorg

2009/C 302/06

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

1.

BRENGT IN HERINNERING dat volgens artikel 152 van het Verdrag bij de bepaling en de uitvoering van elk beleid en elk optreden van de Gemeenschap een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid wordt verzekerd, dat de Gemeenschap samenwerking tussen de lidstaten op de in dit artikel bedoelde gebieden aanmoedigt en, zo nodig, hun optreden steunt. Bij elk optreden van de Gemeenschap zal de verantwoordelijkheid van de lidstaten om gezondheidszorg te organiseren en te verstrekken volledig gerespecteerd worden;

2.

MEMOREERT dat een van de doelstellingen van de gezondheidsstrategie van de Gemeenschap (2008-2013) (1) het steunen van dynamische gezondheidsstelsels en nieuwe technologieën is, en erkent dat nieuwe technologieën ziektepreventie, diagnose en behandeling kunnen verbeteren, de veiligheid van de patiënt kunnen vergroten, en de coördinatie tussen de gezondheidsstelsels en het gebruik van middelen en de houdbaarheid kunnen verbeteren.

3.

MEMOREERT dat de vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie tijdens de eHealth-ministersconferentie in Praag (20 februari 2009) (2) een verklaring hebben afgelegd waarin gewezen wordt op het belang van e-gezondheid voor een veiligere en efficiëntere gezondheidssector, opgeroepen wordt tot het opbouwen van een e-gezondheidssector voor de Europese burger en het initiëren van gecoördineerde optredens en governance op het gebied van e-gezondheid;

4.

WIJST OP de initiatieven van de Europese Unie voor e-gezondheid, waaronder

a)

e-gezondheidszorg — Naar een betere gezondheidszorg voor de Europese burgers: een actieplan voor een Europese e-gezondheidszorgruimte (3);

b)

de conclusies van de Raad over e-gezondheidszorg (4) van 27 mei 2004;

c)

de mededeling van de Commissie „Een Europees initiatief voor leidende markten” (5), met speciale aandacht voor de noodzaak om de obstakels van de marktfragmentering en het gebrek aan interoperabiliteit van e-gezondheidsstelsels weg te werken en zo de ontwikkeling van de markt te versnellen;

d)

de aanbeveling van de Commissie inzake grensoverschrijdende interoperabiliteit van systemen voor elektronische medische dossiers (6);

e)

de mededeling over telegeneeskunde in het belang van patiënten, gezondheidszorgstelsels en de economie (7);

5.

VERHEUGT ZICH over de recente samenwerking tussen een aantal lidstaten:

a)

in het grootschalige proefproject epSOS (8) voor een betere grensoverschrijdende interoperabiliteit tussen samenvattingen van elektronische medische dossiers en elektronische recepten, en in het thematische netwerk Calliope (9) voor het uitstippelen van een routekaart voor interoperabiliteit in de e-gezondheidszorg in Europa en het creëren van de noodzakelijke consensus voor de uitvoering;

b)

op het gebied van standaardisering in de e-gezondheidszorg in het verlengde van mandaat 403 voor e-gezondheidszorg van de Europese Commissie (10);

6.

IS INGENOMEN met het rapport over e-gezondheidszorg voor een gezonder Europa (11) dat het Zweedse voorzitterschap heeft gepresenteerd op de informele bijeenkomst van de ministers van Volksgezondheid op 6 en 7 juli 2009 in Jönköping, dat als voorbeeld kan dienen voor de manier waarop politieke doelstellingen voor de zorg via e-zorginvesteringen verwezenlijkt kunnen worden;

7.

ZIET het belang van e-gezondheidszorg IN als instrument om de kwaliteit en de veiligheid van de patiënt te verbeteren, de nationale gezondheidsstelsels te moderniseren, efficiënter en voor iedereen meer toegankelijk te maken, en beter aangepast aan de individuele behoeften van de patiënten en de gezondheidswerkers en de uitdagingen van een vergrijzende samenleving;

8.

ERKENT dat er meer politiek leiderschap nodig is om de e-gezondheidszorg in het zorgbeleid te integreren en op basis van de behoeften in de zorgsector e-zorgdiensten te ontwikkelen;

9.

ROEPT de lidstaten OP initiatieven te ontplooien en uit te voeren om e-zorgdiensten te gebruiken voor, met name

1)

de politieke en strategische inzet van e-gezondheidszorg als een van de belangrijkste instrumenten ter verbetering van kwaliteit, toegang en veiligheid in de zorg, door

a)

e-gezondheidszorg te plaatsen in de context van de programma's voor de hervorming van de zorg en de invoering te overwegen van speciale financiële stimulansen voor de toepassing ervan;

b)

op gecoördineerde wijze de hinderpalen voor het toepassen van e-zorgdiensten weg te nemen;

2)

het opbouwen van het vertrouwen in en de acceptatie van e-zorgdiensten, door

a)

de strengste normen te hanteren voor de veiligheid van de patiënt, gegevensbescherming en privacy;

b)

bewustzijn, vertrouwen en acceptatie bij gezondheidsinstanties, zorgwerkers, patiënten en hun naasten te bevorderen;

c)

voor patiënten en zorgwerkers de behoeften adequaat in kaart te brengen en voor goede opleidingen te zorgen;

3)

juridische duidelijkheid en de bescherming van gezondheidsgegevens, door

a)

de huidige bepalingen voor vergunningverlening, erkenning en regulering van e-zorgdiensten te bestuderen en adviezen voor verbetering te geven;

b)

de huidige praktijken voor identificatie en authenticatie van zorgpersoneel dat toegang heeft tot persoonlijke gezondheidsgegevens en deze gebruikt, te bestuderen;

c)

de wettelijke belemmeringen voor een veilige uitwisseling van medische gegevens over de grens aan te pakken, met inachtneming van de bescherming van gezondheidsgegevens en de persoonlijke integriteit van de patiënt, en deze dus het recht verlenen toestemming te geven om zijn medische gegevens te gebruiken;

4)

het oplossen van technische problemen en faciliteren van de ontwikkeling van de markt, door

a)

ervoor te zorgen dat in de nationale, regionale en lokale gezondheidsstrategieën en investeringsplannen rekening wordt gehouden met de interoperabiliteit van e-zorgdiensten, over de organisatorische en nationale grenzen heen;

b)

te zorgen voor de aanneming en toepassing van gemeenschappelijke medische termen en technische normen, met name voor medische gegevens die tussen lidstaten uitgewisseld worden;

c)

volledig conform de bestaande wetgeving, openbare aanbestedingen te gebruiken voor de uitvoering van interoperabele e-zorgdiensten;

10.

ROEPT de Commissie OP:

1)

het Europees actieplan voor e-gezondheidszorg te actualiseren;

2)

een rapport voor te leggen over de ontwikkeling van het beleid en optreden van de EU in verband met elektronisch identificatiebeheer op aanverwante gebieden teneinde de mogelijke synergieën te baat te nemen;

3)

op gezette tijden een evaluatie uit te voeren van de voordelen en kostenefficiëntie van het gebruik van de verschillende e-zorgdiensten, voortbouwend op de in de EU en de lidstaten verworven kennis;

11.

ROEPT de lidstaten en de Commissie OP:

1)

te profiteren van het politieke elan dat is gecreëerd door de informele vergaderingen van de staatssecretarissen en gelijkwaardige functies teneinde, via het door een lidstaat geleide meest efficiënte en geschikte mechanisme op hoog niveau, de governance, coördinatie en consolidatie van de lopende activiteiten inzake e-gezondheidszorg te ontwikkelen, in overleg met de Europese Commissie, teneinde e-gezondheidszorg te verbreiden en het feitelijke gebruik van e-zorgdiensten in en tussen de nationale gezondheidsstelsels te stimuleren;

2)

ervoor te zorgen dat dit mechanisme vooral bedoeld is om:

a)

groepen, projecten en instellingen op EU-niveau bijeen te brengen en te coördineren;

b)

te bevorderen dat e-gezondheidszorg beter aansluit bij de gezondheidsstrategieën en behoeften van de EU en de lidstaten door de nationale gezondheidsinstanties er rechtstreeks bij te betrekken;

c)

wetenschappelijke gegevens te verspreiden over de kostenefficiëntie en sociaaleconomische voordelen van e-zorgdiensten, gebaseerd op nationaal en communautair onderzoek;

d)

regelmatig verslag uit te brengen in de relevante Raadszitting;

3)

dit mechanisme met name toe te passen op de volgende punten:

a)

samenwerken om de gemeenschappelijke kwesties en uitdagingen aan te pakken, en e-zorgdiensten uitwerken om de doelen op gezondheidsgebied te bereiken;

b)

de lidstaten steunen bij het uittekenen van een routekaart, ook bij besluitvorming en richtsnoeren voor inzet, acceptatie en gebruik van e-zorgdiensten;

c)

samenwerken met belanghebbenden, met name patiënten en zorgpersoneel, zodat e-zorgdiensten en -instrumenten voldoen aan de klinische behoeften en de algemene doelstellingen van de zorgstelsels.


(1)  Witboek „Samen werken aan gezondheid: een EU-strategie voor 2008-2013” (COM(2007) 630).

(2)  http://www.ehealth2009.cz/Pages/108-Prague-Declaration.html

(3)  COM(2004) 356.

(4)  9628/04.

(5)  COM(2007) 860.

(6)  COM(2008) 3282.

(7)  COM(2008) 689.

(8)  „Smart Open Services for European Patients”, gecofinancierd door de EG in het kader van het programma voor concurrentievermogen en innovatie (CIP) ICT PSP: http://www.epsos.eu

(9)  „Call for Interoperability”, gecofinancierd door de EG in het kader van CIP ICT PSP: http://www.calliope-network.eu

(10)  Mandaat voor standaarden in de interoperabiliteit in de e-gezondheidssector (M/403): http://www.ehealth-interop.nen.nl

(11)  E-gezondheidszorg voor een gezonder Europa — Kansen voor een beter gebruik van de middelen: http://www.se2009.eu


12.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 302/15


Ontwerp-conclusies van de Raad van 1 december 2009 over alcohol en gezondheid

2009/C 302/07

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

1.   HERINNERT AAN:

artikel 152 van het Verdrag, waarin staat dat bij de bepaling en de uitvoering van elk beleid en elk optreden van de Gemeenschap een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid wordt verzekerd en dat het optreden van de Gemeenschap een aanvulling vormt op het nationale beleid;

de mededeling van de Commissie over de gezondheidsstrategie van de Europese Gemeenschap (1);

de aanbeveling van de Raad betreffende alcoholgebruik door jongeren (2) waarin de Commissie wordt verzocht, in samenwerking met de lidstaten, ten volle gebruik te maken van alle communautaire beleidsvormen om de door de aanbeveling bestreken kwesties aan te pakken, met name de vaststelling, op nationaal en Europees niveau, van alomvattende gezondheidsbevorderende maatregelen met betrekking tot alcohol;

de conclusies van de Raad van 5 juni 2001 over een strategie van de Gemeenschap ter beperking van aan alcohol gerelateerde schade (3), wederom geformuleerd in conclusies van de Raad van 2004 (4);

de steun van de Raad (5) voor de mededeling van de Commissie over een EU-strategie ter ondersteuning van de lidstaten bij het beperken van aan alcohol gerelateerde schade (6), met inbegrip van de prioritaire thema’s en maatregelen daarvan en het verzoek aan de Commissie om met ingang van 2008 op gezette tijden verslag te doen van de vooruitgang die op communautair en nationaal niveau is geboekt;

het feit dat het Europese Hof van Justitie herhaaldelijk heeft verklaard dat onder de belangen die door artikel 30 van het Verdrag worden beschermd, de volksgezondheid de eerste plaats inneemt, en dat het aan de lidstaten staat om binnen de door het Verdrag gestelde grenzen te beslissen op welk niveau zij de bescherming ervan door middel van nationale beleidsmaatregelen en wetgeving willen waarborgen (7);

het in 1995 door alle EU-lidstaten goedgekeurde Europees Alcoholhandvest van de WGO, met name het ethische principe dat alle kinderen en adolescenten het recht hebben om in een omgeving op te groeien die beschermd is tegen de negatieve gevolgen van alcoholgebruik en, voor zover mogelijk, tegen promotie van alcoholhoudende drank;

de werkzaamheden in het kader van de resolutie van de Wereldgezondheidsvergadering betreffende strategieën tot beperking van schadelijk alcoholgebruik (WHA61.4), waarin de directeur-generaal van de Wereldgezondheidsorganisatie wordt verzocht een ontwerp op te stellen van een mondiale strategie tot beperking van schadelijk alcoholgebruik, als onderdeel van de documenten voor de 126e vergadering van de Uitvoerende Raad in januari 2010.

2.   HERHAALT

dat de hoofdverantwoordelijkheid voor het nationale alcoholbeleid bij de lidstaten ligt en dat de Commissie via de alcoholstrategie van de Europese Unie het nationale volksgezondheidsbeleid verder kan ondersteunen en aanvullen;

dat schadelijk en gevaarlijk alcoholgebruik na roken en hoge bloeddruk de op twee na belangrijkste risicofactor is voor gezondheidsproblemen en vroegtijdig overlijden in de EU (8);

dat vele communautaire beleidsmaatregelen een gunstig of ongunstig gezondheidseffect kunnen hebben en dat het van belang is aandacht te hebben voor de gevolgen die de besluitvorming in alle sectoren kan hebben voor de gezondheid;

3.   MERKT OP

dat het niveau van alcoholgerelateerde schade, vooral onder kwetsbare mensen, in het wegverkeer en op het werk nog steeds hoog is in de lidstaten, dat naar schatting 15 % van de volwassen bevolking van de EU regelmatig zoveel drinkt dat het schadelijk is voor de gezondheid, dat tussen vijf en negen miljoen kinderen in gezinnen in de EU lijden onder de negatieve effecten van alcohol, dat schadelijk en gevaarlijk alcoholgebruik elk jaar een causale rol speelt in ongeveer 16 % van de gevallen van kindermishandeling en kinderverwaarlozing, en dat naar schatting 60 000 gevallen van ondergewicht bij pasgeborenen toegeschreven kunnen worden aan schadelijk en gevaarlijk alcoholgebruik (9)  (10);

dat de gevolgen van schadelijk alcoholgebruik voor beide geslachten ernstiger zijn in de jongere leeftijdsgroepen. Meer dan 10 % van de mortaliteit bij vrouwen en rond 25 % van de mortaliteit bij mannen in de leeftijdsklasse 15-29 jaar houdt verband met gevaarlijk alcoholgebruik (11), terwijl voorts schadelijk alcoholgebruik door kinderen en adolescenten ook negatieve gevolgen heeft voor hun onderwijsprestaties;

dat aan alcohol gerelateerde kwesties ook relevant zijn voor de Gemeenschap vanwege grensoverschrijdende aspecten en de negatieve effecten op zowel de economische en sociale ontwikkeling als de volksgezondheid;

dat alcoholreclame, tezamen met de invloed van andere relevante factoren, zoals de rol van het gezin en de sociale omgeving, de kans vergroot dat kinderen en adolescenten alcohol gaan gebruiken, en meer zullen drinken indien zij reeds gebruiker zijn (12);

dat alcohol in de hele EU tussen 1996 en 2004 betaalbaarder geworden is (13), en dat een goed uitgekiend nationaal prijsbeleid voor alcohol, vooral in combinatie met andere preventiemaatregelen, een invloed kan hebben op het niveau van schadelijk en gevaarlijk alcoholgebruik en daaraan gerelateerde schade, met name onder jongeren (14);

dat voor een bepaald niveau van alcoholgebruik bij armere bevolkingsgroepen verhoudingsgewijs soms veel meer alcoholschade wordt vastgesteld, wat bijdraagt tot gezondheidsongelijkheid tussen bevolkingsgroepen en tot gezondheidsverschillen tussen de lidstaten (15);

dat oudere volwassenen (van 60 jaar of ouder) gevoeliger zijn voor de effecten van schadelijk alcoholgebruik dan andere volwassenen en dat de laatste tien jaar onder oudere volwassenen een duidelijke stijging van alcoholgerelateerde overlijdens waar te nemen valt, en het sterftecijfer in sommige gevallen meer dan verdubbeld is (16);

dat er een verband is tussen schadelijk alcoholgebruik en overdraagbare ziekten zoals hiv/aids, tuberculose (tb) en de gezondheid van moeders (17);

dat het Regionaal Overleg van de WGO in Europa (18) als zeer belangrijk heeft aangemerkt dat er middelen voorhanden zijn om beleid uit te voeren en om een adequate behandeling te verstrekken aan personen die dat nodig hebben.

4.   IS VAN OORDEEL:

dat de alcoholstrategie van de EU uitgaat van het bestaan van per lidstaat uiteenlopende culturele gewoonten ten aanzien van alcoholgebruik en dat bij het nemen van maatregelen derhalve met het resultaat van de nationale effectbeoordelingen rekening moet worden gehouden (19);

dat counseling en ondersteuning beschikbaar moeten zijn voor kinderen, adolescenten en jongeren en/of gezinnen die te maken hebben met alcoholgerelateerde schade;

dat de leeftijdsklasse 60 jaar en ouder moet worden opgenomen in de bestaande informatiesystemen in de EU-lidstaten en op EU-niveau;

dat de gedragspatronen van zowel mannen als vrouwen in verschillende leeftijdsklassen moeten worden bestudeerd teneinde alcoholpreventiemaatregelen beter op de doelgroep toe te snijden, zodat de diverse soorten risico's adequaat worden aangepakt;

dat op sociale determinanten gebaseerde gezondheidsongelijkheid een sterke causale wisselwerking vertoont met onder meer de factor alcoholgebruik. Schadelijk alcoholgebruik is op zichzelf een bekende risicofactor of causale factor voor bepaalde overdraagbare en niet-overdraagbare ziekten en is van invloed op de gezondheid van de beroepsbevolking.

5.   VERZOEKT DE LIDSTATEN OM

de goede praktijken toe te passen die in de alcoholstrategie van de EU genoemd worden en gebruik te maken van de gegevens inzake effectief gebleken maatregelen om alcoholgerelateerde schade terug te dringen, rekening houdend met de vijf vastgestelde prioritaire thema’s: jongeren, kinderen en ongeborenen beschermen; verwondingen en sterfgevallen als gevolg van alcoholgerelateerde verkeersongevallen terugdringen; alcoholgerelateerde schade bij volwassenen voorkomen en de negatieve impact op de werkplek te verminderen; zorgen voor voorlichting, opvoeding en bewustmaking met betrekking tot de gevolgen van schadelijk en gevaarlijk alcoholgebruik; en op EU-niveau een gemeenschappelijke, wetenschappelijk onderbouwde gegevensbasis ontwikkelen en onderhouden;

een sectoroverstijgende aanpak te bevorderen en in coördinatie met het op EU-niveau verrichte werk, brede nationale, op de nationale behoeften toegesneden strategieën of actieplannen te versterken of te ontwikkelen, naar gelang van het geval, en in 2011 aan de Commissie te rapporteren over de ontwikkelingen en resultaten;

gebruik te maken van de meest effectieve maatregelen om op nationaal niveau voor regulering en handhaving inzake alcoholbeleid te zorgen;

zich te beraden op de rol van het prijsbeleid, zoals voorschriften betreffende „happy hours”, bijzondere heffingen op mengdranken en gratis aangeboden drankjes, als effectief onderdeel van het instrumentarium voor het beperken van alcoholgerelateerde schade, vooral in combinatie met andere preventiemaatregelen, en het effect van dat beleid te evalueren;

het welzijn van de vergrijzende bevolking in de EU, inclusief de effecten van schadelijk alcoholgebruik op gezond en waardig ouder worden, op EU-niveau in beschouwing te nemen, en gezondheidswerkers, mantelzorgers, en oudere burgers beter bewust te maken van de mogelijke wisselwerking tussen medicatie en alcohol.

6.   VERZOEKT DE LIDSTATEN EN DE COMMISSIE

een op de volksgezondheid gebaseerd alcoholbeleid in de aanloop naar 2012 hoog op de agenda te houden teneinde op EU-niveau tot houdbare langetermijnafspraken ter beperking van alcoholgerelateerde schade te komen, en de prioriteiten te bezien voor de volgende fase van het werk waarmee de Commissie de lidstaten ondersteunt bij het beperken van alcoholgerelateerde schade in de EU;

effectieve maatregelen om de gevolgen van schadelijk alcoholgebruik voor de gezondheid en de samenleving tot een minimum te beperken, op grotere schaal in kaart te brengen, te verspreiden en te monitoren;

wetenschappelijk onderbouwde voorbeelden van preventieve programma's ter beperking van alcoholgerelateerde schade tijdens de zwangerschap en in het wegverkeer op grotere schaal te ontwikkelen en te verspreiden;

het terugdringen van gezondheidsongelijkheid tot beleidsprioriteit te bestempelen en te erkennen dat die ongelijkheid moet worden teruggedrongen via zowel op de samenleving als op doelgroepen gerichte maatregelen inzake alcoholpreventie, rekening houdend met sociale determinanten;

actoren in de productie en distributie van alcoholhoudende dranken ertoe te bewegen zich proactief bezig te houden met de handhaving van regulerende maatregelen, zodat hun producten op verantwoorde wijze vervaardigd, verspreid en bij het publiek aangeprezen worden, en aldus alcoholgerelateerde schade helpen verminderen; voorts te bezien hoe de uitvoering van de bestaande nationale en communautaire voorschriften betreffende alcoholreclame kan worden verbeterd, teneinde kinderen en adolescenten in de mate van het mogelijke tegen blootstelling aan alcoholreclame te beschermen;

ervoor te zorgen dat, indien er normen en gedragscodes inzake zelfregulering gelden, deze in samenwerking met gezondheidsbevorderende entiteiten worden ontwikkeld, uitgevoerd en gemonitord;

in de bestaande informatiesystemen wetenschappelijke gegevens over alcoholgebruik en door schadelijk alcoholgebruik veroorzaakte schade in de leeftijdsklasse 60 jaar en ouder op te nemen;

het onderzoek naar verbanden tussen schadelijk alcoholgebruik en besmettelijke ziekten als hiv/aids en tb te intensiveren;

procedures te ontwikkelen en toe te passen waarmee binnen de eerstelijns-, de ouderen- en de schoolgezondheidszorg problemen in een vroeg stadium kunnen worden opgespoord en snel aangepakt;

initiatieven aan te moedigen die, als onderdeel van de holistische aanpak als beoogd in het concept „de gezondheidsbevorderende school”, de gevolgen van schadelijk alcoholgebruik voor gezondheid en sociaal welzijn onder de aandacht brengen;

te bezien hoe de consument het best voorgelicht en opgevoed kan worden, bijvoorbeeld te onderzoeken hoe alcoholetikettering consumenten kan helpen hun eigen consumptie te beoordelen of hen over gezondheidsrisico's te informeren;

deze conclusies in aanmerking te nemen bij het ontwikkelen van de strategie voor het Oostzeegebied van de Europese Unie en het ondersteunen van de uitvoering van die strategie.

7.   VERZOEKT DE COMMISSIE

door te gaan met het verlenen van krachtige steun aan de lidstaten bij het ontwikkelen van een veelomvattend, effectief en doorgedreven nationaal alcoholbeleid;

het nodige te doen opdat de beoogde beperking van aan de samenleving en de gezondheid toegebrachte alcoholgerelateerde schade wordt meegenomen bij het bepalen en toepassen van communautair beleid en activiteiten op alle relevante gebieden;

in voorkomend geval verdere stappen te overwegen om kinderen, adolescenten en jongeren te beschermen tegen alcoholgerelateerde schade, en in het bijzonder alcoholgebruik onder minderjarigen, comazuipen, blootstelling aan alcoholreclame en de schade aan kinderen die in gezinnen met alcoholproblemen opgroeien, terug te dringen;

in samenwerking met de lidstaten kennis op te bouwen over de huidige grensoverschrijdende problemen in de EU die worden veroorzaakt door illegale handel in, grensoverschrijdende reclame voor en verschillen in de kleinhandelsprijzen van alcoholische dranken;

kennis op te bouwen inzake de impact van alcohol op de werkplek en over de aanpak van schadelijk alcoholgebruik in het bredere kader van letsel- en ziektepreventie en gezondheidsbevordering;

uiterlijk in 2012 aan de Raad te rapporteren over de vorderingen en de resultaten van het door de Commissie verrichte werk en de door de lidstaten gemelde activiteiten;

prioriteiten vast te stellen voor de volgende fase van het door de Commissie te verrichten werk inzake alcohol en gezondheid na afloop van de huidige strategie in 2012.


(1)  8756/00.

(2)  Aanbeveling 2001/458/EG van de Raad van 5 juni 2001 betreffende alcoholgebruik door jongeren, in het bijzonder kinderen en adolescenten, (PB L 161, 16.6.2001, blz. 38).

(3)  Conclusies van de Raad van 5 juni 2001 betreffende een strategie van de Gemeenschap ter beperking van aan alcohol gerelateerde schade (PB C 175, 20.6.2001, blz. 1).

(4)  Conclusies van de Raad van 1 en 2 juni 2004 over alcohol en jongeren (9881/04).

(5)  Conclusies van de Raad over een EU-strategie ter beperking van aan alcohol gerelateerde schade, 30 november-1 december 2006 (16165/06).

(6)  Mededeling van de Commissie van 24 oktober 2006 (14851/06).

(7)  De zaken Franzen (C-89/95), Heinonen (C-394/97), Gourmet (C-405/98), Catalonia (gevoegde zaken C-1/90 en C-179/90) en „Loi Evin” (C-262/02 en C-429/02).

(8)  Regionaal Bureau voor Europa van de WGO, Alcohol in Europe (2006).

(9)  Alcohol in Europe: A public health perspective, Institute of Alcohol Studies, UK 2006, based on the WHO Global Burden of Disease Study, Rehm et al. 2004 and 2005.

(10)  Alcoholstrategie van de EU, Europese Commissie (2006).

(11)  Alcoholstrategie van de EU, Europese Commissie (2006) en de bijbehorende effectbeoordeling.

(12)  Scientific Opinion of the Science Group of the European Alcohol and Health Forum (2009) and Impact of Alcohol Advertising and Media Exposure on Adolescent Alcohol Use:

A Systematic Review of Longitudinal Studies (2009).

(13)  Source: Eurostat, special calculations Rabinovich L et.al.

(14)  Rabinovich L et al. (2009), The affordability of alcoholic beverages in the EU: understanding the link between alcohol affordability, consumption and harms.

(15)  WHO Commission on the social determinants and Alcohol: Equity and Social Determinants, WHO Background paper for the Global Expert Meeting on Alcohol, Health and Social Development 23 September 2009 (http://www.who.int/social_determinants/final_report/en/index.html)

(16)  Mats H et al., Alcohol consumption among elderly European Union citizens (2009).

(17)  J Rehm et al., Alcohol, Social Development and Infectious Disease (2009).

(18)  Regionaal overleg WGO, 20-23 april 2009 in Kopenhagen http://www.who.int/substance_abuse/activities/globalstrategy/en/index.html

(19)  Mededeling van de Commissie van 24 oktober 2006 (14851/06, pagina 4).


Commissie

12.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 302/19


Wisselkoersen van de euro (1)

11 december 2009

2009/C 302/08

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,4757

JPY

Japanse yen

131,13

DKK

Deense kroon

7,4420

GBP

Pond sterling

0,90515

SEK

Zweedse kroon

10,4490

CHF

Zwitserse frank

1,5125

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

8,4435

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

25,727

EEK

Estlandse kroon

15,6466

HUF

Hongaarse forint

273,12

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,7068

PLN

Poolse zloty

4,1457

RON

Roemeense leu

4,2568

TRY

Turkse lira

2,2058

AUD

Australische dollar

1,6076

CAD

Canadese dollar

1,5481

HKD

Hongkongse dollar

11,4373

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

2,0274

SGD

Singaporese dollar

2,0495

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 718,14

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

11,0255

CNY

Chinese yuan renminbi

10,0755

HRK

Kroatische kuna

7,2810

IDR

Indonesische roepia

13 936,05

MYR

Maleisische ringgit

5,0166

PHP

Filipijnse peso

68,082

RUB

Russische roebel

44,3730

THB

Thaise baht

48,868

BRL

Braziliaanse real

2,5846

MXN

Mexicaanse peso

19,0144

INR

Indiase roepie

68,7100


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

12.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 302/20


Mededeling van de Commissie overeenkomstig artikel 16, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap

Openbaredienstverplichtingen met betrekking tot geregelde luchtdiensten

(Voor de EER relevante tekst)

2009/C 302/09

Lidstaat

Frankrijk

Betrokken luchtroutes

Pointe-à-Pitre–La Désirade

Pointe-à-Pitre–Les Saintes

Pointe-à-Pitre–Marie-Galante

Pointe-à-Pitre–Saint-Barthélemy

Pointe-à-Pitre–Saint-Martin (Grand Case)

Datum waarop de openbaredienstverplichtingen van kracht worden

Opheffing

Adres waarop de tekst van en alle relevante informatie en/of documentatie over de openbaredienstverplichtingen kunnen worden verkregen

Arrêté du 10 novembre 2009 relatif à l’abrogation des obligations de service public imposées sur les services aériens réguliers entre Pointe-à-Pitre, d’une part, et La Désirade, Les Saintes, Marie-Galante, Saint-Martin (Grand Case) et Saint-Barthélemy, d’autre part

NOR: DEVA0926582A

http://www.legifrance.gouv.fr/initRechTexte.do

Voor alle inlichtingen:

Direction Générale de l’Aviation Civile

DTA/SDT/T2

50 rue Henry Farman

75720 Paris Cedex 15

FRANCE

Tel. +33 158094321

E-mail: [email protected]


12.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 302/21


Mededeling van de Commissie overeenkomstig artikel 16, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap

Openbaredienstverplichtingen met betrekking tot geregelde luchtdiensten

(Voor de EER relevante tekst)

2009/C 302/10

Lidstaat

Frankrijk

Betrokken verbindingen

Clermont–Ferrand–Rijsel

Clermont–Ferrand–Marseille

Clermont–Ferrand–Straatsburg

Clermont–Ferrand–Toulouse

Datum van inwerkingtreding van de openbaredienstverplichting

1 januari 2010

Adres waar de tekst en alle relevante informatie en/of documenten met betrekking tot de openbaredienstverplichting kunnen worden verkregen

Besluit van 26 november 2009 inzake het opleggen van een openbaredienstverplichting voor de regelmatige luchtverbindingen tussen Clermont-Ferrand en Rijsel

NOR: DEVA0925650A

Besluit van 26 november 2009 inzake het opleggen van een openbaredienstverplichting voor de regelmatige luchtverbindingen tussen Clermont-Ferrand en Marseille

NOR: DEVA0925656A

Besluit van 26 november 2009 inzake het opleggen van een openbaredienstverplichting voor de regelmatige luchtverbindingen tussen Clermont-Ferrand en Straatsburg

NOR: DEVA0925660A

Besluit van 26 november 2009 inzake het opleggen van een openbaredienstverplichting voor de regelmatige luchtverbindingen tussen Clermont-Ferrand en Toulouse

NOR: DEVA0925664A

http://www.legifrance.gouv.fr/initRechTexte.do

Voor nadere inlichtingen:

Direction Générale de l’Aviation Civile

DTA/SDT/T2

50 rue Henry Farman

75720 Paris Cedex 15

FRANCE

Tel. +33 158094321

E-mail: [email protected]


V Bekendmakingen

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Commissie

12.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 302/22


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak COMP/M.5731 — AXA LBO FUND IV/Home Shopping Europe)

Voor een vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

2009/C 302/11

1.

Op 3 december 2009 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat de onderneming AXA LBO FUND IV (Frankrijk), die onder de uiteindelijke zeggenschap staat van Groupe AXA („AXA”, Frankrijk), in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van genoemde verordening de alleenzeggenschap verkrijgt over de onderneming Home Shopping Europe GmbH („HSE”, Duitsland) door de verwerving van aandelen.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

AXA LBO FUND IV: participaties in ondernemingen,

AXA: internationaal concern, aanbieder van levens- en schadeverzekeringen en daarmee verband houdende financiële diensten,

HSE: exploitatie van een televerkoopzender en verkoop via internet.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde concentratie binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 139/2004 kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Hierbij dient te worden aangetekend dat, overeenkomstig de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2), deze zaak in aanmerking komt voor de in voormelde mededeling beschreven procedure.

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per faxbericht (+32 22964301 of 22967244) of per post, onder vermelding van zaaknummer COMP/M.5731 — AXA LBO FUND IV/Home Shopping Europe, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.

(2)  PB C 56 van 5.3.2005, blz. 32.


12.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 302/s3


MEDEDELING

Op 22 december 2009 wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie C 302 A de „Gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen — 28e volledige uitgave” gepubliceerd.

Abonnees van het Publicatieblad ontvangen gratis een exemplaar naargelang van het aantal en van de ta(a)l(en) van hun abonnement(en). Zij worden verzocht de onderstaande bestelbon, naar behoren ingevuld, met opgave van hun abonneenummer (code aan de linkerkant van elk etiket, beginnende met O/…), te retourneren. Dit gratis aanbod geldt gedurende één jaar, met ingang van de verschijningsdatum van het betrokken Publicatieblad.

Niet-abonnees kunnen dit Publicatieblad tegen betaling verkrijgen bij een van onze verkoopkantoren (zie http://publications.europa.eu/others/agents/index_nl.htm).

Het Publicatieblad kan — net als alle Publicatiebladen (L, C, C A, C E) — gratis worden geraadpleegd op de website http://eur-lex.europa.eu

Image