|
ISSN 1977-0758 |
||
|
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 319 |
|
|
||
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
57e jaargang |
|
Inhoud |
|
II Niet-wetgevingshandelingen |
Bladzijde |
|
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
|
* |
||
|
|
* |
Verordening (EU) nr. 1196/2014 van de Commissie van 30 oktober 2014 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 808/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken over de informatiemaatschappij ( 1 ) |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
|
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
|
6.11.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 319/1 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1195/2014 VAN DE COMMISSIE
van 29 oktober 2014
tot instelling van een voorlopig compenserend recht op bepaalde regenboogforel van oorsprong uit Turkije
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 597/2009 van de Raad van 11 juni 2009 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn (1), en met name artikel 12,
In overleg met de lidstaten,
Overwegende hetgeen volgt:
A. PROCEDURE
1. Inleiding van de procedure
|
(1) |
Op 15 februari 2014 heeft de Europese Commissie („de Commissie”) met een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie (2) („het bericht van inleiding”) de inleiding aangekondigd van een antisubsidieprocedure betreffende de invoer in de Unie van bepaalde regenboogforel van oorsprong uit Turkije („het betrokken land”) op basis van artikel 10 van Verordening (EG) nr. 597/2009 („de basisverordening”). Een rectificatie van het bericht van inleiding is bekendgemaakt in het Publicatieblad op 4 september 2014 (3). |
|
(2) |
De Commissie leidde de procedure in naar aanleiding van een klacht die door de Deense vereniging voor aquacultuur („de klager”) op 3 januari 2014 heeft ingediend namens producenten die meer dan 25 % van de totale productie van bepaalde regenboogforel in de Unie voor hun rekening nemen. De Commissie achtte het bij de klacht gevoegde voorlopige bewijsmateriaal over subsidiëring van bepaalde regenboogforel en de aanmerkelijke schade als gevolg daarvan voldoende om een onderzoek te openen. |
|
(3) |
Overeenkomstig artikel 10, lid 7, van de basisverordening heeft de Commissie de Turkse overheid er vóór de inleiding van de procedure van in kennis gesteld dat zij een naar behoren gedocumenteerde klacht had ontvangen dat met subsidiëring ingevoerde regenboogforel van oorsprong uit Turkije de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade zou toebrengen. De Commissie heeft de Turkse Overheid uitgenodigd voor overleg teneinde de in de klacht omschreven situatie op te helderen en overeenstemming te bereiken over een oplossing. |
|
(4) |
De Turkse overheid ging op de uitnodiging in, waarna overleg werd gepleegd. Daarbij kon geen overeenstemming worden bereikt. Na het overleg heeft de Turkse overheid opmerkingen ingediend. De Commissie heeft akte genomen van de opmerkingen. |
2. Parallelle antidumpingprocedure
|
(5) |
Op 15 februari 2014 heeft de Commissie met een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie (4) ook de opening aangekondigd van een antidumpingonderzoek betreffende de invoer in de Unie van hetzelfde product van oorsprong uit Turkije. |
|
(6) |
De schadeanalysen die in het onderhavige antisubsidie- en het parallelle antidumpingonderzoek werden uitgevoerd, zijn gebaseerd op dezelfde omschrijving van de bedrijfstak van de Unie, dezelfde representatieve producenten in de Unie en hetzelfde onderzoektijdvak, en hebben (tenzij anders aangegeven) tot identieke conclusies geleid. Dit werd passend geacht om de analyse van de schade te stroomlijnen en tot consistente bevindingen te komen. Daarom werd in beide onderzoeken rekening gehouden met opmerkingen inzake schadeaspecten die in het kader van één van deze procedures werden gemaakt. |
3. Belanghebbenden
|
(7) |
In het bericht van inleiding werden de belanghebbenden uitgenodigd om met de Commissie contact op te nemen om aan het onderzoek mee te werken. Daarnaast informeerde de Commissie specifiek de klagers, andere haar bekende producenten, gebruikers en importeurs in de Unie, producenten-exporteurs in Turkije en de Turkse autoriteiten, alsook de verenigingen die bij haar weten belang hebben bij de opening van het onderzoek. Ook zij werden uitgenodigd om aan het onderzoek mee te werken. |
|
(8) |
Alle belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld hun opmerkingen over de opening van het onderzoek kenbaar te maken en een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures aan te vragen. Er werden geen opmerkingen ontvangen. |
4. Steekproeven
|
(9) |
In het bericht van inleiding heeft de Commissie aangekondigd dat zij overeenkomstig artikel 27 van de basisverordening een steekproef zou kunnen samenstellen van de belanghebbenden, met name de producenten in de Unie, de niet-verbonden importeurs en de producenten-exporteurs in Turkije. |
4.1. Steekproef van producenten in de Unie
|
(10) |
In het bericht van inleiding verklaarde de Commissie dat zij een voorlopige steekproef van producenten in de Unie had samengesteld. Overeenkomstig artikel 27, lid 1, van de basisverordening en gezien de sterke fragmentering van de bedrijfstak van de Unie met meer dan 700 midden- en kleinbedrijven (mkb's), heeft de Commissie de steekproef samengesteld op basis van de grootste representatieve productiehoeveelheden die redelijkerwijs binnen de beschikbare tijd konden worden onderzocht. Hierbij hield zij ook rekening met de geografische spreiding en zorgde zij ervoor dat verschillende productiefasen en -typen (productie van levende, verse, bevroren en gerookte forellen of filets) vertegenwoordigd waren. Deze steekproef bestond uit negen producenten in de Unie. De in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vertegenwoordigden meer dan 12 % van de totale productie in de Unie, althans volgens de gegevens in de klacht. De Commissie heeft de belanghebbenden aangemaand hun opmerkingen over de voorlopige steekproef te maken. Er werden binnen de vastgestelde uiterste termijn geen opmerkingen ontvangen. Bijgevolg werd de voorlopige steekproef bevestigd. De steekproef is representatief voor de bedrijfstak van de Unie. |
4.2. Steekproef van importeurs
|
(11) |
Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, verzocht de Commissie niet-verbonden importeurs de in het bericht van inleiding vermelde informatie te verstrekken. |
|
(12) |
Drie niet-verbonden importeurs leverden de gevraagde informatie en stemden ermee in om in de steekproef te worden opgenomen. De Commissie besloot dat, gezien het lage aantal, een steekproef niet noodzakelijk was. |
4.3. Steekproef van producenten-exporteurs
|
(13) |
Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, verzocht de Commissie alle producenten-exporteurs in Turkije de in het bericht van inleiding vermelde informatie te verstrekken. Daarnaast verzocht de Commissie de missie van de Republiek Turkije bij de Europese Unie om, in voorkomend geval, nog andere producenten-exporteurs te identificeren en/of te contacteren die zouden willen meewerken aan het onderzoek. |
|
(14) |
Achttien groepen producenten-exporteurs in Turkije hebben de gevraagde informatie verstrekt en ermee ingestemd om in de steekproef te worden opgenomen. Het door deze ondernemingen totale aangegeven uitvoervolume van bepaalde regenboogforel naar de Unie in 2013 vertegenwoordigde de totale uitvoer uit Turkije naar de Unie. |
|
(15) |
Overeenkomstig artikel 27, lid 1, van de basisverordening heeft de Commissie een steekproef van vier groepen producenten-exporteurs samengesteld op basis van het grootste representatieve uitvoervolume naar de Unie dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht. Hierbij hield zij ook rekening met de geografische spreiding. De ondernemingen die in de steekproef werden opgenomen, vertegenwoordigden bijna 64 % van de aangegeven uitvoer naar de Unie, en zijn gevestigd in twee verschillende regio's. |
|
(16) |
Overeenkomstig artikel 27, lid 2, van de basisverordening pleegde de Commissie met alle haar bekende producenten-exporteurs en de Turkse autoriteiten overleg over de samenstelling van de steekproef. Eén onderneming betwistte de samenstelling van de steekproef en meende dat zij in de steekproef moest worden opgenomen. Zij voerde aan dat zij al sinds 1971 exclusief forel produceert, verwerkt en verkoopt (m.a.w. dat zij geen andere activiteiten uitvoert) en bijgevolg de nummer één producent van het betrokken product in Turkije is. Bovendien is haar nationale omzet aanzienlijk en is zij de grootste producent in de regio Marmara. |
|
(17) |
De Commissie roept in herinnering dat de selectie van de ondernemingen voor de steekproef was gemaakt op basis van het grootste uitvoervolume, overeenkomstig artikel 27, lid 1, van de basisverordening, waarbij rekening was gehouden met het aantal producenten dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht. Aangezien de voorgestelde steekproef 64 % van de uitvoer van het betrokken product naar de Unie vertegenwoordigt, is de steekproef representatief voor de Turkse bedrijfstak. Bovendien zijn de in de steekproef opgenomen ondernemingen gevestigd in twee verschillende regio's (van de drie die zijn vertegenwoordigd), wat voldoende is voor het onderzoek. De Commissie blijft dan ook bij haar standpunt dat de in de steekproef opgenomen ondernemingen overeenkomen met het grootste representatieve invoervolume dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht |
5. Individueel onderzoek
|
(18) |
Elf ondernemingen of groepen ondernemingen hebben op grond van artikel 27, lid 3, van de basisverordening om een individueel onderzoek verzocht. In dit stadium van het onderzoek heeft de Commissie nog geen besluit genomen over het verzoek om een individueel onderzoek. De Commissie zal in het slotstadium van het onderzoek beslissen of zij tot een individueel onderzoek zal overgaan. |
6. Ingevulde vragenlijsten
|
(19) |
De Commissie stuurde een vragenlijst naar de Turkse overheid, alle in de steekproef opgenomen ondernemingen in de Unie, drie importeurs en de in de steekproef opgenomen groepen producenten-exporteurs in Turkije. |
|
(20) |
Drie ondernemingen van een groep Turkse producenten-exporteurs vroegen te worden vrijgesteld van de verplichting om op de vragenlijst te antwoorden. Een van hen voerde aan dat zij voornamelijk zeebaars en zeebrasem produceert, en slechts een klein volume van het betrokken product. Een andere onderneming baat een kleine supermarkt uit en is slechts in zeer beperkte mate betrokken bij het betrokken product. De derde onderneming was een verbonden importeur met geen al te grote verkoop van het betrokken product in het onderzoektijdvak. De Commissie besliste de onderneming met de kleine supermarkt vrij te stellen van de verplichting de vragenlijst in te vullen. Zij bleef echter bij haar standpunt dat de onderneming die voornamelijk zeebaars en zeebrasem produceert, de vragenlijst diende in te vullen, alsook de verbonden importeur, aangezien de geproduceerde volumen (in het geval van de producent-exporteur) of de verhandelde volumen (in het geval van de verbonden importeur) nog aanzienlijk waren. |
|
(21) |
Er werden ingevulde vragenlijsten ontvangen van de Turkse overheid, en van alle andere in de steekproef opgenomen groepen producenten-exporteurs in Turkije en de ondernemingen die om individueel onderzoek hebben verzocht. |
7. Controlebezoeken
|
(22) |
De Commissie heeft alle gegevens die zij voor de voorlopige vaststelling van subsidie, de schade als gevolg hiervan en het belang van de Unie nodig achtte, verzameld en gecontroleerd. Krachtens artikel 26 van de basisverordening werden controlebezoeken ter plaatse verricht bij de volgende ondernemingen:
|
8. Onderzoektijdvak en beoordelingsperiode
|
(23) |
Het onderzoek naar de subsidie en schade had betrekking op de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 („het onderzoektijdvak” of „OT”). Het onderzoek naar ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 1 januari 2010 tot het eind van het onderzoektijdvak („de beoordelingsperiode”). |
B. BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT
1. Betrokken product
|
(24) |
Het betrokken product is regenboogforel (Oncorhynchus mykiss):
van oorsprong uit Turkije en momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 0301 91 90 , ex 0302 11 80 , ex 0303 14 90 , ex 0304 42 90 , ex 0304 82 90 en ex 0305 43 00 („het betrokken product”). |
|
(25) |
Zoals reeds in overweging 1 vermeld, is de omschrijving van het betrokken product gerectificeerd. De correctie was louter van redactionele aard en had geen invloed op het toepassingsgebied. |
2. Soortgelijk product
|
(26) |
Het onderzoek toonde aan dat het product dat in Turkije wordt geproduceerd en aldaar op de binnenlandse markt wordt verkocht en/of naar de Unie wordt uitgevoerd, en het product dat door de bedrijfstak van de Unie in de Unie wordt geproduceerd en verkocht, dezelfde fysische, technische en chemische basiseigenschappen bezitten en voor dezelfde doeleinden worden gebruikt. |
|
(27) |
De Commissie besliste in dit stadium dan ook dat die producten soortgelijke producten zijn in de zin van artikel 2, onder c), van de basisverordening. |
3. Argumenten betreffende de productomschrijving
|
(28) |
Sommige belanghebbenden stelden dat gerookte forel van de productomschrijving diende te worden uitgesloten. Volgens hen zijn het productieproces en de fysische, technische en chemische eigenschappen van gerookte forel anders dan die van niet-gerookte forel. Bovendien argumenteerden de Turkse autoriteiten dat de kostenstructuur van producenten van gerookte filets sterk verschilt van die van andere producenten en dat gerookte en niet-gerookte producten dus geen soortgelijk producten zijn. Tot slot verwezen deze partijen naar eerdere antidumpingonderzoeken betreffende vergelijkbare producten (grote regenboogforel en zalm) die in respectievelijk 2004 (5) en 2005 (6) werden gevoerd en waarbij de gerookte producten niet tot de productomschrijving behoorden. Deze partijen verwezen met name naar overweging 9 van Verordening (EG) nr. 437/2004 van de Raad (7) waarin zou worden erkend dat het rookproces de basiseigenschappen van het betrokken product wijzigt. Op basis hiervan mocht voor het huidige onderzoek gerookte forel niet worden opgenomen in de productomschrijving. |
|
(29) |
Uit het onderzoek bleek dat de verschillende aanbiedingsvormen, met name „levend”, „gekoeld”, „bevroren” of „gerookt”, als opgenomen in de omschrijving van het betrokken product, dezelfde fysische, technische en chemische basiseigenschappen bezitten. Alle forellen hadden met name dezelfde intrinsieke kwaliteiten (chemisch, met betrekking tot voedingswaarde, enz.) en de verwerkingsmethode deed hieraan geen afbreuk, maar leidde slechts tot verschillende aanbiedingsvormen die gewoon verschillende manieren zijn om de vis te verduurzamen voordat hij verder wordt verwerkt, bereid, klaargemaakt of opgegeten. Bijgevolg is de Commissie tot de conclusie gekomen dat het verduurzamen van de vis door middel van roken de fysische, technische en chemische basiseigenschappen van het product niet wezenlijk verandert. |
|
(30) |
Wat de verschillende productieprocessen en kostenstructuren betreft, hebben de partijen niet uitgelegd wat het effect daarvan zou zijn op de conclusie dat gerookte en niet-gerookte producten soortgelijke producten zijn. Eventuele verschillen in productieprocessen hebben in elk geval op zich geen effect op de productomschrijving. Bovendien bleek in dit specifieke geval dat de productieprocessen en de kostenstructuren van gerookte filets en andere aanbiedingsvormen van forel eigenlijk niet veel verschilden. De grootste kosten van elke aanbiedingsvorm zijn de kosten voor het kweken van de vis, voornamelijk de kosten van het voer (vismeel en visolie), energiekosten en de kosten van eitjes of jonge vissen. De desbetreffende argumenten moeten derhalve worden afgewezen. |
|
(31) |
In de vorige onderzoeken waarnaar de belanghebbenden verwezen, had de klacht die leidde tot de opening van de onderzoeken, in tegenstelling tot het huidige onderzoek, geen betrekking op gerookte producten. Daarom werden ze niet opgenomen in het toepassingsgebied van deze onderzoeken en bijgevolg niet onderzocht. Overweging 9 van Verordening (EG) nr. 437/2004 van de Raad was een antwoord op een argument van een belanghebbende dat bevroren hele vissen en filets van de procedure dienden te worden uitgesloten. Op basis van het onderzoek werd echter niet vastgesteld of specifiek geconcludeerd dat gerookte producten van de productomschrijving dienden te worden uitgesloten. Aangezien uit het huidige onderzoek is gebleken dat alle aanbiedingsvormen van forel dezelfde fysische, technische en chemische basiseigenschappen hebben, moet dit argument worden afgewezen. |
|
(32) |
Om deze redenen werd het argument dat de gerookte producten van de productomschrijving dienden te worden uitgesloten, in dit stadium afgewezen. |
C. SUBSIDIE
1. Inleiding
|
(33) |
Volgens de klager subsidieert de Turkse overheid de Turkse aquacultuursector. De klacht bevatte voorlopig bewijsmateriaal voor verschillende subsidiepraktijken, die zowel zijn opgenomen in de wetgeving als in een aantal beleidsdocumenten die de basis vormen voor overheidssteun aan de sector. |
|
(34) |
De Commissie heeft de in de klacht opgenomen documenten, alsmede aanvullende documenten die de Turkse overheid en de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs tijdens het onderzoek hebben ingediend, gecontroleerd en geanalyseerd, waarbij zij heeft vastgesteld dat uit al deze documenten blijkt dat de aquacultuursector in de Republiek Turkije op veel vlakken een voorkeursbehandeling krijgt. |
|
(35) |
Het besluit van de Turkse autoriteiten om specifiek de aquacultuursector te subsidiëren dateert van 2003 en heeft ertoe geleid dat het voorbije decennium heel wat overheidsgeld aan Turkse producenten en exporteurs werd toegekend. |
|
(36) |
Tijdens het aan de inleiding van de procedure voorafgaande overleg tussen de Turkse overheid en de Commissie als vermeld in overwegingen 3 en 4, heeft de Turkse overheid het bestaan van de onderzochte regelingen niet betwist. |
2. Onderzochte regelingen
|
(37) |
De Commissie heeft aan de Turkse overheid en de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs vragenlijsten toegestuurd, teneinde informatie in te winnen over de onderstaande regelingen in het kader waarvan aan de aquacultuursector subsidies zouden worden toegekend:
|
3. Overheidssteun voor investeringen in de aquacultuursector
3.1. Inleiding
|
(38) |
De Turkse overheid voerde een steunregeling in voor bedrijven die investeren in bepaalde sectoren en regio's, zoals de aquacultuursector. De doelstelling van deze regeling is:
|
3.2. Rechtsgrondslag
|
(39) |
De volgende wettelijke bepalingen leggen overheidssteun vast voor investeringen in de aquacultuursector: Turks Besluit nr. 2012/3305 betreffende overheidssteun voor investeringen, bekendgemaakt op 19 juni 2012 in Staatsblad nr. 28328 en Communiqué nr. 2012/1 betreffende de uitvoering van het besluit betreffende overheidssteun voor investeringen, bekendgemaakt op 20 juni 2012 in Staatsblad nr. 28329. |
3.3. Bevindingen van het onderzoek
|
(40) |
Hoewel Turks Besluit nr. 2012/3305 de steunregeling voor het onderzoektijdvak is, bestaonden er ook soortgelijke bepalingen sinds 2006 en zelfs daarvoor. Dat is van belang omdat subsidies voor de aankoop van vaste activa, zoals investeringssubsidies, aan het onderzoektijdvak kunnen worden toegerekend, ook al werden ze ervoor al toegekend. |
|
(41) |
Het onderzoek bevestigde dat er verschillende overheidssteunregelingen zijn. De aquacultuurproductie is uitdrukkelijk opgenomen in bijlage 2/A bij Besluit nr. 2012/3305 als een van de sectoren die kan gebruikmaken van stimulansen zoals btw-vrijstelling, vrijstelling van douanerechten, belastingvermindering, bijdragen voor investeringen, steun voor socialezekerheidspremies (werkgeversbijdrage), toewijzing van grond, rentesubsidies, steun voor inkomstenbelasting en steun voor socialezekerheidspremies (werknemersbijdrage). De steunintensiteit is gebaseerd op de economischeontwikkelingsgraad van de zes regio's, als bepaald in Besluit nr. 2012/3305, en kan dus variëren. |
|
(42) |
Het onderzoek bevestigde weliswaar het bestaan van „regionale investeringsprogramma's”, maar geen enkele in de steekproef opgenomen onderneming maakte gebruik van alle regelingen. Enkele kregen een btw-vrijstelling en vrijstelling van douanerechten, een regeling die in gelijke mate van toepassing is op alle zes regio's in Turkije. Aangezien de in de steekproef opgenomen ondernemingen machines en uitrusting kochten van bedrijven in de Unie in het kader van de douane-unie EU-Turkije, waren er echter geen douanerechten verschuldigd. Bovendien is er in Turkije een btw-systeem op basis van verschuldigde belasting en voorbelasting van toepassing, waardoor de verkregen voordelen tijdens het onderzoektijdvak slechts bestonden uit een tijdwinst van twee maanden, de tijd die de belastingautoriteiten nodig hebben om btw te restitueren. Het werkelijke voordeel zou dus de aan een commerciële bank te betalen interest zijn voor de periode totdat de btw is gerestitueerd. Dit voordeel is verwaarloosbaar en werd niet verder geanalyseerd. |
|
(43) |
Eén in de steekproef opgenomen onderneming kreeg een belastingvermindering omdat ze machines kocht in het kader van genoemd besluit betreffende overheidssteun voor investeringen. De onderneming betaalde 4 % in plaats van het algemeen toepasselijke vennootschapsbelastingstarief van 20 %. |
|
(44) |
Die in de steekproef opgenomen onderneming maakte ook gebruik van het steunprogramma voor socialezekerheidspremies. Ze was in het bezit van een getuigschrift ter aanmoediging van investeringen en genoot daarom van de steun voor de socialezekerheidsbijdragen van werkgevers en werknemers. Nadat de investering was voltooid, werden de socialezekerheidspremies van de onderneming voor werkgevers en werknemers die overeenstemden met het minimumloon door de socialezekerheidsinstelling vrijgesteld omdat nieuwe werkgelegenheid was gecreëerd. Het ministerie van Economische Zaken financierde deze regeling. |
3.4. Conclusie
|
(45) |
De overheidssteun voor investeringen wordt voorlopig beschouwd als een subsidie in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), ii), en artikel 3, lid 2, van de basisverordening, wanneer de overheidssteun een fiscale stimulus is en de overheid m.a.w. afstand doet van inkomsten die haar normaal toekomen of deze niet int. |
|
(46) |
De subsidie is specifiek en geeft aanleiding tot compenserende maatregelen aangezien zij specifiek beperkt is tot een lijst van economische sectoren. De subsidie is bovendien enkel toegankelijk voor bepaalde ondernemingen in bepaalde sectoren. Daarnaast voldoet de subsidie niet aan de niet-specificiteitsvereisten van artikel 4, lid 2, onder b), van de basisverordening, gezien het aantal en de aard van de beperkingen die van toepassing zijn op bepaalde sectoren, voornamelijk de beperkingen waardoor slechts bepaalde soorten ondernemingen in aanmerking komen of bepaalde sectoren volledig worden uitgesloten. |
|
(47) |
Aquacultuur is in bijlage 2A bij het besluit uitdrukkelijk vermeld als een van de activiteiten waarvoor dergelijke belastingvrijstellingen kunnen worden verleend. In bijlage 4 bij het besluit zijn de sectoren opgesomd die nog van een stimulans op grond van deze regeling kunnen genieten. |
|
(48) |
Bijgevolg worden, overeenkomstig artikel 3, lid 2, van de basisverordening de hiervoor genoemde subsidies beschouwd als een financiële bijdrage van de overheid die aan de ontvangers een voordeel toekent. |
3.5. Berekening van het subsidiebedrag
|
(49) |
Eén onderneming maakte gebruik van de voordelen van de hiervoor genoemde regelingen. Dit voordeel was echter verwaarloosbaar. |
4. Rechtstreekse subsidies voor forelproducenten
4.1. Inleiding
|
(50) |
Het betrokken product wordt voornamelijk gesubsidieerd via rechtstreekse subsidies per kg geproduceerde forel. Deze subsidies worden jaarlijks herzien in het kader van de jaarlijkse herziening van landbouwsubsidies. |
4.2. Rechtsgrondslag
|
(51) |
De rechtstreekse subsidies worden toegekend op basis van de volgende wettelijke bepalingen: Turks Besluit nr. 2013/4463 betreffende landbouwsubsidies in 2013 van 7 maart 2013, als bekendgemaakt in Staatsblad nr. 28612 op 8 april 2013 (met terugwerkende kracht van toepassing vanaf 1 januari 2013). |
4.3. Bevindingen van het onderzoek
|
(52) |
Het onderzoek bevestigde het bestaan van rechtstreekse subsidies voor forel. De Commissie heeft vastgesteld dat tijdens het onderzoektijdvak het subsidiebedrag per kg forel 0,65 TL/kg bedroeg bij een productie van maximaal 250 ton per jaar. De helft van dit bedrag (0,325 TL/kg) werd toegekend voor geproduceerde hoeveelheden van 251 tot 500 ton/jaar en er werden geen subsidies toegekend voor hoeveelheden van meer dan 500 ton. De subsidie werd toegekend aan de producenten van het betrokken product met een vergunning van het ministerie van Voedselvoorziening, Landbouw en Veeteelt. |
|
(53) |
Om betalingen te kunnen ontvangen, moeten de producenten zich eerst laten opnemen in het aquacultuurregistratiesysteem van het ministerie van Voedselvoorziening, Landbouw en Veeteelt. Ze kunnen op regelmatige basis onaangekondigde controlebezoeken krijgen. |
|
(54) |
Drie van de vier in de steekproef opgenomen ondernemingen kregen tijdens het onderzoektijdvak rechtstreekse subsidies omdat ze zelf forel kweekten. De grootste groep, Ternaeben, kweekte de forel echter niet zelf, maar betrok hem aan (voornamelijk levende forel en bevroren hele vissen) van niet-verbonden kwekers om hem dan te verwerken. Deze groep ontving dus geen rechtstreekse subsidies. Bijgevolg werd de vraag gesteld of het voordeel van rechtstreekse subsidies ook van toepassing was op Ternaeben en op de drie andere in de steekproef opgenomen groepen ondernemingen die niet alleen forel kweekten, maar ook aankochten van niet-verbonden bedrijven voor de verwerking ervan. |
|
(55) |
De Commissie benadrukt in dit verband dat het betrokken product zowel de rechtstreeks gesubsidieerde grondstof, namelijk levende forel, als de afgeleide producten (verse vis, bevroren hele vis, filets, gerookte forel) omvat. Aangezien de productie van levende forel wordt gesubsidieerd en praktisch alle forelkwekers in Turkije profiteren van deze regeling, genieten alle producenten van het betrokken product (met name levende forel en de afgeleide producten) van deze rechtstreekse subsidieregeling, ongeacht of ze de forel zelf kweken of hem aankopen voor verdere verwerking. |
|
(56) |
Het voordeel voor de producenten van het betrokken product kan in elk geval worden aangetoond. De Commissie vergeleek hiertoe de kweekkosten van de drie in de steekproef opgenomen ondernemingen die zelf forel kweken (met inbegrip van een redelijk, voorzichtig bedrag voor de verkoop-, algemene en administratieve kosten („de VAA-kosten”) en de winst) met de aankoopprijs van levende of gekoelde vis van niet-verbonden leveranciers. De Commissie stelde vast dat voor de drie ondernemingen de aankoopprijs van levende of gekoelde vis lager was dan de gemiddelde kweekkosten. |
|
(57) |
Voor de Ternaebengroep vergeleek de Commissie de gemiddelde kweekkosten van de drie andere in de steekproef opgenomen ondernemingen (met inbegrip van een redelijk, voorzichtig bedrag voor de VAA-kosten en de winst) met de individuele gemiddelde aankoopprijs die Ternaeben betaalde voor gekoelde of levende vis. Zij stelde vast dat de gemiddelde kweekkosten van de drie andere in de steekproef opgenomen ondernemingen hoger was dan de gemiddelde aankoopprijs van Ternaeben. De gemiddelde aankoopprijs bleek in overeenstemming te zijn met die van de andere in de steekproef opgenomen ondernemingen. |
|
(58) |
Daarom is de Commissie van mening dat de in de steekproef opgenomen ondernemingen, ook in de mate waarin ze forel van niet-verbonden ondernemingen kochten, voordeel hadden bij de rechtstreekse subsidieregeling. |
|
(59) |
De klager beweerde dat de organische productie van forel en de productie van jonge vissen per stuk bijkomend financieel werden ondersteund. Uit het onderzoek bleek dat er een bijkomende financiële ondersteuning bestaat voor de organische productie van forel. Er werd echter vastgesteld dat er in Turkije maar één onderneming was die forel op een organische manier produceerde, maar deze onderneming ging onlangs failliet. Bijgevolg werden tijdens het onderzoektijdvak geen subsidies voor de organische productie van forel toegekend. |
|
(60) |
Daarnaast stelde de Commissie vast dat de specifieke steun voor de productie van jonge vissen bestond in 2012 maar in 2013 werd afgeschaft omdat er in Turkije al voldoende jonge vissen werden geproduceerd voor de marktbehoeften. |
4.4. Conclusie
|
(61) |
Op basis van de bevindingen van het onderzoek besluit de Commissie voorlopig dat de hiervoor genoemde overheidsbijdrage de vorm aanneemt van een rechtstreekse subsidie in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), i), van de basisverordening en bijgevolg een rechtstreeks voordeel biedt aan Turkse forelproducenten overeenkomstig artikel 3, lid 2, van de basisverordening. Een „voordeel” wordt toegekend omdat de rechtstreekse financiering (subsidie) door de overheid wordt verstrekt zonder interesten of royalty's. Dergelijke gratis financieringen zijn doorgaans niet te vinden op de markt. |
|
(62) |
De rechtstreekse subsidies zijn specifiek en geven aanleiding tot compenserende maatregelen in de zin van artikel 4, lid 2, onder a), van de basisverordening, aangezien de toegang ertoe is beperkt tot bepaalde ondernemingen. Aquacultuurondernemingen worden uitdrukkelijk genoemd en forel is duidelijk aangewezen als een van de soorten die in aanmerking komen voor de subsidieregeling. De rechtstreekse subsidie is specifiek, aangezien de subsidieverlenende autoriteit, en de wetgeving waarop de subsidieverlenende autoriteit zich baseert, de toegang tot deze subsidies uitdrukkelijk beperkt tot ondernemingen in de aquacultuursector. |
4.5. Berekening van het subsidiebedrag
|
(63) |
Het totale voordeel voor elke onderneming was het tijdens het onderzoektijdvak ontvangen gemiddelde rechtstreekse subsidiebedrag voor de eigen gekweekte levende vis en, voor de aangekochte levende vis, het gemiddelde subsidiebedrag dat de Turkse overheid heeft toegekend, berekend op basis van de totale toegekende subsidies gedeeld door de totale forelproductie in Turkije. |
|
(64) |
Onderstaande tabel bevat het voorlopig vastgestelde bedrag van het voordeel voor deze subsidies zoals hierboven uiteengezet; daarbij is het genoten voordeel gelijk aan het in het onderzoektijdvak door de betrokken ondernemingen ontvangen bedrag.
|
||||||||||||
5. Zachte leningen
5.1. Inleiding
|
(65) |
Bepaalde overheids- en privé-instellingen verstrekten preferentiële leningen aan bedrijven in de aquacultuursector. De belangrijkste worden hieronder beschreven. |
|
(66) |
Coöperatieve boerenleenbanken zijn privaatrechtelijke entiteiten die zijn opgericht door landbouwproducenten (d.w.z. natuurlijke personen of rechtspersonen die betrokken zijn bij landbouwproductie) in Turkije ter ondersteuning van de financiële behoeften in hun bedrijven. |
|
(67) |
De landbouwbank van de Republiek Turkije (Türkiye Cumhurriyeti Ziraat Bankasi of „Ziraat Bankasi”) is een staatsbank en overheidsinstelling die voor 100 % in handen is van het Staatssecretariaat van Financiën. In het kader van het in overweging 70 genoemde overheidsprogramma, dat ook in het onderzoektijdvak van toepassing was, verstrekt Ziraat Bankasi preferentiële leningen aan de aquacultuursector om landbouwproductie en de agro-industrie te bevorderen. In het kader van dit programma bepaalt de ministerraad jaarlijks de looptijd, de procedures en de beginselen van het programma, en de Schatkist betaalt het resterende bedrag van de rentebetaling, dat overeenkomt met de verdisconteerde rente, aan Ziraat Bankasi. Daarom wordt Ziraat Bankasi aangezien als een entiteit met overheidsgezag en is ze dus een overheidsorgaan. |
|
(68) |
De ontwikkelingsorganisatie voor het mkb (Kosgeb) is een overheidsorgaan dat het aandeel van het midden- en kleinbedrijf (mkb) in de economische en maatschappelijke ontwikkeling wil vergroten door kwalitatieve diensten en steun te bieden om het concurrentievermogen van het mkb te ontwikkelen en een cultuur van ondernemerschap te verspreiden. Kosgeb ressorteert onder het ministerie van Wetenschap, Industrie en Technologie en is deels onafhankelijk. |
|
(69) |
De Türk Eximbank („Eximbank”) werd op 21 augustus 1987 bij Besluit nr. 87/11914 op grond van Wet nr. 3332 door de Turkse overheid opgericht en is voor 100 % een staatsbank en overheidsorgaan dat, als onderdeel van de Turkse duurzame uitvoerstrategie, het belangrijkste instrument is waarmee de Turkse overheid de uitvoer stimuleert. Eximbank heeft van de overheid de opdracht gekregen om de buitenlandse handel en Turkse contractanten/investeerders die in het buitenland actief zijn, te ondersteunen met het oog op een grotere uitvoer door Turkse bedrijven en een sterker internationaal concurrentievermogen. Daarom wordt Eximbank aangezien als een entiteit met overheidsgezag en is ze dus een overheidsorgaan. |
5.2. Rechtsgrondslag
|
(70) |
De zachte leningen worden toegekend op basis van de volgende wettelijke bepalingen: Turks Besluit nr. 2013/4271, van 16 februari 2013 betreffende de verlenging van leningen met verlaagde rente voor investeringen en bedrijfskredieten door Ziraat Bankasi en coöperatieve boerenleenbanken in 2013 bekendgemaakt in Staatsblad nr. 28561, Turks Besluit nr. 2010/27612 betreffende renteloze leningen voor het mkb, bekendgemaakt in het Staatsblad op 15 juni 2010, en Turkse Wet nr. 3332 betreffende uitvoerkredieten door Eximbank, de Turkse uitvoerkredietbank, bekendgemaakt op 31 maart 1987 in Staatsblad nr. 19417 (bis). |
5.3. Bevindingen van het onderzoek
|
(71) |
De preferentiële leningen van Eximbank en Kosgeb werden onderzocht op basis van de desbetreffende beweringen in de klacht over zachte leningen. Het onderzoek bevestigde het bestaan van laagrentende leningen. Geen enkele van de in de steekproef opgenomen producenten bleek echter leningen te hebben gekregen van coöperatieve boerenleenbanken. |
|
(72) |
De Commissie stelde vast dat tijdens het onderzoektijdvak één in de steekproef opgenomen onderneming vier preferentiële leningen kreeg van Ziraat Bankasi op grond van Besluit nr. 4271/2013. In het kader van de aquacultuurleningen verstrekte Ziraat Bankasi investeringsleningen voor de aankoop van machines en uitrusting, en operationele leningen om operationele kosten te financieren. |
|
(73) |
Naast de preferentiële leningen van Ziraat Bankasi genoot één in de steekproef opgenomen onderneming een rentevrije lening op grond van Besluit nr. 2010/27612, het besluit waarop Kosgeb zich baseert om de verschillende mkb-ondersteuningsprogramma's te beheren. Het mkb in de aquacultuursector komt ook in aanmerking voor deze ondersteuningsprogramma's. |
|
(74) |
Bovendien werd tijdens het onderzoek vastgesteld dat twee in de steekproef opgenomen ondernemingen respectievelijk twee en zes leningen met lage rente van Eximbank ontvingen. De vertegenwoordigers van Eximbank bevestigden tijdens het controlebezoek dat samen met de Turkse overheid werd uitgevoerd, dat Eximbank aan Turkse exporteurs leningen toekent tegen betere voorwaarden dan wat doorgaans op de markt beschikbaar is. |
5.4. Conclusie
|
(75) |
De hiervoor genoemde laagrentende leningen worden voorlopig beschouwd als een subsidie in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), i), en artikel 3, lid 2, van de basisverordening. |
|
(76) |
Op basis van de bevindingen van het onderzoek concludeert de Commissie dat het voordeel voor de ontvangers de vorm aanneemt van een vermindering van de rente op leningen voor aquacultuurproductie. De regeling, door de overheid gesteunde leningen, kent de ontvanger van de leningen een voordeel toe, aangezien de financiële voorwaarden van deze leningen niet overeenstemmen met de marktvoorwaarden voor leningen met een vergelijkbare looptijd. Ze worden verstrekt tegen een lagere rente dan de marktrente. |
|
(77) |
Deze regelingen zijn specifiek in de zin van artikel 4, lid 2, onder a), van de basisverordening, aangezien de subsidieverlenende autoriteiten, of de wetgeving waarop de subsidieverlenende autoriteiten zich baseren, de toegang uitdrukkelijk beperkt tot bepaalde ondernemingen. |
|
(78) |
Alle hiervoor genoemde leningen worden dus gezien als tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies, die een voordeel toekennen en specifiek zijn in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), ii), van de basisverordening. |
5.5. Berekening van het subsidiebedrag
|
(79) |
Overeenkomstig artikel 6, onder b), van de basisverordening werd het voordeel van preferentiële leningen voorlopig berekend als het verschil tussen de betaalde rente en de rente die zou worden betaald voor een vergelijkbare commerciële lening die de ondernemingen daadwerkelijk op de markt zouden kunnen verkrijgen. Als benchmark paste de Commissie voor het onderzoektijdvak de gewogen gemiddelde rentevoet voor Turkse leningen toe. Hiervoor baseerde zij zich op het elektronische handelsplatform Bloomberg (Waircomm Index). |
|
(80) |
Het voordeel in het onderzoektijdvak werd berekend als het verschil tussen de in het onderzoektijdvak werkelijk betaalde rente en de rente die volgens de benchmark had moeten worden betaald. |
|
(81) |
Met deze methode werden voor de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs de volgende subsidiemarges berekend:
|
||||||||
6. Landbouwverzekeringspool en premieondersteuning
6.1. Inleiding
|
(82) |
De landbouwverzekeringswet en de verordening tot uitvoering van de landbouwverzekeringspool zijn door de overheid in het leven geroepen om forelproducenten te verzekeren tegen verlies van visbestanden en opbrengsten als gevolg van talrijke mogelijke ziekten, natuurrampen, incidenten, enz. |
|
(83) |
De soorten verzekeringen die in de landbouwverzekeringspool zijn opgenomen, zijn i) oogstverzekering, ii) broeikasverzekering, iii) grootveeverzekering, iv) kleinveeverzekering, v) pluimveeverzekering, en vi) aquacultuurverzekering. |
6.2. Rechtsgrondslag
|
(84) |
De rechtsgrondslag van dit programma is Wet nr. 5363 betreffende landbouwverzekeringen en Turks Besluit nr. 2012/4138 van 23 januari 2013 betreffende risico's, producten en regio's waarop de landbouwverzekeringspool en de premieondersteuning van toepassing zijn, bekendgemaakt in Staatsblad nr. 28537. |
6.3. Bevindingen van het onderzoek
|
(85) |
Het onderzoek bevestigde het bestaan van deze subsidieregeling. Overeenkomstig de artikelen 12 en 13 van Wet nr. 5363 betreffende landbouwverzekeringen en Besluit nr. 2012/4138 betreffende risico's, producten en regio's waarop de landbouwverzekeringspool en de premieondersteuning van toepassing zijn (Besluit nr. 2012/4138), kunnen producenten van aquacultuurproducten een verzekeringspremieondersteuning door de overheid krijgen als bepaald in artikel 1/6 van Besluit nr. 2012/4138. |
|
(86) |
Een onderneming die wenst in te tekenen op de landbouwverzekeringspool, verzoekt om een voorstel voor de verzekeringspolis naar keuze. De onderneming wordt vervolgens gecontroleerd door de landbouwverzekeringspool, die een risicobeoordeling uitvoert en een verzekeringspolis, met inbegrip van de te betalen premie, voorstelt. Als de onderneming die actief is in de landbouwsector het voorstel aanvaardt, betaalt de overheid de helft van de verzekeringspremie. |
|
(87) |
De Commissie stelde vast dat kwekers in Turkije hun producten doorgaans niet verzekeren. Slechts één in de steekproef opgenomen bedrijf genoot tijdens het onderzoektijdvak gedurende drie maanden van het ondersteuningsprogramma voor verzekeringspremies van de overheid. Daarna schakelde de onderneming over op een privéverzekeraar. |
6.4. Conclusie
|
(88) |
In de praktijk neemt het voordeel dat in het kader van deze regeling wordt toegekend, de vorm aan van een verlaging van de financiële kosten voor een levensverzekeringsdekking van aquacultuurbestanden. Deze regeling is een subsidie in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), i), van de basisverordening in de vorm van een rechtstreekse subsidie van de overheid aan forelproducenten, en een „financiële bijdrage” in de zin van de basisverordening omdat de ontvanger van de subsidie een gunstige verzekeringspremie krijgt aangeboden, die een flink stuk onder de op de markt beschikbare verzekeringspremies voor de dekking van vergelijkbare risico's ligt. De regeling kent een voordeel toe in de zin van artikel 3, lid 2, van de basisverordening. Het voordeel is gelijk aan het verschil tussen de aangeboden premies in de context van een commerciële verzekeringspolis en de gesubsidieerde premie. |
|
(89) |
De subsidie is specifiek, aangezien de subsidieverlenende autoriteit en de wetgeving waarop de subsidieverlenende autoriteit zich baseert, de toegang tot deze subsidie uitdrukkelijk beperken tot ondernemingen in de landbouwsector en zich zelfs uitdrukkelijk richten op de risico's die de aquacultuurproducenten lopen. |
6.5. Berekening van het subsidiebedrag
|
(90) |
Eén onderneming maakte gebruik van de voordelen van deze regeling. Dit voordeel was echter verwaarloosbaar. |
6.6. Subsidies voor consultancy
|
(91) |
Deze regeling beoogt de aquacultuurproducenten met de nodige kennis en knowhow bij te staan om hun productie te moderniseren en te vergroten en om doeltreffender te worden. Geen enkele van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs bleek tijdens het onderzoektijdvak van deze regeling genoten te hebben. |
6.7. Subsidies voor brandstof en verwijdering van vissersvaartuigen
|
(92) |
Deze subsidies hebben betrekking op de aankoop van brandstof voor vissersboten of op het verwijderen van vissersvaartuigen. Ze zijn voornamelijk voordelig voor visserijactiviteiten. Geen enkele van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs bleek tijdens het onderzoektijdvak van deze subsidies genoten te hebben. |
6.8. Conclusie over subsidiëring
|
(93) |
De Commissie heeft de bedragen van de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies voor de onderzochte ondernemingen per regeling berekend overeenkomstig de bepalingen van de basisverordening, en heeft deze cijfers opgeteld om voor elke groep het totale bedrag van de subsidie in het onderzoektijdvak te berekenen. |
|
(94) |
Om de onderstaande totale subsidiemarges te berekenen, heeft de Commissie eerst het percentage van de subsidiëring berekend, namelijk het subsidiebedrag gedeeld door de totale omzet van de onderneming. Dat percentage werd vervolgens gebruikt om de subsidie te berekenen die werd toegekend voor de uitvoer van het betrokken product naar de Unie in het onderzoektijdvak. |
|
(95) |
Vervolgens werd het subsidiebedrag berekend per helevisequivalent van het betrokken product dat in het onderzoektijdvak naar de Unie werd uitgevoerd, alsook de onderstaande marges als percentage van de cif-waarde van dezelfde uitvoer per helevisequivalent. |
|
(96) |
Voor de medewerkende producenten-exporteurs die niet in de steekproef waren opgenomen, berekende de Commissie de gewogen gemiddelde subsidiemarge. Die marge werd vastgesteld op basis van de marges die waren vastgesteld voor de producenten-exporteurs in de steekproef. |
|
(97) |
Voor alle andere producenten-exporteurs werd de subsidiemarge overeenkomstig artikel 28 van de basisverordening vastgesteld op basis van de beschikbare gegevens. Hiertoe bepaalde de Commissie de mate van medewerking van de producenten-exporteurs. De mate van medewerking is het volume van de uitvoer van de medewerkende producenten-exporteurs naar de Unie, uitgedrukt als een deel van het totale uitvoervolume — als weergegeven in de invoerstatistieken van Eurostat — van het betrokken land naar de Unie. |
|
(98) |
De mate van medewerking is in dit geval hoog aangezien de invoer van de medewerkende producenten-exporteurs goed was voor meer dan 80 % van de totale uitvoer naar de Unie tijdens het onderzoektijdvak. De Commissie besliste op deze basis om de residuele subsidiemarge gelijk te stellen aan het niveau van de in de steekproef opgenomen onderneming met de hoogste subsidiemarge.
|
D. SCHADE
1. Definitie van de bedrijfstak van de Unie en de productie in de Unie
|
(99) |
Het soortgelijke product werd tijdens het onderzoektijdvak door meer dan 700 producenten in de Unie geproduceerd. Zij vormen de „bedrijfstak van de Unie” in de zin van artikel 8, lid 1, van de basisverordening. |
|
(100) |
De totale productie in de Unie tijdens het onderzoektijdvak werd, op basis van gegevens van nationale en Europese producentenverenigingen en individuele ondernemingen, geraamd op ongeveer 170 miljoen kg „helevisequivalenten”. Zoals in overweging 10 is opgemerkt, zijn in de steekproef negen producenten in de Unie opgenomen, die samen meer dan 12 % van de totale productie van het soortgelijke product in de Unie vertegenwoordigen. |
2. Verbruik in de Unie
|
(101) |
De Commissie stelde het verbruik in de Unie vast op basis van het totale geraamde verkoopvolume van de producenten in de Unie op de markt van de Unie en het totale invoervolume op basis van Eurostatgegevens. |
|
(102) |
Het totale verkoopvolume van de producenten in de Unie werd geraamd als beschreven in overweging 130. |
|
(103) |
Wat het invoervolume betreft, geeft Eurostat de nettogewichten voor zes verschillende GN-codes weer, met name levende, verse, gekoelde, bevroren en/of gerookte hele vis en/of vis ontdaan van ingewanden of filets. De nettogewichten werden, om te kunnen vergelijken, omgerekend naar helevisequivalenten door de invoerhoeveelheid als weergegeven in Eurostat te delen door de omrekeningsfactoren hieronder. Deze omrekeningsfactoren werden gehaald uit de klacht en worden in de bedrijfstak algemeen gebruikt. Tabel 1 Omrekeningsfactoren
|
|
(104) |
De betrokken GN-codes bestrijken ook andere soorten vis die niet zijn opgenomen in dit onderzoek, zoals de zee-, rivier-, meer- en beekforel (Salmo trutta), de cutthroatforel (Oncorhynchus clarki), de goudforel (Oncorhynchus aguabonita) en de forel van de soort „Oncorhynchus gilae”. Uit het onderzoek bleek echter dat de soorten die niet tot het betrokken product behoren, niet werden geproduceerd in Turkije, of slechts in verwaarloosbare hoeveelheden. Hiervoor baseerde de Commissie zich op de informatie die de Turkse bedrijfstak aan de Federatie van Europese aquacultuurproducenten („FEAP”) had verstrekt en op andere beschikbare openbare informatiebronnen (8), die waar mogelijk zijn vergeleken met relevante Turkse officiële statistieken. Op basis hiervan is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de Eurostatstatistieken voldoende betrouwbare en volledige invoergegevens bevatten. |
|
(105) |
Het verbruik in de Unie, zoals deze is vastgesteld, bleef tussen 2010 en 2011 stabiel, daalde vervolgens met 5 % tussen 2011 en 2012, en daalde daarna met nog eens 7 % tussen 2012 en het eind van het onderzoektijdvak. Over de gehele beoordelingsperiode is het verbruik met 12 % gedaald. Tabel 2 Verbruik in de Unie (kg helevisequivalent)
|
||||||||||||||||||||
3. Invoer uit het betrokken land
3.1. Volume en marktaandeel van de invoer uit het betrokken land
|
(106) |
Zoals vermeld in overweging 103 stelde de Commissie het invoervolume vast op basis van Eurostatgegevens, uitgedrukt in kg helevisequivalent. Het marktaandeel van de invoer werd vastgesteld op basis van het invoervolume vanuit Turkije en het totale verbruik in de Unie. |
|
(107) |
De invoer in de Unie vanuit het betrokken land heeft zich als volgt ontwikkeld: Tabel 3 Invoervolume (kg helevisequivalent) en marktaandeel
|
||||||||||||||||||||||||||||||
|
(108) |
Ondanks het lagere verbruik nam het invoervolume van het betrokken product naar de Unie tijdens de beoordelingsperiode gestaag toe en in totaal met 72 %. Dit heeft geleid tot een toename van het overeenstemmende marktaandeel, namelijk van 9 % in 2010 tot 17 % aan het eind van het onderzoektijdvak, d.w.z. een toename van 8 procentpunten of van 95 % tijdens de beoordelingsperiode. |
3.2. Prijs van de invoer uit het betrokken land en prijsonderbieding
|
(109) |
De Commissie stelde de gemiddelde prijzen van de invoer vast op basis van Eurostatgegevens door het totale volume van Turkse invoer uitgedrukt in kg helevisequivalent te delen door de totale waarde van deze invoer. De prijsonderbieding van de invoer werd vastgesteld op basis van de gegevens van de producenten-exporteurs in de steekproef. |
|
(110) |
De gemiddelde prijzen van de invoer in de Unie uit het betrokken land hebben zich als volgt ontwikkeld: Tabel 4 Invoerprijzen (EUR/kg helevisequivalent)
|
||||||||||||||||||||
|
(111) |
De gemiddelde invoerprijs van het betrokken product nam van 2010 tot 2012 met 8 % toe en kende vervolgens een daling van 3 % tussen 2012 en het eind van het onderzoektijdvak. De gemiddelde invoerprijs nam in de beoordelingsperiode in het geheel genomen met 5 % toe. |
|
(112) |
De Commissie stelde de prijsonderbieding tijdens het onderzoektijdvak vast aan de hand van een vergelijking van: a) de gewogen gemiddelde verkoopprijzen af fabriek per productsoort die de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vroegen aan niet-verbonden afnemers op de markt van de Unie, en b) de overeenstemmende gewogen gemiddelde prijzen per productsoort van de invoer door de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs aan de eerste onafhankelijke afnemer op de markt van de Unie, vastgesteld op basis van de cif-waarden (kosten, verzekering, vracht). |
|
(113) |
De prijzen werden per productsoort vergeleken na aftrek van rabatten en kortingen, voor transacties in hetzelfde handelsstadium en ze zijn, indien nodig, gecorrigeerd. Het resultaat van de vergelijking werd uitgedrukt als een percentage van de omzet van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie tijdens het onderzoektijdvak. Daaruit bleek een gewogen gemiddelde prijsonderbiedingsmarge van 5 % tot 18 % van de invoer uit het betrokken land op de markt van de Unie. |
|
(114) |
Eén in de steekproef opgenomen producent-exporteur argumenteerde dat de Commissie voldoende rekening diende te houden met eventuele verschillen in het handelsstadium. Uit het onderzoek bleek echter dat er geen verschillen waren in het handelsstadium tussen de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in Turkije. Dit argument moet derhalve worden verworpen. |
|
(115) |
De exporteursvereniging van de Egeïsche Zee (die de Turkse exporteurs vertegenwoordigt) en één producent-exporteur argumenteerden dat de bedrijfstak van de Unie voornamelijk was gericht op de productie van organische forel en zalmforel, die, in vergelijking met de forel die uit Turkije wordt uitgevoerd, tegen een meerprijs worden verkocht. Op basis daarvan argumenteerden ze dat de prijzen niet vergelijkbaar waren. De prijzen werden echter, als uitgelegd in overweging 113, vergeleken per productsoort voor transacties in hetzelfde handelsstadium, zo nodig na correctie. Bijgevolg zijn eventuele prijsverschillen op basis van verschillende productsoorten voldoende in acht genomen. |
|
(116) |
De exporteursvereniging van de Egeïsche Zee argumenteerde ook dat de bedrijfstak van de Unie andere productieprocessen gebruikte, waardoor de vis andere optische en zintuiglijke eigenschappen en een verschillende houdbaarheid had. Ze beweerde ook dat de forel van de bedrijfstak van de Unie andere gewichtsklassen had dan de in Turkije geproduceerde forel. Al deze elementen hadden zogezegd een effect op de prijsvergelijking en dienden dus in acht te worden genomen. Deze beweringen waren echter niet onderbouwd met bewijsmateriaal, noch werden ze ondersteund door het tijdens het onderzoektijdvak verkregen bewijsmateriaal. De prijzen werden, als uitgelegd in overweging 113, vergeleken per productsoort voor transacties in hetzelfde handelsstadium, zo nodig na correctie. Eventuele verschillen op basis van verschillende productsoorten werden bijgevolg voldoende in acht genomen. |
|
(117) |
De argumenten betreffende prijsvergelijkingen moeten derhalve worden afgewezen. |
4. Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie
4.1. Algemene opmerkingen
|
(118) |
Overeenkomstig artikel 8, lid 4, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de weerslag van de invoer met subsidie op de bedrijfstak van de Unie een beoordeling van alle economische factoren die tijdens de beoordelingsperiode van invloed waren op de situatie van de bedrijfstak van de Unie. |
|
(119) |
Zoals in overweging 10 is vermeld, werd voor de vaststelling van mogelijke door de bedrijfstak van de Unie geleden schade gebruikgemaakt van een steekproef. |
|
(120) |
Voor de schadevaststelling heeft de Commissie onderscheid gemaakt tussen macro- en micro-economische schade-indicatoren. De Commissie evalueerde de macro-economische indicatoren op basis van de gegevens in de klacht en die van de FEAP en Eurostat. De gegevens hadden betrekking op alle producenten in de Unie. De Commissie evalueerde de micro-economische indicatoren op basis van de gegevens in de antwoorden op de vragenlijsten die de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben overgelegd. De gegevens hadden betrekking op de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. Beide gegevensreeksen bleken representatief te zijn voor de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie. |
|
(121) |
De macro-economische indicatoren zijn: productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoopvolume, marktaandeel, groei, werkgelegenheid, productiviteit en hoogte van de subsidiemarge. |
|
(122) |
De micro-economische indicatoren zijn: gemiddelde eenheidsprijzen, kosten per eenheid, arbeidskosten, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken. |
4.2. Macro-economische indicatoren
4.2.1.
|
(123) |
De gegevens over het productievolume van de bedrijfstak van de Unie waren afkomstig van de FEAP en de klager. De FEAP-gegevens hadden betrekking op levende vis af boerderij die in elke lidstaat wordt geproduceerd. Aangezien de FEAP-gegevens slechts op een deel van het onderzoektijdvak betrekking hadden, werden ze aangevuld op basis van ramingen van de klager. Omdat de FEAP-gegevens betrekking hadden op levende vis af boerderij, en om een dubbele telling te vermijden, werd bovendien het deel van de invoer uit alle bronnen dat bestemd is voor opwerking (ongeveer 20 % van het totale invoervolume, met uitzondering van „gerookte” vis, op basis van de informatie in de antwoorden van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs op de vragenlijsten) toegevoegd aan de productie van levende vis in de Unie. |
|
(124) |
Op basis hiervan ontwikkelden de totale productie in de Unie, de productiecapaciteit en de bezettingsgraad zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt: Tabel 5 Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
(125) |
De productie nam tijdens de beoordelingsperiode jaarlijks af. In het onderzoektijdvak nam de productie af met 19 % ten opzichte van 2010. Deze daling was sterker dan de daling in het verbruik tijdens de beoordelingsperiode. |
|
(126) |
De productiecapaciteit werd geraamd door het productievolume te delen door de bezettingsgraad van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. |
|
(127) |
De productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Unie daalde tijdens de beoordelingsperiode met 17 %. Uit het onderzoek blijkt dat tijdens de beoordelingsperiode een aantal producenten in de Unie zijn productiefaciliteiten heeft gesloten, waardoor de totale productiecapaciteit in de Unie is gedaald. |
|
(128) |
De bezettingsgraad van de producenten in de Unie bedroeg tijdens de beoordelingsperiode ongeveer 75 % en daalde tussen 2010 en het eind van het onderzoektijdvak met 1 procentpunt. |
4.2.2.
|
(129) |
Het verkoopvolume en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt: Tabel 6 Verkoopvolume en marktaandeel
|
||||||||||||||||||||||||||||||
|
(130) |
Het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie werd vastgesteld op basis van het totale productievolume, als beschreven in overweging 123, minus de uitvoer van de bedrijfstak van de Unie. |
|
(131) |
Het uitvoervolume was gebaseerd op Eurostatgegevens, omgerekend naar kg helevisequivalent. De andere forelsoorten waarop de betrokken GN-codes eventueel betrekking hadden, werden als verwaarloosbaar beschouwd, aangezien ze in de Unie niet, of slechts in heel kleine hoeveelheden werden geproduceerd. Bijgevolg werden de gegevens van Eurostat als voldoende betrouwbaar aangezien voor de uitvoer van regenboogforel tijdens de beoordelingsperiode. |
|
(132) |
Het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie kende dus tussen 2010 en het eind van het onderzoektijdvak een constante daling en nam in totaal over de hele beoordelingsperiode met 20 % af. Deze negatieve ontwikkeling was meer uitgesproken dan de daling in het totale verbruik over dezelfde periode, als beschreven in overweging 105. |
|
(133) |
Als gevolg hiervan nam ook het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie over de hele beoordelingsperiode af en daalde deze tijdens dezelfde periode in totaal met 8 procentpunten. Tegelijkertijd nam de Turkse invoer met 72 % en het overeenstemmende marktaandeel met 8 procentpunten toe, als beschreven in overweging 108, wat overeenkomt met het verlies aan marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie. |
4.2.3.
|
(134) |
Het verbruik in de Unie daalde vanaf 2011 tot het einde van het onderzoektijdvak. Ondanks de dalende vraag op de markt van de Unie, verdubbelde bijna de invoer uit Turkije, wat leidde tot een toenemend marktaandeel tijdens de beoordelingsperiode. De bedrijfstak van de Unie verloor dus een deel van zijn marktaandeel, terwijl de betrokken importeurs erin slaagden hun marktaandeel op de krimpende markt van de Unie te laten toenemen. Tegelijkertijd daalde het productievolume van de bedrijfstak van de Unie sterker dan de markt kromp, terwijl het volume van de Turkse invoer zowel in absolute als in relatieve termen toenam. |
4.2.4.
|
(135) |
De werkgelegenheid en productiviteit lieten tijdens de beoordelingsperiode de volgende ontwikkeling zien: Tabel 7 Werkgelegenheid en productiviteit
|
||||||||||||||||||||||||||||||
|
(136) |
De werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Unie werd geraamd op basis van het totale productievolume, gedeeld door de productiviteit van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. Gezien het dalende productievolume (tabel 5), nam tijdens de beoordelingsperiode de werkgelegenheidsgraad van de bedrijfstak van de Unie af met 22 %. |
|
(137) |
Aangezien de werkgelegenheid sterker daalde dan het productievolume, nam tijdens de beoordelingsperiode de geraamde productiviteit per werknemer, berekend als de productie per werknemer in kg helevisequivalent, met 5 % toe. |
4.2.5.
|
(138) |
Alle subsidiemarges liggen aanzienlijk boven de de-minimisdrempel. Gezien de hoogte van de vastgestelde tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies en het volume en de prijzen van de invoer uit Turkije, kan de weerslag voor de bedrijfstak van de Unie als niet-verwaarloosbaar worden beschouwd. |
|
(139) |
Aangezien dit het eerste antisubsidieonderzoek is met betrekking tot het betrokken product, zijn er geen gegevens beschikbaar die kunnen worden gebruikt om de gevolgen van eventuele subsidiëring of dumping in het verleden te beoordelen. |
4.3. Micro-economische indicatoren
4.3.1.
|
(140) |
De gewogen gemiddelde verkoopprijs per eenheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie aan niet-verbonden afnemers ontwikkelde zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt: Tabel 8 Verkoopprijzen in de Unie
|
||||||||||||||||||||||||||||||
|
(141) |
De gemiddelde verkoopprijs per eenheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie nam eerst toe van 2,76 EUR per kg helevisequivalent in 2010 tot 2,91 EUR in 2011, daalde vervolgens naar 2,89 EUR in 2012 en steeg daarna weer naar 2,95 EUR in het onderzoektijdvak. Over de gehele beoordelingsperiode bezien zijn de gemiddelde verkoopprijzen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie met 7 % gestegen. Deze toename was echter niet voldoende om de parallelle toename van de productiekosten ter hoogte van 9 % tijdens dezelfde periode te compenseren. Bijgevolg daalde tijdens het onderzoektijdvak de gemiddelde netto verkoopprijs per eenheid tot onder de productiekosten per eenheid. |
|
(142) |
De productiekosten van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie namen toe van 2,73 EUR per kg helevisequivalent in 2010 tot 2,84 EUR in 2011. In 2012 was de toename meer gematigd, namelijk van 2,84 EUR tot 2,89 EUR. Een sterkere toename, namelijk tot 2,98 EUR, vond plaats in het onderzoektijdvak. De productiekosten overstegen nu de gemiddelde verkoopprijzen per eenheid, waardoor de productie in de Unie in het algemeen verlieslatend werd. De belangrijkste elementen van de productiekosten zijn de kosten van het voer (vismeel en visolie) en de energiekosten en kosten van de eieren of jonge vissen. Deze kosten namen tijdens de beoordelingsperiode toe en zijn dus verantwoordelijk voor de toename van de gemiddelde productiekosten. |
4.3.2.
|
(143) |
De gemiddelde arbeidskosten van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt: Tabel 9 Gemiddelde arbeidskosten per werknemer
|
||||||||||||||||||||
|
(144) |
De gemiddelde arbeidskosten per werknemer van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie zijn tussen 2010 en het eind van het onderzoektijdvak toegenomen met 4 %. Deze algemene toename tijdens de beoordelingsperiode is relatief gering en is in elk geval kleiner dan de algemene toename van de arbeidskosten (7,5 %) (9) en de inflatie (9,6 %) (10) in de Unie gedurende dezelfde periode. |
4.3.3.
|
(145) |
Forel is een beperkt houdbaar product, dat, tenzij bevroren, een houdbaarheid heeft van minder dan twee weken. Aangezien de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie na de oogst geen forelvoorraden bijhouden en geen belangrijke hoeveelheden van hun productie bevriezen, worden voorraden in dit onderzoek niet als een zinvolle schade-indicator beschouwd. |
4.3.4.
|
(146) |
De winstgevendheid, kasstroom, investeringen en het rendement van investeringen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie lieten tijdens de beoordelingsperiode de volgende ontwikkeling zien: Tabel 10 Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
(147) |
De Commissie stelde de winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vast door de nettowinst vóór belastingen van de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als percentage van de omzet. De winstgevendheid nam tussen 2010 en 2011 licht toe, maar bleef laag en slechts een beetje boven het break-evenpoint. De situatie ging er in 2012 op achteruit en de winstgevendheid daalde tot onder nul. De verliezen werden nog groter tijdens het onderzoektijdvak. Dit is, als uitgelegd in overweging 142, het gevolg van de toenemende productiekosten, terwijl de bedrijfstak van de Unie zijn prijzen niet dienovereenkomstig kon optrekken. Tijdens de beoordelingsperiode stopte een aantal producenten in de Unie zijn activiteiten. |
|
(148) |
De nettokasstroom is het vermogen van de producenten in de Unie om hun activiteiten zelf te financieren. De nettokasstroom nam tussen 2010 en 2011 toe en nam daarna af. Tussen 2012 en het eind van het onderzoektijdvak kwam de nettokasstroom in een vrije val, waardoor de totale cumulatieve kasstroom van de beoordelingsperiode negatief was. De negatieve kasstroomontwikkeling volgt in het algemeen de negatieve ontwikkeling van de winstgevendheid, hoewel de negatieve kasstroom in 2010 en de grote daling tussen 2012 en het eind van het onderzoektijdvak ook het gevolg waren van de investeringen naar aanleiding van de in overweging 149 beschreven consolidatie-inspanningen. |
|
(149) |
De investeringen namen tussen 2010 en 2012 slechts licht toe, maar kenden een aanzienlijke toename in het onderzoektijdvak. De investeringen hadden betrekking op de aankoop van productiefaciliteiten van stilgelegde ondernemingen en/of consolidatie van verbonden ondernemingen, en niet op de vervanging van bestaande activa of de aankoop van aanvullende en/of nieuwe uitrusting. De in het onderzoektijdvak waargenomen piek in de investeringen hield dus voornamelijk verband met consolidatie. Dit wordt bevestigd door het feit dat de totale productiecapaciteit tijdens de beoordelingsperiode met 17 % afnam. |
|
(150) |
Het rendement van investeringen is de winst in procenten van de nettoboekwaarde van de investeringen. Het rendement van investeringen volgde dezelfde ontwikkeling als de winstgevendheid: het nam toe tussen 2010 en 2011, maar bleef maar licht boven het break-evenpoint. Het rendement van investeringen nam daarna sterk af en kwam in 2012 onder nul uit. Het daalde verder tijdens het onderzoektijdvak. Deze negatieve ontwikkeling was het gevolg van het feit dat de bedrijfstak van de Unie zijn prijzen niet kon optrekken, ondanks de toenemende productiekosten. |
|
(151) |
Wat het vermogen om kapitaal aan te trekken betreft, zorgde het zwakkere vermogen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie om liquide middelen te genereren voor het soortgelijke product, voor een zwakkere financiële situatie omdat de intern gegenereerde fondsen kleiner werden. Voor financieringen van banken, ondervonden de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie steeds meer moeilijkheden. Uit het onderzoek bleek dat het vermogen om kapitaal aan te trekken in het algemeen zwakker werd. |
5. Conclusie inzake schade
|
(152) |
Het onderzoek toonde in dit stadium duidelijk aan dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden. De schade nam met name de vorm aan van verlies aan marktaandeel en een daling van de winstgevendheid. Tegelijk nam het marktaandeel van de invoer van het betrokken product toe en werden de prijzen van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie door de invoer onderboden. |
|
(153) |
Bepaalde schade-indicatoren, zoals de verkoopprijs per eenheid, de gemiddelde arbeidskosten per werknemer, de productiviteit en investeringen kenden een positieve ontwikkeling. De toename van de verkoopprijzen per eenheid was het gevolg van de stijgende productiekosten. Deze toename kon echter de stijgende eenheidskosten niet volledig compenseren, waardoor de winstgevendheid in 2012 negatief werd. Als uitgelegd in overweging 144, was de toename van de gemiddelde arbeidskosten per werknemer van de bedrijfstak van de Unie lager dan de algemene toename van de arbeidskosten en de inflatie in de Unie. De bedrijfstak van de Unie diende te snoeien in zijn aantal werknemers, wat leidde tot een grotere productiviteit per werknemer. De toename van de investeringen hield voornamelijk verband met de aankoop van productiefaciliteiten van stilgelegde ondernemingen en consolidatie, en niet met de vervanging van bestaande activa of de aankoop van nieuwe uitrusting. |
|
(154) |
De meeste schade-indicatoren vertoonden een negatieve ontwikkeling. De bedrijfstak van de Unie had te maken met een daling in winstgevendheid, kasstroom en rendement van investeringen. De winstgevendheid en het rendement van investeringen, die in 2010 en 2011 maar net boven het break-evenpoint uitkwamen, werden negatief in 2012 en daalden verder tijdens het onderzoektijdvak. Tegelijkertijd gingen het productievolume, de productiecapaciteit, de werkgelegenheid en de marktaandelen erop achteruit onder de druk van de invoer met subsidiëring. |
|
(155) |
Rekening houdend met het bovenstaande is de Commissie in dit stadium tot de conclusie gekomen dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 8, lid 4, van de basisverordening. |
E. OORZAKELIJK VERBAND
|
(156) |
Overeenkomstig artikel 8, lid 5, van de basisverordening ging de Commissie na of de bedrijfstak van de Unie door de invoer met subsidie uit het betrokken land aanmerkelijke schade heeft geleden. Overeenkomstig artikel 8, lid 6, van de basisverordening ging de Commissie ook na of de bedrijfstak van de Unie door andere haar bekende factoren tegelijkertijd aanmerkelijke schade heeft geleden. De Commissie heeft ervoor gezorgd dat eventuele schade die werd veroorzaakt door andere factoren dan de invoer met subsidie uit het betrokken land, niet werd toegeschreven aan de invoer met subsidie. Deze factoren zijn:
|
1. Gevolgen van de invoer met subsidie
|
(157) |
Om het bestaan vast te stellen van een oorzakelijk verband tussen de invoer met subsidiëring van het betrokken product van oorsprong uit Turkije en de schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden, heeft de Commissie het volume en het prijsniveau van de invoer met subsidiëring en de mate waarin deze de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden, zouden hebben veroorzaakt, geanalyseerd. |
|
(158) |
Uit het onderzoek bleek dat de invoer met subsidiëring uit het betrokken land tijdens de beoordelingsperiode bijna is verdubbeld. Dit leidde tot een winst in marktaandeel van 8 procentpunten, van 9 % in 2010 tot 17 % in het onderzoektijdvak, en dit ondanks de negatieve ontwikkeling van het verbruik. Tegelijk verloor de bedrijfstak van de Unie 8 procentpunten van zijn marktaandeel. |
|
(159) |
De gemiddelde prijzen van de invoer met subsidiëring namen tussen 2010 en het eind van het onderzoektijdvak toe met 5 %. Deze toename was het gevolg van de algemene stijging van de productiekosten. De invoerprijzen bleven echter een stuk onder het niveau van die van de bedrijfstak van de Unie. De invoer met subsidiëring onderbood tijdens het onderzoektijdvak de prijzen van de bedrijfstak van de Unie met een gemiddelde prijsonderbiedingsmarge van 9 %. Op hetzelfde moment kon de bedrijfstak van de Unie, gezien de toenemende invoer met subsidiëring van het betrokken product en de daaruit resulterende grote prijsdruk op de markt van de Unie, zijn verkoopprijzen onvoldoende optrekken om de toenemende productiekosten te compenseren en in elk geval niet tot boven de prijzen van de Turkse invoer met subsidiëring. |
|
(160) |
Er werd vastgesteld dat de toename van de invoer met subsidiëring van oorsprong uit Turkije en de winst in marktaandeel duidelijk samenvielen met het verlies aan marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie, de daling van het productievolume, de productiecapaciteit en de werkgelegenheid, en de negatieve ontwikkeling van de winstgevendheid, de kasstroom en het rendement van investeringen. De invoer met subsidiëring oefende dus druk uit op de bedrijfstak van de Unie, wat vervolgens het onvermogen van deze bedrijfstak in de hand werkte om zijn verkoopprijzen op te trekken in overeenstemming met de kosten, zorgde voor een verlies aan marktaandeel en bijdroeg aan een algemene economische en financiële verslechtering. |
|
(161) |
Op basis van het bovenstaande is de Commissie in dit stadium tot de conclusie gekomen dat de verslechterende toestand van de bedrijfstak van de Unie moest worden toegeschreven aan de stijging van de invoer met subsidiëring van oorsprong uit Turkije en dat deze invoer een bepalende rol speelde in de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden. |
2. Gevolgen van andere factoren
2.1. Invoer uit derde landen
|
(162) |
Het volume van de invoer uit andere derde landen (Chili, Noorwegen, Bosnië en Herzegovina en andere) liet tijdens de beoordelingsperiode de volgende ontwikkeling zien: Tabel 11 Invoer uit derde landen
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
(163) |
Het invoervolume van alle andere derde landen was klein en nam tijdens de beoordelingsperiode zelfs licht af. Het nam toe tussen 2010 en 2011, maar nam in het onderzoektijdvak vervolgens af tot een volume net onder het volume van aan het begin van de beoordelingsperiode in 2010. Het marktaandeel volgde een soortgelijke ontwikkeling. Het nam toe tussen 2010 en 2011, maar daalde opnieuw in 2012 en het onderzoektijdvak. Over de gehele beoordelingsperiode genomen, nam het marktaandeel licht toe van 2,4 % tot 2,7 %. Op dat moment was de invoer van oorsprong uit Turkije groter voor wat zowel volume als marktaandeel betreft, en kende deze een constante toename. |
|
(164) |
De gemiddelde invoerprijzen namen over de gehele beoordelingsperiode toe. In totaal was dat met 12 % over die periode. De invoerprijzen van de andere derde landen waren lager dan de gemiddelde verkoopprijzen per eenheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, maar hoger dan de Turkse invoerprijzen, behalve in 2012, toen ze een beetje lager waren. |
|
(165) |
Gezien het lage, stabiele invoervolume en de lage, eerder stabiele marktaandelen van alle andere derde landen, alsook hun prijsniveaus die overeenkwamen met de algemene prijsniveaus in de Unie, is de Commissie in dit stadium tot de conclusie gekomen dat de invoer uit andere derde landen niet bijdroeg aan de schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden. |
2.2. Uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie
|
(166) |
Het volume van de uitvoer van de bedrijfstak van de Unie ontwikkelde zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt: Tabel 12 Uitvoerprestaties van de producenten in de Unie
|
||||||||||||||||||||||||||||||
|
(167) |
De uitvoer van de bedrijfstak van de Unie is tijdens de beoordelingsperiode met 25 % gestegen. De markt van de Unie is echter de voornaamste markt voor de bedrijfstak van de Unie, die in 2010-2011 slechts ongeveer 3 % en in het onderzoektijdvak ongeveer 5 % van zijn productie uitvoerde. De uitvoerprijzen van de bedrijfstak van de Unie lagen ongeveer 30 % hoger dan de gemiddelde verkoopprijs in de Unie, waardoor uitvoer winstgevender was dan verkoop op de markt van de Unie. |
|
(168) |
Op basis hiervan is de Commissie in dit stadium tot de conclusie gekomen dat de uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie het oorzakelijke verband tussen de invoer met subsidiëring en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade niet verbraken. |
2.3. Ontwikkeling van het verbruik
|
(169) |
Het verbruik in de Unie bleef stabiel tussen 2010 en 2011 en daalde met 12 % tussen 2011 en het eind van het onderzoektijdvak. De totale daling bedroeg dan ook 12 %. Ondanks het dalende verbruik nam het marktaandeel van de Turkse invoer met subsidiëring toe met 8 procentpunten of 95 %, terwijl de bedrijfstak van de Unie evenveel procentpunten aan marktaandeel verloor. Bijgevolg kon het verlies aan verkoopvolume en marktaandelen door de bedrijfstak van de Unie niet alleen worden verklaard door het algemeen lagere verbruik. De gestage toename van invoer met subsidiëring in een krimpende markt tegen prijzen die de prijzen van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie onderboden, veroorzaakte dus op een onafhankelijke manier schade en had, als geconcludeerd in overweging 160, een bepalende rol. |
|
(170) |
Op basis hiervan is de Commissie in dit stadium tot de conclusie gekomen dat het dalende verbruik, dat misschien wel bijdroeg aan de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade, op zich niet de oorzaak kon zijn van de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade en bijgevolg het oorzakelijke verband tussen de invoer met subsidiëring en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade niet kon verbreken. |
2.4. Concurrentie met andere vissoorten
|
(171) |
De exporteursvereniging van de Egeïsche Zee argumenteerde dat de door de bedrijfstak van de Unie geleden aanmerkelijke schade werd veroorzaakt door de concurrentie met andere vissoorten, zoals pangasius, grote forel en zalm. |
|
(172) |
De invoer van pangasius daalde tijdens de beoordelingsperiode met ongeveer 24 %. Dit staat in contrast met de toenemende invoer van het betrokken product gedurende dezelfde periode. |
|
(173) |
Wat de andere vissoorten betreft, werd vastgesteld dat volgens de beschikbare informatie, met name een algemeen toegankelijke studie van het Fødevareøkonomisk Institut van de Universiteit van Kopenhagen (11), grote forel en zalm alternatieven zijn die in hetzelfde marktsegment meedingen. De forel waarop het huidige onderzoek betrekking heeft, wordt daarentegen in andere marktsegmenten verkocht en er is geen rechtstreekse correlatie tussen de prijs van grote forel of zalm en de prijs van de forel waarop het huidige onderzoek betrekking heeft. |
|
(174) |
Deze argumenten worden derhalve van de hand gewezen. |
|
(175) |
Op basis hiervan is de Commissie in dit stadium tot de conclusie gekomen dat de concurrentie met andere vissoorten niet bijdroeg aan de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade. |
2.5. Administratieve en regelgevingslasten, geografische beperkingen
|
(176) |
De exporteursvereniging van de Egeïsche Zee argumenteerde ook nog dat de door de bedrijfstak van de Unie geleden aanmerkelijke schade werd veroorzaakt door administratieve en regelgevingslasten en doordat bepaalde geografische gebieden niet mogen worden gebruikt voor aquacultuurdoeleinden. |
|
(177) |
Het gestelde oorzakelijke verband tussen de genoemde administratieve en regelgevingsvoorschriften en de schade werd niet bewezen. Er werd met name niet aangetoond dat het administratieve en regelgevingskader, met inbegrip van de geografische beperkingen voor wat de beschikbare gebieden voor aquacultuurdoeleinden betreft, tijdens de beoordelingsperiode in die mate zouden zijn gewijzigd dat het schade kon veroorzaken. Deze elementen kenmerken eigenlijk gewoon de algemene economische en regelgevende situatie van de aquacultuursector in de Unie en zijn geen verklaring voor de verslechtering van de situatie van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode. Dit argument wordt derhalve van de hand gewezen. |
|
(178) |
Op basis hiervan is de Commissie in dit stadium tot de conclusie gekomen dat de gestelde administratieve en regelgevingslasten en de geografische beperkingen het oorzakelijke verband tussen de invoer met subsidiëring en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade niet verbraken. |
2.6. Prijsdruk door grote detailhandelaren
|
(179) |
De exporteursvereniging van de Egeïsche Zee en één van de in steekproef opgenomen producenten-exporteurs argumenteerden dat grote detailhandelaren in de Unie een sterke onderhandelingspositie hebben en dat de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade het gevolg was van de prijsdruk die van dergelijke grote detailhandelaren uitging, en niet van de invoer van oorsprong uit Turkije. |
|
(180) |
Geen enkele grote detailhandelaar maakte zich kenbaar en werkte mee aan onderhavig onderzoek. De Turkse invoerprijzen werden tijdens de beoordelingsperiode in elk geval gesubsidieerd en lagen onder de prijzen van de bedrijfstak van de Unie. Tijdens het onderzoektijdvak bedroegen de prijsonderbiedingsmarges 5 tot 18 %. In een dergelijk scenario kon de vermeende prijsdruk door grote detailhandelaren geen verklaring zijn voor de algemene economische en financiële verslechtering en in het bijzonder voor het verlies aan marktaandeel, en als die vermeende prijsdruk al zou hebben bijgedragen aan de geleden schade, zou dit slechts in zeer beperkte mate zijn. |
|
(181) |
Op basis hiervan is de Commissie in dit stadium tot de conclusie gekomen dat de eventuele prijsdruk die uitging van de grote detailhandelaren het oorzakelijke verband tussen de invoer met subsidiëring en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade niet kon verbreken. |
2.7. Overinvesteringen, financiële kosten, wisselkoersschommelingen en buitengewone verliezen als gevolg van geschillen
|
(182) |
De exporteursvereniging van de Egeïsche Zee argumenteerde dat de slechtere prestaties van minstens een paar producenten in de Unie eerder het gevolg waren van overinvesteringen dan van de invoer uit Turkije. Dezelfde partij argumenteerde ook dat de dalende winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie deels het gevolg was van toenemende financiële kosten, wisselkoersschommelingen en kosten als gevolg van geschillen. |
|
(183) |
De argumenten betreffende vermeende overinvesteringen en kosten als gevolg van geschillen werden niet onderbouwd, noch ondersteunden de bevindingen van het onderzoek het argument dat deze factoren een aanmerkelijk effect zouden hebben op de winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. |
|
(184) |
De argumenten betreffende de toenemende financiële kosten en wisselkoersschommelingen werden op geen enkele manier gespecificeerd of bewezen, noch ondersteunden de bevindingen van het onderzoek het argument dat deze factoren een effect zouden hebben op de winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. |
|
(185) |
Deze argumenten worden derhalve van de hand gewezen. |
|
(186) |
Op basis hiervan is de Commissie in dit stadium tot de conclusie gekomen dat de gestelde overinvesteringen, financiële kosten, wisselkoersschommelingen en buitengewone verliezen als gevolg van geschillen niet bijdroegen aan de geleden schade en dus het oorzakelijke verband tussen de invoer met subsidiëring en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade niet konden verbreken. |
3. Conclusie inzake het oorzakelijk verband
|
(187) |
Uit bovenstaande analyse is gebleken dat het volume en het marktaandeel van de invoer met subsidiëring uit het betrokken land aanzienlijk zijn toegenomen. De toegenomen invoer tegen prijzen die de verkoopprijzen van de Unie onderboden, heeft geleid tot een slechtere situatie voor de bedrijfstak van de Unie. Op basis hiervan is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de invoer uit Turkije een bepalende rol heeft gespeeld in de door de bedrijfstak van de Unie geleden aanmerkelijke schade. |
|
(188) |
Andere factoren die de bedrijfstak van de Unie schade konden hebben toegebracht, werden eveneens geanalyseerd. In dit verband werd vastgesteld dat de invoer uit andere derde landen, de uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie, de concurrentie met andere vissoorten, administratieve en regelgevingslasten, geografische beperkingen, overinvesteringen, financiële kosten, wisselkoersschommelingen en buitengewone verliezen als gevolg van geschillen niet bijdroegen aan de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade. Andere factoren, zoals de ontwikkeling van het verbruik van de Unie en de prijsdruk die uitging van grote detailhandelaren, hebben misschien wel bijgedragen aan de geleden schade, maar konden het vastgestelde oorzakelijke verband tussen de invoer met subsidiëring en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade tijdens het onderzoektijdvak niet verbreken. |
|
(189) |
Op basis van het bovenstaande is de Commissie in dit stadium tot de conclusie gekomen dat de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden, werd veroorzaakt door de invoer met subsidiëring uit het betrokken land en dat andere factoren dat oorzakelijk verband niet verbreken. De schade bestaat met name uit een lagere productie en productiecapaciteit, een kleiner verkoopvolume, en verlies aan marktaandeel en werkgelegenheid, terwijl de winst en het rendement van investeringen tijdens de beoordelingsperiode negatief werden. |
F. BELANG VAN DE UNIE
|
(190) |
Overeenkomstig artikel 31 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of duidelijk kon worden geconcludeerd dat het, ondanks de vaststelling van schade veroorzakende subsidiëring, niet in het belang van de Unie was om in dit geval maatregelen te nemen. Het belang van de Unie werd vastgesteld aan de hand van een afweging van de belangen van alle betrokkenen, met inbegrip van die van de bedrijfstak van de Unie, de importeurs en de gebruikers. |
1. Belang van de bedrijfstak van de Unie
|
(191) |
Uit het onderzoek is gebleken dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden als gevolg van de invoer met subsidiëring uit Turkije. |
|
(192) |
De instelling van maatregelen zou de eerlijke mededinging op de markt herstellen. De bedrijfstak van de Unie heeft te maken met een negatieve ontwikkeling van zijn financiële prestatie-indicatoren omdat hij maar moeilijk kan concurreren met de invoer met subsidiëring uit het betrokken land. Door compenserende rechten in te stellen, zou de bedrijfstak van de Unie in een positie worden gebracht waarin hij zijn prijzen kan optrekken zodat de productiekosten worden gedekt en bijgevolg het marktaandeel, de werkgelegenheid en de productie kunnen toenemen en de financiële prestatie-indicatoren, zoals winstgevendheid, kasstroom en rendement van investeringen, kunnen verbeteren. |
|
(193) |
Als er geen maatregelen worden ingesteld, zal de prijsdruk van de Turkse invoer wellicht blijven bestaan, met nog meer negatieve gevolgen voor de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie. Deze verdere achteruitgang in de prestaties zal uiteindelijk leiden tot productiedalingen en meer bedrijfssluitingen, wat schadelijk zal zijn voor de werkgelegenheid en de investeringen in de Unie. |
|
(194) |
Op basis hiervan is de Commissie in dit stadium tot de conclusie gekomen dat compenserende maatregelen in het belang van de bedrijfstak van de Unie zijn. |
2. Belang van de niet-verbonden importeurs
|
(195) |
In het bericht van inleiding nodigde de Commissie de importeurs en hun representatieve verenigingen uit om zich kenbaar te maken. Zoals vermeld in overweging 12, hebben drie ondernemingen zich kenbaar gemaakt en het steekproefformulier voor niet-verbonden importeurs beantwoord. Daarop zijn vragenlijsten verstuurd naar deze drie ondernemingen, maar slechts een van hen stuurde een antwoord. Uit dit antwoord bleek dat deze partij tijdens het onderzoektijdvak wel een zeer kleine hoeveelheid forel had ingevoerd, maar normaal geen importeur van forel, maar van andere visproducten was. De onderneming voerde te weinig forel in om als algemeen representatief te kunnen worden beschouwd. |
|
(196) |
In een later stadium maakte een andere importeur zich kenbaar, maar deze beantwoordde de vragenlijst niet. Deze importeur argumenteerde dat het instellen van rechten op forel uit Turkije zijn invoeractiviteiten zou belemmeren. Hij trad echter niet in detail en verstrekte geen relevante informatie om te beoordelen wat de eventuele gevolgen zouden zijn voor zijn bedrijfsactiviteiten en zijn winstgevendheid, invoer en wederverkoopprijzen. |
|
(197) |
Hoewel niet kan worden uitgesloten dat niet-verbonden importeurs door de instelling van compenserende rechten zullen worden beïnvloed is het doel van dergelijke rechten het herstellen van het gelijke speelveld op de markt van de Unie. Er bestaan ook nog andere leveranciers, dus kunnen de importeurs in de Unie, als reactie op de instelling van rechten, overstappen naar een andere leverancier. Uit het onderzoek kwamen in het algemeen geen aanzienlijke negatieve gevolgen voor niet-verbonden importeurs/handelaren in de Unie door de instelling van rechten aan het licht. |
|
(198) |
In het licht van het voorgaande en aangezien andere gegevens van niet-verbonden importeurs/handelaren ontbreken, is de Commissie in dit stadium tot de conclusie gekomen dat de instelling van maatregelen voor niet-verbonden importeurs/handelaren geen algemeen aanzienlijk negatieve gevolgen zou hebben. |
3. Belang van gebruikers, consumenten, leveranciers
|
(199) |
In het bericht van inleiding nodigde de Commissie de gebruikers en hun representatieve verenigingen en representatieve consumentenorganisaties uit om zich kenbaar te maken. Daarnaast nam de Commissie contact op met alle haar bekende betrokken partijen. Geen enkele partij maakte zich echter kenbaar. |
|
(200) |
Na de in het bericht van inleiding vermelde uiterste termijn, maakten zich twee partijen bekend, die beweerden leverancier te zijn van machines aan Turkse forelproducenten/-verwerkers. |
|
(201) |
Een partij argumenteerde dat het instellen van rechten zou leiden tot hogere prijzen voor de eindconsument. Deze partij onderbouwde dit argument echter niet. Uit het onderzoek kwamen geen aanzienlijke negatieve gevolgen voor de eindconsument door het instellen van rechten aan het licht. Zoals hiervoor vermeld, was er geen enkele consumentenorganisatie die meewerkte of informatie verstrekte op basis waarvan de gevolgen van de maatregelen in detail hadden kunnen worden beoordeeld. Terwijl compenserende rechten een effect kunnen hebben op de invoerprijzen, kan een dergelijke mogelijke prijsstijging in elk geval minstens gedeeltelijk worden opgevangen doorheen de distributieketen en dus voor de eindconsument beperkt blijven. |
|
(202) |
Het doel van compenserende rechten is bovendien het herstellen van het gelijke speelveld op de markt van de Unie, en niet het beperken van de invoer in de Unie van producten met een eerlijke prijs. |
|
(203) |
In het licht van het voorgaande, het feit dat gebruikers en consumentenorganisaties niet hebben meegewerkt aan het onderzoek en met name het niveau van de maatregelen, is de Commissie in dit stadium tot de conclusie gekomen dat de instelling van maatregelen geen algemeen aanzienlijk negatieve gevolgen zou hebben voor gebruikers, consumenten of leveranciers. |
4. Conclusie inzake het belang van de Unie
|
(204) |
Op basis van het bovenstaande is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er geen dwingende redenen zijn om te besluiten dat het niet in het belang van de Unie zou zijn om in dit stadium van het onderzoek maatregelen in te stellen op de invoer van het betrokken product van oorsprong uit Turkije. |
G. VOORLOPIGE COMPENSERENDE MAATREGELEN
|
(205) |
Gelet op de conclusies van de Commissie inzake subsidiëring, schade, het oorzakelijk verband en het belang van de Unie, moeten voorlopige compenserende maatregelen worden ingesteld om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Unie nog meer schade lijdt door de invoer met subsidiëring. |
1. Schade opheffend prijsniveau (schademarge)
|
(206) |
Om het niveau van de maatregelen te bepalen, stelde de Commissie eerst het bedrag van het recht vast dat nodig is om de schade voor de bedrijfstak van de Unie op te heffen. |
|
(207) |
De schade zou worden opgeheven indien de bedrijfstak van de Unie in staat zou zijn om zijn productiekosten te dekken en op de verkoop van het soortgelijke product in de markt van de Unie een winst vóór belasting te verkrijgen die onder normale concurrentievoorwaarden, namelijk bij afwezigheid van invoer met subsidiëring, redelijkerwijs kan worden bereikt door een bedrijfstak van dit type in de sector. |
|
(208) |
De invoer uit Turkije begon voornamelijk in 2008 aanzienlijk toe te nemen, dus vóór de beoordelingsperiode. De winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie aan het begin van de beoordelingsperiode in 2010 was dus niet representatief. Aangezien vóór 2008 de druk van de invoer uit Turkije op de markt van de Unie niet substantieel was, werden de winstmarges vóór die periode als redelijk beschouwd. Volgens de klacht bedroeg de gemiddelde winstmarge van de Deense forelproducenten in 2006 en 2007 minstens 12 %. Bijgevolg werd in dit stadium geconcludeerd dat een winstmarge van 12 % van de omzet kon worden beschouwd als een passend niveau dat de bedrijfstak van de Unie in afwezigheid van enige schade veroorzakende subsidiëring kon behalen. |
|
(209) |
De exporteursvereniging van de Egeïsche Zee en één producent-exporteur argumenteerden dat de nagestreefde winst lager zou moeten zijn dan 12 % omdat i) in vorige onderzoeken (zalm, grote regenboogforel) de gebruikte nagestreefde winstniveaus lager waren, ii) de werkelijke winstmarge die de bedrijfstak van de Unie behaalde aan het begin van de beoordelingsperiode ook lager was, en iii) de winstmarge van 12 % slechts betrekking heeft op de Deense forelproducenten en niet op de gehele bedrijfstak van de Unie en dus niet representatief is. Tot slot argumenteerde de producent-exporteur ook dat een winstmarge van 3 % moet worden gebruikt, aangezien een dergelijk winstniveau in overeenstemming zou zijn met de gemiddelde winstmarge van de gehele voedingssector. |
|
(210) |
Ten eerste moet wat de vergelijking met de onderzoeken betreffende grote forel en zalm betreft, worden opgemerkt dat de conclusies van elk onderzoek gebaseerd zijn op de eigen merites van het onderzoek. In dit specifieke geval werd de informatie die beschikbaar was in het onderzoekdossier van het huidige onderzoek als redelijk beschouwd en dus gebruikt. |
|
(211) |
Ten tweede moet het nagestreefde winstniveau op de verkoop van het soortgelijke product op de markt van de Unie het niveau zijn dat onder normale concurrentievoorwaarden, namelijk bij afwezigheid van invoer met subsidiëring, redelijkerwijs kan worden bereikt bij normale mededinging door een bedrijfstak van dit type in de sector. Aangezien tijdens de beoordelingsperiode en zelfs ervoor in grote hoeveelheden met subsidiëring, was er geen sprake van normale concurrentievoorwaarden. Het winstniveau van 12 % werd verkregen toen er geen substantiële hoeveelheden uit Turkije in de Unie werden ingevoerd en wordt in dit geval en in dit stadium dus als een redelijk nagestreefd winstniveau beschouwd. |
|
(212) |
Ten derde werden de Deense forelproducenten als voldoende representatief voor de markt van de Unie beschouwd, aangezien Denemarken een van de grootste forelproducerende landen in de Unie was. Omdat er in dit stadium geen andere informatie beschikbaar was, werden zij gebruikt voor het bepalen van het nagestreefde winstniveau. |
|
(213) |
Tot slot werd de bewering dat de algemene winstmarge van de voedingssector veel lager zou zijn, niet onderbouwd. De Commissie meende dat de winstmarge van de Deense forelproducenten in elk geval de specifieke kenmerken van deze bedrijfssector beter weerspiegelt en dus geschikter is. De voedingssector bestaat immers uit verschillende subcategorieën in verschillende marktsegmenten die onderhevig zijn aan verschillende marktvoorwaarden die niet noodzakelijk van toepassing zijn op de forelproducenten. |
|
(214) |
Om deze redenen is de Commissie in dit stadium tot de conclusie gekomen dat het gebruik van een nagestreefde winstmarge van 12 % van de omzet redelijk was. |
|
(215) |
De Commissie berekende op deze basis een geen schade veroorzakende prijs van het soortgelijke product voor de bedrijfstak van de Unie door van de verkoopprijs in de Unie de werkelijke winstmarge die tijdens het onderzoektijdvak werd behaald, af te trekken en te vervangen door de winstmarge van 12 %. |
|
(216) |
De Commissie bepaalde vervolgens het schade opheffende prijsniveau aan de hand van een vergelijking van de gewogen gemiddelde invoerprijs van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in Turkije, zoals vastgesteld bij de berekening van de prijsonderbieding, met de gewogen gemiddelde, geen schade veroorzakende prijs van het soortgelijke product dat gedurende het onderzoektijdvak door de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de markt van de Unie werd verkocht. Elk verschil dat uit deze vergelijking naar voren kwam, werd uitgedrukt als een percentage van de gewogen gemiddelde cif-waarde van de invoer. |
|
(217) |
Het schade opheffende prijsniveau voor „ondernemingen in bijlage I” en voor „alle andere ondernemingen” wordt op dezelfde manier vastgesteld als de subsidiemarge voor deze ondernemingen (zie overwegingen 96 en 97). |
2. Voorlopige maatregelen
|
(218) |
Voorlopige compenserende rechten moeten worden ingesteld op de invoer van regenboogforel (Oncorhynchus mykiss) levend, wegende 1,2 kg of minder per stuk, of vers, gekoeld, bevroren en/of gerookt, in gehele staat of ontdaan van de kop („heads off”) of in de vorm van filets van oorsprong uit Turkije, overeenkomstig de regel van het laagste recht in artikel 12, lid 1, van de basisverordening. De Commissie heeft de schademarges en de subsidiemarges vergeleken. Het bedrag van de rechten moet worden vastgesteld op het niveau van de subsidiemarge, die lager is. |
|
(219) |
Gelet op het voorgaande moeten de voorlopige compenserende rechten, uitgedrukt in cif-prijs grens Unie, vóór inklaring, worden vastgesteld als volgt:
|
|
(220) |
De bovenstaande compenserende maatregelen worden ingesteld in de vorm van ad-valoremrechten, met andere woorden in verhouding tot de waarde van de invoer. |
|
(221) |
De bij deze verordening voor bepaalde ondernemingen vastgestelde individuele compenserende rechten zijn gebaseerd op de bevindingen van dit onderzoek. Zij weerspiegelen dan ook de situatie die bij het onderzoek voor die ondernemingen werd vastgesteld. Deze rechten zijn uitsluitend van toepassing op de invoer van het betrokken product van oorsprong uit het betrokken land en vervaardigd door de genoemde rechtspersonen. |
|
(222) |
Op de invoer van het betrokken product dat is geproduceerd door andere ondernemingen die in het dispositief van deze verordening niet uitdrukkelijk worden genoemd, met inbegrip van entiteiten die aan de specifiek genoemde ondernemingen zijn verbonden, is het recht van toepassing dat voor „alle andere ondernemingen” geldt. Zij mogen niet worden onderworpen aan de individuele compenserende rechten. |
|
(223) |
Een onderneming die haar naam wijzigt, mag vragen deze individuele compenserende rechten te blijven toepassen. Het verzoek moet worden ingediend bij de Commissie (12). Dit verzoek moet alle relevante informatie bevatten waaruit blijkt dat de wijziging geen invloed heeft op het recht van de onderneming om te genieten van het recht dat op haar van toepassing is. Als de naamswijziging van de onderneming geen invloed heeft op het recht om te genieten van het recht dat op haar van toepassing is, zal een bericht over de naamswijziging worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
|
(224) |
Om het risico op ontwijking als gevolg van het verschil in rechten zo veel mogelijk te beperken, zijn speciale maatregelen nodig om de toepassing van de individuele compenserende rechten te garanderen. De bedrijven met individuele compenserende rechten moeten aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur overleggen. De factuur moet voldoen aan de voorschriften in bijlage II. Voor invoer die niet van die factuur vergezeld gaat, geldt het compenserende recht dat van toepassing is op „alle andere ondernemingen”. |
|
(225) |
Om een goede toepassing van het compenserende recht te garanderen, moet het voor alle andere ondernemingen vastgestelde residuele recht niet alleen gelden voor de niet-medewerkende producenten-exporteurs in dit onderzoek, maar ook voor producenten die in het onderzoektijdvak geen producten naar de Unie hebben uitgevoerd. |
H. SLOTBEPALINGEN
|
(226) |
In het belang van een behoorlijk bestuur nodigt de Commissie de belanghebbende partijen uit schriftelijk te reageren en/of binnen een vaste termijn een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures aan te vragen. |
|
(227) |
De bevindingen betreffende de instelling van voorlopige rechten zijn voorlopig en kunnen in het definitieve stadium van het onderzoek worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Er wordt een voorlopig compenserend recht ingesteld op regenboogforel (Oncorhynchus mykiss):
|
— |
levend, wegende 1,2 kg of minder per stuk, of |
|
— |
vers, gekoeld, bevroren en/of gerookt:
|
momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 0301 91 90 , ex 0302 11 80 , ex 0303 14 90 , ex 0304 42 90 , ex 0304 82 90 en ex 0305 43 00 (Taric-codes 0301 91 90 11, 0302 11 80 11, 0303 14 90 11, 0304 42 90 10, 0304 82 90 10 en 0305 43 00 11) en van oorsprong uit Turkije.
2. Het voorlopige compenserende recht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van het in lid 1 genoemde en door de hieronder vermelde ondernemingen vervaardigde product is als volgt:
|
Onderneming |
Voorlopig compenserend recht |
Aanvullende Taric-code |
||||||||||||||||||
|
7,0 % |
B964 |
||||||||||||||||||
|
BAFA Su Ürünleri Yavru Üretim Merkezi Sanayi Ticaret AŞ |
9,7 % |
B965 |
||||||||||||||||||
|
Özpekler İnşaat Taahhüd Dayanıklı Tüketim Malları Su Ürünleri Sanayi ve Ticaret Limited Şirketi |
7,1 % |
B966 |
||||||||||||||||||
|
Ternaeben Gida ve Su Ürünleri Ithalat ve Ihracat Sanayi Ticaret AŞ |
9,5 % |
B967 |
||||||||||||||||||
|
Ondernemingen in bijlage I |
8,2 % |
|
||||||||||||||||||
|
Alle andere ondernemingen |
9,7 % |
B999 |
3. De individuele rechten voor de in lid 2 genoemde ondernemingen zijn uitsluitend van toepassing indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur, opgesteld conform de voorschriften in bijlage II, wordt overgelegd. Wanneer een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het recht toegepast dat voor „alle andere ondernemingen” geldt.
4. Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.
Artikel 2
1. Onverminderd artikel 30 van Verordening (EG) nr. 597/2009 kunnen belanghebbenden binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening verzoeken in kennis te worden gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan deze verordening werd vastgesteld, schriftelijk opmerkingen maken en vragen door de Commissie te worden gehoord.
2. Ingevolge artikel 31, lid 4, van Verordening (EG) nr. 597/2009 kunnen de betrokken partijen binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening opmerkingen indienen over de toepassing ervan.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 1 van deze verordening is van toepassing gedurende een periode van vier maanden.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 oktober 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 188 van 18.7.2009, blz. 93.
(2) Bericht van inleiding van een antisubsidieprocedure betreffende de invoer van bepaalde regenboogforel van oorsprong uit Turkije (PB C 44 van 15.2.2014, blz. 9).
(3) PB C 297 van 4.9.2014, blz. 23.
(4) Bericht van inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van bepaalde regenboogforel van oorsprong uit Turkije (PB C 44 van 15.2.2014, blz. 18).
(5) Verordening (EG) nr. 437/2004 van de Raad van 8 maart 2004 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op de invoer van grote regenboogforellen van oorsprong uit Noorwegen en de Faeröer (PB L 72 van 11.3.2004, blz. 23).
(6) Verordening (EG) nr. 628/2005 van de Commissie van 22 april 2005 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van gekweekte zalm uit Noorwegen (PB L 104 van 23.4.2005, blz. 5) en Verordening (EG) nr. 85/2006 van de Raad van 17 januari 2006 tot instelling van definitieve antidumpingrechten en tot definitieve inning van de voorlopige antidumpingrechten op gekweekte zalm uit Noorwegen (PB L 15 van 20.1.2006, blz. 1).
(7) Verordening (EG) nr. 437/2004 van de Raad van 8 maart 2004 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op de invoer van grote regenboogforellen van oorsprong uit Noorwegen en de Faeröer (PB L 72 van 11.3.2004, blz. 23).
(8) Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties, ministerie van Voedselvoorziening, Landbouw en Veeteelt en de Turkse vereniging voor zeeproducten.
(9) Eurostat: EU-28 Loonkostenindex, nominale waarde — kwartaalgegevens (NACE herz. 2).
(10) Eurostat: EU 28 GICP — inflatie — cumulatief jaarlijks wijzigingspercentage ( %) van 2010 tot 2013.
(11) Nielsen, M., Jensen, C. L., Nielsen, R., Petersen, C. S., & Ravensbeck, L. (2008). Globale markedsmodeller for laksefisk, fiskemel og olie, herunder data for engroshandel. København: Museum Tusculanum. (Verslag/Fødevareøkonomisk Institut; nr. 198). http://curis.ku.dk/ws/files/44694071/Rapport_198.pdf
(12) Europese Commissie, Directoraat-generaal Handel, Directoraat H, Wetstraat 170, 1040 Brussel, België.
BIJLAGE I
Medewerkende Turkse producenten-exporteurs die niet in de steekproef waren opgenomen en niet individueel werden onderzocht:
|
Naam |
Aanvullende Taric-code |
|
Abalıoğlu Yem-Soya ve Tekstil San. A.Ş. |
B968 |
|
Ada Su Ürünleri Turizm İnşaat ve Ticaret Ltd Şti. |
B969 |
|
Ahmet Aydeniz Gıda San. ve Tic. A.Ş. |
B970 |
|
Alba Lojistik İhracat İthalat Ltd Şti. |
B971 |
|
Alba Su Ürünleri A.Ş. |
B972 |
|
Alfam Su Ürünleri A.Ş. |
B973 |
|
Alima Su Ürünleri ve Gida San. Tic. A.Ş. |
B974 |
|
Alka Su Ürünleri A.Ş. |
B975 |
|
Azer Altin Su Ürünleri |
B976 |
|
Bağcı Balık Gıda ve Enerji Üretimi San ve Tic. A.Ş. |
B977 |
|
Çamlı Yem Besicilik Sanayii ve Ticaret A.Ş |
B978 |
|
Çirçir Su Ürünleri Ltd Şti. |
B979 |
|
Ipaş Su Ürünleri A.Ş. |
B980 |
|
Kemal Balıkçılık Ihr. Ltd Şti. |
B981 |
|
Liman Entegre Balıkçılık San ve Tic. Ltd Şti. |
B982 |
|
Miray Su Ürünleri |
B983 |
|
Önder Su Ürünleri San. ve Tic. Ltd Şti. |
B984 |
|
Penta Su Ürünleri Üretim ve Sanayi Tic. A.Ş. |
B985 |
|
Tai Su Ürünleri Ltd Şti. |
B986 |
|
TSM Deniz Ürünleri San. Tic. A.Ş. |
B987 |
|
Ugurlu Balık A.Ş. |
B988 |
|
Yaşar Dış Tic. A.Ş. |
B989 |
BIJLAGE II
De in artikel 1, lid 4, bedoelde geldige handelsfactuur dient de volgende gegevens te bevatten:
|
1. |
naam en functie van de medewerker van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft; |
|
2. |
de volgende verklaring: „Ondergetekende verklaart dat de regenboogforel die wordt verkocht voor uitvoer naar de Europese Unie en waarop deze factuur betrekking heeft, werd geproduceerd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in Turkije. Hij verklaart dat de gegevens in deze factuur volledig en juist zijn.” ; |
|
3. |
datum en handtekening van de medewerker van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft. |
|
6.11.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 319/36 |
VERORDENING (EU) Nr. 1196/2014 VAN DE COMMISSIE
van 30 oktober 2014
tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 808/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken over de informatiemaatschappij
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 808/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende communautaire statistieken over de informatiemaatschappij (1), en met name artikel 8, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 808/2004 is een gemeenschappelijk kader vastgesteld voor de systematische productie van Europese statistieken over de informatiemaatschappij. |
|
(2) |
Er zijn uitvoeringsbepalingen nodig om te bepalen welke gegevens moeten worden verstrekt voor het opstellen van de statistieken in module 1: „Het bedrijfsleven en de informatiemaatschappij” en module 2: „Particulieren, huishoudens en de informatiemaatschappij”, en om de termijnen voor de indiening ervan vast te stellen. |
|
(3) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor het Europees statistisch systeem, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De gegevens die moeten worden ingediend voor het opstellen van Europese statistieken over de informatiemaatschappij zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, en artikel 4 van Verordening (EG) nr. 808/2004 in module 1: „Het bedrijfsleven en de informatiemaatschappij” en module 2: „Particulieren, huishoudens en de informatiemaatschappij”, worden in de bijlagen I en II bij deze verordening gespecificeerd.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 oktober 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
BIJLAGE I
Module 1: Het bedrijfsleven en de informatiemaatschappij
1. ONDERWERPEN EN KENMERKEN DAARVAN
|
a) |
De voor het referentiejaar 2015 te behandelen onderwerpen uit de lijst in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 808/2004 zijn:
|
|
b) |
De volgende bedrijfskenmerken moeten worden verzameld: ICT-systemen en het gebruik ervan in bedrijven Kenmerk dat voor alle bedrijven moet worden verzameld:
Kenmerk dat moet worden verzameld voor bedrijven die computers gebruiken:
ICT-vaardigheid in de bedrijfseenheid en de behoefte aan ICT-vaardigheden Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die computers gebruiken:
Kenmerk dat moet worden verzameld voor bedrijven die computers gebruiken en die in het vorige kalenderjaar ICT-specialisten hebben aangeworven of hebben getracht aan te werven:
Gebruik van internet en andere elektronische netwerken door bedrijven Kenmerk dat moet worden verzameld voor bedrijven die computers gebruiken:
Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die toegang hebben tot internet:
Kenmerk dat moet worden verzameld voor bedrijven die toegang hebben tot internet via DSL of andere soorten vaste breedbandverbinding:
Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die een website hebben:
Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die gebruikmaken van sociale media, waarmee specifiek wordt verwezen naar sociale netwerken, de blogs of microblogs van het bedrijf, websites voor het delen van multimedia-inhoud, op wiki gebaseerde instrumenten voor kennisuitwisseling voor andere doeleinden dan het plaatsen van betaalde advertenties:
Toegang tot en gebruik van technologieën die een verbinding met internet of andere netwerken vanaf elke plek en op elk moment mogelijk maken („ubiquitous connectivity”) Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die toegang hebben tot internet:
Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die toegang hebben tot internet en die cloudcomputingdiensten aankopen:
Elektronisch zakendoen en organisatorische aspecten Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die computers gebruiken:
Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die elektronisch informatie uitwisselen over het beheer van de toeleveringsketen (supply chain management — SCM):
ICT-veiligheid en -betrouwbaarheid Kenmerk dat moet worden verzameld voor bedrijven die computers gebruiken:
Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die computers gebruiken en een formeel vastgesteld ICT-veiligheidsbeleid hebben:
Elektronische handel (e-commerce) Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die computers gebruiken:
Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die orders hebben ontvangen die zijn geplaatst via een website of een app in het voorafgaande kalenderjaar:
Kenmerk dat moet worden verzameld voor bedrijven die via EDI-berichten orders voor producten of diensten hebben ontvangen:
Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die via een website, een app of een EDI-bericht orders hebben geplaatst:
Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die via een website, een app of een EDI-bericht orders hebben geplaatst met een waarde van minstens 1 % van de totale waarde van de aankopen in het voorafgaande kalenderjaar:
|
|
c) |
De volgende achtergrondkenmerken van bedrijven moeten worden verzameld of verkregen uit alternatieve bronnen: Kenmerken die voor alle bedrijven moeten worden verzameld:
|
2. TOEPASSINGSGEBIED
De in punt 1, onder b) en c), van deze bijlage gespecificeerde kenmerken worden verzameld en verkregen voor de bedrijven die de volgende economische activiteiten verrichten, de hierna genoemde bedrijfsgrootte hebben en binnen het hierna genoemde geografische bereik vallen.
|
a) |
Economische activiteit: bedrijven ingedeeld in de volgende categorieën van de NACE Rev. 2:
|
|
b) |
Bedrijfsgrootte: bedrijven met tien of meer werknemers. Bedrijven met minder dan tien werknemers kunnen facultatief worden opgenomen. |
|
c) |
Geografisch toepassingsgebied: bedrijven gevestigd op het grondgebied van de lidstaat. |
3. REFERENTIEPERIODEN
De referentieperiode is 2014 voor de kenmerken die betrekking hebben op het voorafgaande kalenderjaar. De referentieperiode is 2015 voor de overige kenmerken.
4. ONDERVERDELINGEN
Voor de in punt 1, onder b), van deze bijlage vermelde onderwerpen en kenmerken daarvan moeten de volgende achtergrondkenmerken worden verstrekt.
|
a) |
Onderverdeling naar economische activiteit: overeenkomstig de volgende NACE Rev. 2-aggregaten: NACE Rev. 2-aggregatie voor de mogelijke berekening van nationale aggregaten 10-18 19-23 24-25 26-33 35-39 41-43 45-47 47 49-53 55 58-63 68 69-74 77-82 26.1-26.4, 26.8, 46.5, 58.2, 61, 62, 63.1, 95.1 NACE Rev. 2-aggregatie voor de mogelijke berekening van Europese aggregaten 10-12 13-15 16-18 26 27-28 29-30 31-33 45 46 55-56 58-60 61 62-63 77-78 + 80-82 79 95.1 |
|
b) |
Onderverdeling naar grootteklasse: de gegevens moeten worden onderverdeeld naar de volgende grootteklassen van het aantal werknemers: Grootteklasse 10 of meer werknemers 10 t/m 49 werknemers 50 t/m 249 werknemers 250 of meer werknemers Wanneer zij worden bestreken, moet de volgende onderverdeling worden gebruikt voor bedrijven met minder dan tien werknemers. (Kenmerken voor de grootteklassen „minder dan 5 werknemers” en „5 t/m 9 werknemers” zijn facultatief.) Grootteklasse Minder dan 10 werknemers Minder dan 5 werknemers (facultatief) 5 t/m 9 werknemers (facultatief) |
5. FREQUENTIE
De gegevens worden eenmaal verstrekt voor het jaar 2015.
6. TERMIJNEN
|
a) |
De geaggregeerde gegevens, zoals bedoeld in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 808/2004, waar nodig gemarkeerd als vertrouwelijk of onbetrouwbaar, worden vóór 5 oktober 2015 bij Eurostat ingediend. Uiterlijk op die datum moet de gegevensreeks zijn voltooid, gevalideerd en goedgekeurd. |
|
b) |
De metagegevens, zoals bedoeld in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 808/2004, worden vóór 31 mei 2015 aan Eurostat toegezonden. |
|
c) |
Het verslag over de kwaliteit, zoals bedoeld in artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 808/2004, wordt uiterlijk op 5 november 2015 aan Eurostat toegezonden. |
|
d) |
De gegevens en metagegevens worden bij Eurostat ingediend overeenkomstig de door Eurostat gespecificeerde uitwisselingsnorm via de diensten van het centrale toegangspunt. Voor de metagegevens en het verslag over de kwaliteit wordt gebruikgemaakt van de door Eurostat bepaalde standaard-metagegevensstructuur. |
BIJLAGE II
Module 2: Particulieren, huishoudens en de informatiemaatschappij
1. ONDERWERPEN EN KENMERKEN DAARVAN
|
a) |
De voor het referentiejaar 2015 te behandelen onderwerpen uit de lijst in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 808/2004 zijn:
|
|
b) |
De volgende kenmerken moeten worden verzameld: Toegang tot en gebruik van ICT door particulieren en/of in huishoudens Kenmerken die voor alle huishoudens moeten worden verzameld:
Kenmerken die voor huishoudens met internettoegang moeten worden verzameld:
Kenmerk dat voor alle particulieren moet worden verzameld:
Kenmerk dat moet worden verzameld voor particulieren die de laatste drie maanden een computer hebben gebruikt:
Gebruik van internet voor verschillende doeleinden door particulieren en/of in huishoudens Kenmerk dat voor alle particulieren moet worden verzameld:
Kenmerk dat moet worden verzameld voor particulieren die internet hebben gebruikt:
Kenmerken die moeten worden verzameld voor particulieren die de laatste drie maanden internet hebben gebruikt:
Kenmerk dat moet worden verzameld voor particulieren die de laatste drie maanden voor privédoeleinden internet hebben gebruikt om deel te nemen aan sociale netwerken:
Kenmerken die moeten worden verzameld voor particulieren die de laatste twaalf maanden internet voor privédoeleinden hebben gebruikt voor commerciële activiteiten:
ICT-vaardigheden Kenmerken die moeten worden verzameld voor particulieren die in de laatste twaalf maanden internet hebben gebruikt:
Kenmerken die moeten worden verzameld voor particulieren die de laatste twaalf maanden spreadsheetsoftware hebben gebruikt:
Belemmeringen voor het gebruik van ICT en internet Kenmerken die moeten worden verzameld voor huishoudens die thuis geen toegang tot internet hebben:
Kenmerken die moeten worden verzameld voor particulieren die de laatste twaalf maanden internet hebben gebruikt, maar niet voor e-handel:
Gebruik van ICT door particulieren voor de uitwisseling van informatie en diensten met overheden en bestuurlijke instanties (e-government) Kenmerken die moeten worden verzameld voor particulieren die in de laatste twaalf maanden internet hebben gebruikt:
Kenmerk dat moet worden verzameld voor particulieren die in de laatste twaalf maanden geen ingevulde formulieren voor privédoeleinden via de website van een overheidsinstantie hebben ingediend:
Kenmerken die moeten worden verzameld voor particulieren die de laatste twaalf maanden geen ingevulde formulieren voor privédoeleinden via de website van een overheidsinstantie hebben ingediend en niet als reden hebben opgegeven dat een officieel formulier niet vereist was:
ICT-veiligheid en -betrouwbaarheid Kenmerken die moeten worden verzameld voor particulieren die in de laatste twaalf maanden internet hebben gebruikt:
Toegang tot en gebruik van technologieën die een verbinding met internet of andere netwerken vanaf elke plek en op elk moment mogelijk maken („ubiquitous connectivity”). Kenmerken die moeten worden verzameld voor particulieren die de laatste drie maanden internet hebben gebruikt:
|
2. TOEPASSINGSGEBIED
|
a) |
De statistische eenheden voor de in punt 1, onder b), van deze bijlage vermelde kenmerken die betrekking hebben op huishoudens zijn: huishoudens waarvan ten minste één lid tot de leeftijdsgroep 16-74 jaar behoort. |
|
b) |
De statistische eenheden voor de in punt 1, onder b), van deze bijlage vermelde kenmerken die betrekking hebben op particulieren zijn: particulieren in de leeftijdsgroep van 16-74 jaar. |
|
c) |
Het geografische bereik bestrijkt de huishoudens en/of particulieren die op het grondgebied van de lidstaat wonen. |
3. REFERENTIEPERIODE
De voornaamste referentieperiode voor het verzamelen van statistieken is het eerste kwartaal van 2015.
4. SOCIAALECONOMISCHE ACHTERGRONDKENMERKEN
|
a) |
Voor de in punt 1, onder b), van deze bijlage vermelde onderwerpen en kenmerken daarvan die betrekking hebben op huishoudens, worden de volgende achtergrondkenmerken verzameld:
|
|
b) |
Voor de in punt 1, onder b), van deze bijlage vermelde onderwerpen en kenmerken daarvan die betrekking hebben op particulieren, worden de volgende achtergrondkenmerken verzameld:
|
5. FREQUENTIE
De gegevens worden eenmaal verstrekt voor het jaar 2015.
6. TERMIJNEN VOOR DE INDIENING VAN DE RESULTATEN
|
a) |
De bestanden met individuele gegevens die niet rechtstreeks tot de betrokken statistische eenheden herleidbaar zijn, zoals bedoeld in artikel 6 en bijlage II, punt 6, bij Verordening (EG) nr. 808/2004 worden vóór 5 oktober 2015 bij Eurostat ingediend. Uiterlijk op die datum moet de gegevensreeks zijn voltooid, gevalideerd en goedgekeurd. |
|
b) |
De metagegevens, zoals bedoeld in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 808/2004, worden vóór 31 mei 2015 aan Eurostat toegezonden. |
|
c) |
Het verslag over de kwaliteit, zoals bedoeld in artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 808/2004, wordt uiterlijk op 5 november 2015 aan Eurostat toegezonden. |
|
d) |
De gegevens en metagegevens worden bij Eurostat ingediend overeenkomstig de door Eurostat gespecificeerde uitwisselingsnorm via de diensten van het centrale toegangspunt. Voor de metagegevens en het verslag over de kwaliteit wordt gebruikgemaakt van de door Eurostat bepaalde standaard-metagegevensstructuur. |
|
6.11.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 319/55 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1197/2014 VAN DE COMMISSIE
van 5 november 2014
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
|
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 5 november 2014.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
|
(EUR/100 kg) |
||
|
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
|
0702 00 00 |
AL |
57,9 |
|
MA |
75,8 |
|
|
MK |
50,7 |
|
|
ZZ |
61,5 |
|
|
0707 00 05 |
AL |
84,5 |
|
JO |
193,6 |
|
|
TR |
136,8 |
|
|
ZZ |
138,3 |
|
|
0709 93 10 |
MA |
61,4 |
|
TR |
125,2 |
|
|
ZZ |
93,3 |
|
|
0805 20 10 |
MA |
130,2 |
|
TR |
61,9 |
|
|
ZZ |
96,1 |
|
|
0805 20 30 , 0805 20 50 , 0805 20 70 , 0805 20 90 |
TR |
66,4 |
|
ZZ |
66,4 |
|
|
0805 50 10 |
MA |
52,7 |
|
TR |
90,4 |
|
|
ZZ |
71,6 |
|
|
0806 10 10 |
BR |
309,4 |
|
LB |
284,9 |
|
|
PE |
379,1 |
|
|
TR |
139,3 |
|
|
US |
400,6 |
|
|
ZA |
133,6 |
|
|
ZZ |
274,5 |
|
|
0808 10 80 |
BA |
34,8 |
|
BR |
52,7 |
|
|
CA |
88,6 |
|
|
CL |
88,2 |
|
|
CN |
68,5 |
|
|
NZ |
142,6 |
|
|
US |
233,5 |
|
|
ZA |
143,5 |
|
|
ZZ |
106,6 |
|
|
0808 30 90 |
CN |
118,3 |
|
ZA |
57,4 |
|
|
ZZ |
87,9 |
|
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.