Chapter 2 2kgt
What’s up
Vragen maken in de past
simple
Vragen met to be: altijd were of was vooraan in
de zin.
Were you at the station?
Was he/she/it in the room an hour ago?
Were they nice people?
Was John here yesterday?
Geen vorm van to be in de zin:
gebruik did + hele werkwoord
Did
Did
Did
Did

you like the show?
he understand that man?
Alice know the answer?
they find the bank robber?
tel de werkwoorden
en
volg het juiste lijntje

er staan 2 of meer werkwoorden
in de zin

draai onderwerp en pv om

VRAGEN MAKEN

er staat maar één ww in de zin

het is een vorm van
to be

draai onderwerp en pv om

het is geen vorm van to be

staat het ww in
de verleden tijd?

zet did voor de zin
het ww wordt het hele ww
staat er een s
achter het ww?

zet does voor de zin het ww wordt het
hele ww

overige gevallen

zet do voor de zin
Ontkenningen in de Past simple
Ontkenningen met to be:
Je gebruikt was not en were not
I was not on time.
You were not at home.
He/she/it was not very nice.
They/we were not at the cinema
Let op! In gesprekken gebruik je
meestal de korte vormen wasn’t
en weren’t
tel de werkwoorden
en
volg het juiste lijntje

er staan 2 of meer werkwoorden
in de zin

Zet not na de pv

Ontkennend
maken

er staat maar één ww in de zin

het is een vorm van
to be

Zet not na de pv

het is geen vorm van to be

staat het ww in
de verleden tijd?

zet didn’t na het onderwerp
het ww wordt het hele ww

staat er een s
achter het ww?
Zet doesn’t na het onderwerp
het ww wordt het hele ww

overige gevallen

zet don’t na het onderwerp
Ontkenningen met andere werkwoorden
Je gebruikt didn’t + hele werkwoord:

I didn’t call him again.
You didn’t ask my name.
The horse didn’t want to gallop anymore.
She didn’t drive here all alone.
They didn’t hear her come in.
Must en Should
must + hele ww
moet(en)
Je vindt ZELF dat iemand iets moet doen
(verplicht)
 should + hele ww
zou(den) moeten
 Je vindt dat iets eigenlijk zou moeten (advies)
vb. Mother:
“You must clean your room”
“You should see a doctor”

must not + hele ww moet niet/mag niet
 should not + hele ww zou niet moeten


vb. You mustn’t park here
Je MAG hier niet parkeren
You shouldn’t park here
Je zou hier niet moeten
parkeren
Now show what you know!

(vul in: must / mustn’t of should / shoudn’t)

1. I
2. You
fine!
3. Frank
4. Everybody
5. Anne
6. They
7. You
8. Lily

be on time or the train will be gone.
worry about your exams. You’ll be
sleep more. He looks terrible.
pay taxes.
eat that. It’s bad for her!
go to Brazil. It’s so beautiful there!
have a ticket to get in.
go there. It’s forbidden.
Chapter 2 2kgt what's up

Chapter 2 2kgt what's up

  • 1.
  • 2.
    Vragen maken inde past simple Vragen met to be: altijd were of was vooraan in de zin. Were you at the station? Was he/she/it in the room an hour ago? Were they nice people? Was John here yesterday?
  • 3.
    Geen vorm vanto be in de zin: gebruik did + hele werkwoord Did Did Did Did you like the show? he understand that man? Alice know the answer? they find the bank robber?
  • 4.
    tel de werkwoorden en volghet juiste lijntje er staan 2 of meer werkwoorden in de zin draai onderwerp en pv om VRAGEN MAKEN er staat maar één ww in de zin het is een vorm van to be draai onderwerp en pv om het is geen vorm van to be staat het ww in de verleden tijd? zet did voor de zin het ww wordt het hele ww staat er een s achter het ww? zet does voor de zin het ww wordt het hele ww overige gevallen zet do voor de zin
  • 6.
    Ontkenningen in dePast simple Ontkenningen met to be: Je gebruikt was not en were not I was not on time. You were not at home. He/she/it was not very nice. They/we were not at the cinema Let op! In gesprekken gebruik je meestal de korte vormen wasn’t en weren’t
  • 7.
    tel de werkwoorden en volghet juiste lijntje er staan 2 of meer werkwoorden in de zin Zet not na de pv Ontkennend maken er staat maar één ww in de zin het is een vorm van to be Zet not na de pv het is geen vorm van to be staat het ww in de verleden tijd? zet didn’t na het onderwerp het ww wordt het hele ww staat er een s achter het ww? Zet doesn’t na het onderwerp het ww wordt het hele ww overige gevallen zet don’t na het onderwerp
  • 8.
    Ontkenningen met anderewerkwoorden Je gebruikt didn’t + hele werkwoord: I didn’t call him again. You didn’t ask my name. The horse didn’t want to gallop anymore. She didn’t drive here all alone. They didn’t hear her come in.
  • 10.
    Must en Should must+ hele ww moet(en) Je vindt ZELF dat iemand iets moet doen (verplicht)  should + hele ww zou(den) moeten  Je vindt dat iets eigenlijk zou moeten (advies) vb. Mother: “You must clean your room” “You should see a doctor” 
  • 11.
    must not +hele ww moet niet/mag niet  should not + hele ww zou niet moeten  vb. You mustn’t park here Je MAG hier niet parkeren You shouldn’t park here Je zou hier niet moeten parkeren
  • 12.
    Now show whatyou know! (vul in: must / mustn’t of should / shoudn’t) 1. I 2. You fine! 3. Frank 4. Everybody 5. Anne 6. They 7. You 8. Lily be on time or the train will be gone. worry about your exams. You’ll be sleep more. He looks terrible. pay taxes. eat that. It’s bad for her! go to Brazil. It’s so beautiful there! have a ticket to get in. go there. It’s forbidden.