This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52004AE0517
Opinion of the European Economic and Social Committee on ‘the social dimension of culture’
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „De sociale dimensie van cultuur”
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „De sociale dimensie van cultuur”
PB C 112 van 30.4.2004, pp. 57–59
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
30.4.2004 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 112/57 |
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „De sociale dimensie van cultuur”
(2004/C 112/17)
Het Europees Parlement heeft op 20 november 2003 besloten om het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 262, laatste alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap te raadplegen over „De sociale dimensie van cultuur”.
De gespecialiseerde afdeling „Werkgelegenheid, sociale zaken, burgerschap”, die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 3 maart 2004 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Le Scornet.
Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 407e zitting van 31 maart en 1 april 2004 (vergadering van 31 maart) het volgende advies uitgebracht, dat met 98 stemmen voor, 0 stem tegen en bij 4 onthouding is goedgekeurd.
1. Inleiding
1.1 |
Het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité (hierna: EESC) hebben besloten om de problematiek van de sociale dimensie met die van cultuur in één thema onder te brengen, omdat die concepten in hun ogen nauw zijn vervlochten en de wisselwerking tussen beide steeds belangrijker zal worden voor het Europese integratiebeleid. |
1.2 |
Het Comité komt al in een advies van 1999 (1) tot de volgende vaststelling: „Wanneer men uitgaat van de – zeer brede – definitie van cultuur als een richtinggevend stelsel van waarden die voor de leden van de samenleving relevant zijn, dan structureert de cultuur ook het werkterrein van de civil society.” Voor cultuur als proces van denken en handelen zijn opleiding en maatschappelijke participatie onontbeerlijk. Het ontwerp voor een Europese grondwet is niet in de laatste plaats gegrondvest op gemeenschappelijke waardenbegrippen, doelstellingen en grondrechten, en op een nieuwe zienswijze van de werking van de democratie. Al die factoren samen vormen het fundament voor de Europese opvatting van wat „cultuur” is. Die opvatting is niet gespeend van sociale begrippen als solidariteit, sociale samenhang, uitbanning van sociale uitsluiting en discriminatie, en sociale integratie. Om die redenen heeft het Comité er tijdens de Conventie op aangedrongen om voortaan ook over cultuuraangelegenheden te worden geraadpleegd. Het Europees Parlement als democratisch orgaan dat de burgers van Europa vertegenwoordigt, en het Europees Economisch en Sociaal Comité als institutionele vertegenwoordiger van het maatschappelijk middenveld ontlenen hieraan hun bijzondere verantwoordelijkheid voor het complexe geheel van cultuuraspecten. |
1.3 |
Het Europees Parlement heeft terecht de nadruk gelegd op de „verplichting” om een „gemeenschappelijke culturele basis” en een „Europese ruimte voor de burgers” te creëren (2). Daar moet vooral dringend werk van worden gemaakt, omdat de nationale cultuur de overhand dreigt te krijgen naarmate de culturele complexiteit toeneemt. Die complexiteit zal met de uitbreiding van de Europese Unie niet alleen groter worden, maar ook in de huidige Europese context heel andere kenmerken gaan vertonen, omdat de toetredende landen hun eigen geschiedenis, tradities en cultuur meebrengen. |
1.4 |
Er is maar weinig tijd voor het opstellen van dit advies. Daarom zal het Comité om te beginnen het onderwerp benaderen vanuit drie - als belangrijkste aangemerkte - invalshoeken. |
2. Hoe ziet de door ons gewenste Europese samenleving eruit?/Een nieuwe „cultuur” van interacties tussen economische, sociale en milieupraktijken
2.1 |
De sociale dimensie van de cultuur is binnen de grenzen van de Europese Unie van doorslaggevend belang, omdat daaraan een Europese identiteit kan worden ontleend en op die manier een gemeenschappelijke vorm en inzet aan het „samen leven” van alle Europeanen wordt gegeven. De sociale dimensie van de cultuur is echter even belangrijk naar buiten toe, omdat de aantrekkingskracht van Europa niet alleen berust op zijn status van grootste interne markt ter wereld met een hoog BBP en een sterke euro, maar ook op het oorspronkelijke karakter ervan, waaraan is vormgegeven in een solide sociaal en cultureel model dat, gegrondvest op een gemeenschappelijk patrimonium van waarden, zijn sporen heeft verdiend als het erom gaat culturele verschillen en sociale en politieke tegenstellingen op vreedzame en constructieve wijze te overwinnen. |
2.2 |
De culturele en sociale dimensie van beleid, maar ook de symboolwaarde daarvan, worden zwaar onder druk gezet door de veranderingen waaraan de maatschappij momenteel als gevolg van de globalisering onderhevig is, alsook door de (drastisch veranderende) sociaal-demografische ontwikkelingen, migratie en immigratie, de opkomst van ICT, het veld winnende beginsel van seksegelijkheid, en andere sociaal-economische omwentelingen. De Europese samenleving kan niet langer voorbijgaan aan de noodzaak om al haar actieve krachten en hun omgeving bij haar ontwikkeling te betrekken en heeft de erkenning nodig van al haar geledingen. Zoals tijdens het Europees jaar van mensen met een handicap is het gebleken en door de in het kader van dat jaar door het Comité genomen initiatieven en goedgekeurde adviezen duidelijk is geworden, zal het oordeel over ons maatschappijmodel afhangen van de plaats en rol die daarin wordt toegekend aan de zwaksten en marginalen. |
2.3 |
Moeten traditionele waarden als die van hiërarchie (wie beveelt wie?) en afhankelijkheid (zoals in de diverse uitingsvormen van de verzorgingsstaat) niet zo langzamerhand worden vervangen door de empowerment van het individu? Of, anders gezegd, door een actieve participatie van alle economische, maatschappelijke, gezins- en culturele actoren? |
2.4 |
Is die actieve participatie niet een conditio sine qua non voor een bestaan dat in economisch en sociaal opzicht zelfontplooiing mogelijk maakt en van scheppingskracht getuigt? Kan dan niet worden gezegd dat die actieve participatie dus ook een ethische noodzaak en een economische vereiste is? Is het niet zo dat zelfrespect en respect voor anderen en de mogelijkheid voor iedereen om zich te ontplooien, en de voorrang die wordt gegeven aan het beginsel van samenwerking, de gemeenschappelijke kenmerken vormen van het huidige Europees humanisme en bepalend zijn voor het concurrentievermogen van de hele Europese Unie? |
2.5 |
Aan de methoden die in de economie, op sociaal gebied en bij de bescherming van het milieu worden toegepast, ontspruiten evenzovele cultuurverschijnselen. Door de culturele veranderingen die zich daarbij voordoen, op te sporen en als zodanig te onderkennen, kan aan het begrip „sociale dimensie van de cultuur” een concrete inhoud worden gegeven. |
2.6 |
Het komt erop neer dat de raakvlakken tussen overheid, markt en maatschappelijk middenveld opnieuw in ogenschouw moeten worden genomen en, in onderling overleg, moeten worden geherdefinieerd. |
3. Gevolgen van de veranderingen op de arbeidsmarkt voor de structuur en culturele waarden van de samenleving
3.1 |
Het gaat te ver te pretenderen dat al die nieuwe terreinen in dit advies kunnen worden onderzocht. Het volstaat echter op te merken dat een dergelijk onderzoek vast en zeker meer inzage zou geven in de werkelijke betekenis van het begrip „kennismaatschappij” als onmisbaar onderdeel van en motor achter de opbouw van Europa, zoals vastgelegd in de strategie van Lissabon. |
3.2 |
Overal ter wereld bestaat de tendens om aan alle componenten van „werk”, ook als „werk” bijvoorbeeld consumptie is, een intellectuele lading te geven, en daarvan een mentale voorstelling te maken, en daarbij bovendien steeds vaker van relationele, stilistische en creatieve criteria uit te gaan. Die tendens bereikt in Europa een hoogtepunt en ligt ongetwijfeld ten grondslag aan de varianten op het gebied van concurrentievermogen, aantrekkingskracht, burgerzin en ondernemingsgeest die Europa in stand houdt en kan laten gelden vis-à-vis andere geo-culturele gebieden in de wereld. |
3.3 |
Daar komt nog bij dat beroepen die gericht zijn op integratie en bemiddeling cruciaal worden in een samenleving die zo volop aan het veranderen is. De immense druk waaronder die beroepen staan, gaat verder dan de gewone materiële en concrete moeilijkheden waarmee iemand bij de uitoefening ervan te maken kan krijgen. Hierdoor worden vraagtekens geplaatst bij alle gebruikelijke aanknopingspunten voor actie waaraan zowel een gevoel van solidariteit als de sociale controle in onze samenlevingen ten grondslag ligt. Het al dan niet zinvol zijn van een beroep, was ontleend aan een symboliek die volop aan het veranderen is: het profiel van deze nieuwe beroepen moet dan ook worden ontraadseld. |
3.4 |
In een volop veranderende maatschappij kan de sociale dimensie niet meer worden losgezien van de cultuur, noch kan een culturele aanpak voorbijgaan aan sociale aspecten. Ook gaat het niet aan daarin een rangorde aan te geven. Daarom kunnen de economie, sociale aspecten en de politiek niet langer gescheiden worden gehouden van „arbeid”, noch van het werk van kunstenaars en wetenschappers. Zonder een ondergeschikte positie in te nemen, krijgen artistieke scheppingskracht en wetenschappelijke bevindingen daardoor een steeds groter op zich staand belang. Dat heeft vooral tot gevolg dat moet worden nagedacht over nieuwe vormen van culturele economie (solidaire economie, wederzijdse inzet van financieringsbronnen). |
4. Een nieuwe democratische cultuur
4.1 |
Sociaal en cultuurbeleid zijn niet alleen sectorgebonden, maar moeten ook worden gezien als een politieke „cultuur”. Er moet aan worden gewerkt dat een nieuwe democratische cultuur, die gebaseerd is op begrippen als „culturele veiligheid”, „culturele betrouwbaarheid” en „sociale en culturele governance” steeds meer ingang vindt. De discussie over het creëren van culturele rechten/vrijheden/verantwoordelijkheden moet ondubbelzinnig worden geopend. |
4.2 |
De tijd lijkt gekomen om de verschillende paradigma's van de culturele en sociale democratie opnieuw onder de loep te nemen en verder uit te bouwen:
|
4.3 |
De grote verscheidenheid aan meespelende factoren die van belang zijn als het erom gaat een daadwerkelijke sociale en culturele democratie in het leven te roepen, zouden niet alleen tussen instellingen onderling, maar ook samen met sociale bewegingen, culturele netwerken en de sociale partners moeten worden onderzocht. Een van de grootste hindernissen die daarvoor moeten worden genomen, is dat er tussen alle betrokkenen een samenwerkingsethiek moet worden uitgewerkt. |
5. Aanbevelingen
Bovenstaande eerste overwegingen brengen het Comité ertoe de volgende suggesties te doen:
5.1 De culturele roeping van het Europees Economisch en Sociaal Comité
5.1.1 |
Het Comité wil, net als sommige nationale SER's en aanverwante instellingen die hiertoe al eerder zijn overgegaan, zijn culturele roeping voortaan beter in de verf gaan zetten, vooral omdat „De ontwikkeling van de civil society … een cultureel proces (is)” (3). Het stelt daarom voor om over dit onderwerp een actieve dialoog met de nationale SER's en de EU-instellingen (Europees Parlement, Raad, Commissie en Comité van de Regio's) aan te gaan. Zijn doel is te fungeren als een echt forum ten behoeve van een duurzame ontwikkeling en een creatieve cultuurindustrie (4), waar maatschappelijke organisaties over culturele ontwikkeling discussiëren, met dien verstande dat het woord „cultuur” daarbij in pluralistische, dynamische en innoverende zin wordt opgevat. |
5.2 Geleidelijke oprichting van een Europese waarnemingspost voor culturele samenwerking
5.2.1 |
Het Comité stelt voor om, samen met de Commissie en het Europees Parlement, te blijven praten over de door het Europees Parlement geopperde oprichting van een Europese waarnemingspost voor culturele samenwerking (5). |
5.2.2 |
Het Comité is op de hoogte van de - niet eenduidige - conclusies van de in opdracht van de Commissie uitgevoerde haalbaarheidsstudie over dit plan van het Europees Parlement. Die conclusies waren volgens het Comité duidelijk nodig, maar hadden niet beperkt mogen blijven tot zaken als de steun aan momenteel actieve netwerken en organisaties en de herziening van hun financiën, de totstandbrenging van een webportaal en de opstelling van culturele statistieken (6). |
5.2.3 |
Daarom stelt het Comité voor om een initiatiefadvies uit te brengen waarin de doelstellingen van zo'n waarnemingspost, die de steun van het Comité én van het Europees Parlement geniet, precies worden afgebakend. Ook zou moeten worden nagegaan of het daarbij echt gaat om een interinstitutioneel en grensoverschrijdend „netwerk”, met regionale en nationale contactpunten, waarin alle betrokkenen (overheid, particuliere ondernemingen en sociale economie) de door hen - al dan niet bewust - opgedane ervaringen uitwisselen en tot synergie laten komen. De bedoeling is dus zeker niet om weer een nieuwe centrale instelling in het leven te roepen. Een dergelijke dynamische samenwerking is bevorderlijk voor een niet-defensieve evolutie van het begrip „subsidiariteit” in het cultuurbeleid van Europa en zou de burgers van Europa in staat stellen om zich rechtstreeks te mengen in de totstandbrenging van een gemeenschappelijke culturele ruimte, die daardoor dus ook hun „eigen” ruimte zou worden. Het Comité zou zich dan kandidaat kunnen stellen voor de functie van secretariaat en centrum voor de inzameling van gegevens. Dat centrum zou moeten uitgroeien tot een echte databank voor gegevens en kennis. Ook zou het Comité een drijvende kracht kunnen worden door specifieke actieplannen voor te stellen. |
5.2.4 |
In het licht van het voorgaande, moet waardering worden uitgesproken voor het uitstekende opsporingswerk dat het Europese agentschap van Bilbao en de Stichting van Dublin hebben verricht. Deze organisaties gaan op zoek naar voorbeelden van goede praktijken en naar culturele veranderingen in arbeidsvoorwaarden, werkgelegenheid, preventie en sociale samenhang. Die resultaten geven een voorproefje van wat ook kan bijdragen tot het succes van een Europese waarnemingspost voor culturele samenwerking, waarbij „cultuur” in heel ruime zin moet worden geïnterpreteerd. |
5.2.5 |
Ook is er informatie van tal van netwerken die cultuur aangrijpen als sociaal bindmiddel, vooral in sociaal uitgesloten bevolkingsgroepen of in groepen die dat dreigen te worden, zoals bijvoorbeeld in volksbuurten, verpauperde industriegebieden en ontvolkte plattelandsgebieden, waarvan er in de door de Commissie bestelde studie al 65 zijn geïdentificeerd. Het Comité, dat voor sommige daaronder hoorzittingen heeft gehouden, wil die groepen, zoals ze zelf ook vragen, uit hun isolement halen. Dat betekent dat deze groepen voor het eerst de middelen moeten krijgen om hun voortbestaan en ontwikkeling te kunnen garanderen. De waarnemingspost zou dan naast het vergaren, verspreiden en overdragen van kennis en knowhow, ook evaluaties moeten verrichten. |
5.2.6 |
Daarbij zou met name moeten worden getoetst of de culturele dimensie in het beleid van de EU naar behoren in aanmerking wordt genomen. Die evaluerende functie zou vooral kunnen worden ingezet om de programma's „Cultuur 2000” en „MEDIA Plus” bij hun verlenging een sterkere onderbouwing te geven doordat vanaf dan rekening wordt gehouden met de grondig gewijzigde situatie als gevolg van de uitbreiding van de EU en er in de verlengde programma's nieuwe soorten activiteiten worden opgenomen. Een dergelijke waarnemingspost zou ieder jaar een eigen verslag kunnen uitbrengen. |
5.3 Nauwe contacten tussen het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité en uitvoering van gezamenlijke cultuurprogramma's
5.3.1 |
Het Comité en het Europees Parlement vertegenwoordigen beide de burgers van Europa, maar hebben elk een eigen werkwijze. Samenwerking op cultuurgebied tussen die twee instellingen mag dus niet onopgemerkt blijven: daarvoor moeten procedures worden uitgewerkt en gemeenschappelijke evenementen worden georganiseerd. |
5.3.2 |
Tijdens een jaarlijkse bijeenkomst over „Een cultureel Europa” zou kunnen worden nagegaan hoever de Europese Unie al is gevorderd met haar overgang van een Gemeenschap van rechten naar een Gemeenschap van waarden. Ook zou er voor ieder jaar een culturele waarde kunnen worden gekozen, die alle betrokkenen echt gemeenschappelijk hebben en waaraan dat jaar speciaal aandacht wordt besteed. |
5.3.3 |
De Europese cultuursteden hebben al een rijkdom aan ervaringen opgedaan. In het verlengde daarvan zouden beide instellingen tijdens hun eerste vergadering een wedstrijd kunnnen uitschrijven voor projecten om - pakweg om de twee, drie of vier jaar (waarom niet telkens met de Olympische Spelen) - een bepaald initiatief te verwezenlijken, waarbij alle Europese landen betrokken zijn. Ieder land zou dan zelf de cultuur van Europa bekendheid moeten geven door in ieder geval één partner van een ander cultuurgebied aan dat Europese initiatief te laten deelnemen. |
5.3.4 |
Ten slotte zouden beide instellingen kunnen meewerken aan de oprichting van een Europese task force om in conflictgebieden culturele en artistieke uitwisselingen mogelijk te maken. Zo kunnen in die gebieden conflicten worden voorkomen en/of kan - na een conflict - met de heropbouw van een gebied worden begonnen. |
Brussel, 31 maart 2004
De voorzitter
van het Europees Economisch en Sociaal Comité
R. BRIESCH
(1) EESC-advies van 23 september 1999 over de rol van de georganiseerde civiele samenleving bij de opbouw van Europa, PB C 329 van 17.11.1999.
(2) RUFFOLO-rapport, EP A.5 – 0281/2001.
(3) EESC-advies van 23.9.1999 over „De rol en bijdrage van de maatschappelijke organisaties bij de opbouw van Europa” (rapporteur: SIGMUND) – PB C 329 van 17.11.1999.
(4) EESC-advies van 28 januari 2004 over de cultuurindustrie in Europa (rapporteur: RODRÍGUEZ GARCÍA-CARO).
(5) RUFFOLO-rapport EP A5 – 0281/2001.
(6) Haalbaarheidsstudie over de oprichting van een Europese waarnemingspost voor culturele samenwerking, eindrapport aan de Commissie van 18 augustus 2003. http://europa.eu.int/comm/culture/eac/sources_info/pdf-word/final_report aout 2003.pdf.