Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32018R1684

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1684 van de Commissie van 8 november 2018 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op hefboommechanismen van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad

C/2018/7153

PB L 279 van 9.11.2018, pp. 17–32 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 21/01/2025

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2018/1684/oj

9.11.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 279/17


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/1684 VAN DE COMMISSIE

van 8 november 2018

tot instelling van een definitief antidumpingrecht op hefboommechanismen van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) („de basisverordening”), en met name artikel 11, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.1.   Voorafgaande onderzoeken en geldende maatregelen

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1136/2006 (2) heeft de Raad een antidumpingrecht ingesteld op hefboommechanismen van oorsprong uit de Volksrepubliek China („VRC”) („de oorspronkelijke maatregelen”). Het onderzoek dat leidde tot de instelling van de oorspronkelijke maatregelen wordt hierna „het oorspronkelijke onderzoek” genoemd.

(2)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 796/2012 (3) heeft de Raad, naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 (4), de definitieve antidumpingmaatregelen opnieuw ingesteld ten aanzien van de invoer van hefboommechanismen van oorsprong uit de VRC („het voorafgaande nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen”).

1.2.   Verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen

(3)

Na de bekendmaking van een bericht dat de maatregelen op korte termijn zouden vervallen (5), heeft de Commissie een verzoek om een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 („de basisverordening”) ontvangen.

(4)

Het verzoek om een nieuw onderzoek werd op 30 mei 2017 ingediend door de Lever Arch Mechanism Manufacturers Association („de indiener van het verzoek”) namens drie producenten in de Unie die samen circa 95 % van de totale productie van hefboommechanismen in de Unie vertegenwoordigen. De reden voor dit verzoek om een nieuw onderzoek was dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting van dumping en herhaling van schade voor de bedrijfstak van de Unie.

1.3.   Opening

(5)

Nadat de Commissie na raadpleging van het bij artikel 15, lid 1, van de basisverordening ingestelde comité tot de conclusie was gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal was om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen te openen, heeft zij op 1 september 2017 door de bekendmaking van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie (6) („het bericht van opening”) de opening van een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening aangekondigd.

1.4.   Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode

(6)

Het onderzoek naar de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping had betrekking op de periode van 1 juli 2016 tot en met 30 juni 2017 („het tijdvak van het nieuwe onderzoek”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van schade had betrekking op de periode van 1 januari 2014 tot het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek („de beoordelingsperiode”).

1.5.   Belanghebbenden

(7)

In het bericht van opening werden alle belanghebbenden door de Commissie uitgenodigd om aan het onderzoek mee te werken. Bovendien heeft de Commissie de indiener van het verzoek, de andere haar bekende producenten in de Unie, de producenten-exporteurs in de VRC, de haar bekende betrokken importeurs/gebruikers alsook de autoriteiten van de VRC van de opening van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen officieel in kennis gesteld.

(8)

Alle belanghebbenden werd verzocht hun standpunt kenbaar te maken en informatie en bewijsmateriaal in te dienen binnen de termijnen zoals vastgesteld in het bericht van opening. De belanghebbenden werden tevens in de gelegenheid gesteld een schriftelijk verzoek om een hoorzitting met de onderzoeksdiensten van de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures in te dienen.

1.5.1.   Samenstelling van een steekproef

(9)

In het bericht van opening heeft de Commissie verklaard dat zij mogelijk een steekproef van de belanghebbenden zou samenstellen overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening.

1.5.1.1.   Steekproef van producenten-exporteurs in de VRC

(10)

Gezien het kennelijk grote aantal producenten-exporteurs in de VRC werd in het bericht van opening overwogen een steekproef samen te stellen.

(11)

Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te kunnen stellen, heeft de Commissie alle haar bekende producenten-exporteurs in de VRC verzocht de in het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken. De gevraagde informatie betrof onder meer de productiehoeveelheden en de productiecapaciteit. Daarnaast heeft de Commissie de Vertegenwoordiging van de VRC bij de Europese Unie verzocht mogelijke andere producenten-exporteurs die geïnteresseerd zouden kunnen zijn in medewerking aan het onderzoek, op te sporen en/of contact met hen op te nemen.

(12)

Geen van de 33 benaderde Chinese exporteurs/producenten, noch een andere Chinese exporteur/producent heeft zich gemeld en de gevraagde informatie verstrekt.

1.5.1.2.   Steekproef van producenten in de Unie

(13)

In het bericht van opening verklaarde de Commissie dat zij een voorlopige steekproef van producenten in de Unie had samengesteld. Overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening werd de steekproef samengesteld op basis van het verkoopvolume van het soortgelijke product. De steekproef bestond uit drie producenten in de Unie. De in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vertegenwoordigden meer dan 75 % van de geschatte totale productie in de bedrijfstak van de Unie en meer dan 75 % van de totale hoeveelheden door de bedrijfstak van de Unie verkocht aan niet-verbonden afnemers in de Unie gedurende het tijdvak van het nieuwe onderzoek. De Commissie nodigde de belanghebbenden uit om opmerkingen over de voorlopige steekproef in te dienen. Er werden geen opmerkingen ontvangen en de voorlopige steekproef werd derhalve bevestigd. De steekproef werd als representatief voor de bedrijfstak van de Unie beschouwd.

1.5.1.3.   Steekproef van niet-verbonden importeurs

(14)

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, werd alle niet-verbonden importeurs verzocht om mee te werken aan dit onderzoek. Deze partijen werd verzocht zich bekend te maken door de Commissie de in bijlage II bij het bericht van opening verlangde informatie over hun ondernemingen te verstrekken.

(15)

Bovendien werd in de openingsfase met 26 in het verzoek om een nieuw onderzoek genoemde importeurs contact opgenomen door de Commissie en werd deze verzocht hun activiteit toe te lichten en bijlage II bij het bericht van opening in te vullen.

(16)

Geen van de importeurs heeft zich bij de Commissie gemeld.

1.5.2.   Vragenlijsten

(17)

De Commissie zond vragenlijsten toe aan de drie in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en aan drie in het verzoek om een nieuw onderzoek genoemde gebruikers.

(18)

Ook werden vragenlijsten toegezonden aan 38 producenten in potentiële derde landen met een markteconomie, namelijk Cambodja, India, Iran, Japan, Oekraïne, Thailand en Zwitserland. Geen van de producenten in de potentiële referentielanden stuurde de Commissie een ingevulde vragenlijst terug.

(19)

De drie in de steekproef opgenomen producenten in de Unie stuurden een antwoord op de vragenlijst in. Geen van de gebruikers stuurde een antwoord op de vragenlijst.

(20)

Zoals vermeld in overweging 12, werkte geen van de Chinese producenten-exporteurs mee door antwoord op de vragenlijst te geven.

1.5.3.   Controlebezoeken

(21)

De Commissie verzamelde en controleerde alle gegevens die zij nodig achtte voor de vaststelling van de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping en schade, en voor de vaststelling van het belang van de Unie. Bij de volgende ondernemingen werd ter plaatse een controle uitgevoerd:

producenten in de Unie

IML, Offanengo, Italië

NIKO, d.o.o., Železniki, Slovenië

INTERKOV spol. s.r.o., Benešov nad Ploučnici, Tsjechië

2.   ONDERZOCHT PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

2.1.   Onderzocht product

(22)

Het nieuwe onderzoek heeft betrekking op hetzelfde product als in het oorspronkelijke onderzoek, namelijk hefboommechanismen die doorgaans worden gebruikt in ordners waarin bladen en andere documenten worden gearchiveerd. Deze hefboommechanismen bestaan uit (gewoonlijk twee) stevige gebogen elementen van metaal die op een plaat zijn bevestigd en minstens één openingsmechanisme dat het mogelijk maakt bladen in de ordner op te bergen, zijn van oorsprong uit de VRC („het onderzochte product”) en worden momenteel ingedeeld onder GN-code ex 8305 10 00 (Taric-code 8305100050).

2.2.   Soortgelijk product

(23)

Er werd van uitgegaan dat het onderzochte product dat in de VRC wordt geproduceerd en naar de Unie wordt uitgevoerd, en het product dat door de bedrijfstak van de Unie in de Unie wordt geproduceerd en verkocht, dezelfde fysische en chemische basiseigenschappen hebben en voor dezelfde basistoepassingen worden gebruikt. Derhalve werden deze producten geacht soortgelijke producten te zijn in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

3.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN DUMPING

(24)

Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of voortzetting of herhaling van dumping bij uitvoer uit de VRC waarschijnlijk is indien de geldende maatregelen zouden komen te vervallen.

3.1.   Voorafgaande opmerkingen

(25)

Zoals vermeld in de overwegingen 12 en 20, werkte geen van de Chinese exporteurs/producenten aan het onderzoek mee. Daarom heeft de Commissie de Chinese autoriteiten meegedeeld dat zij wegens gebrek aan medewerking mogelijk artikel 18 van de basisverordening toepast betreffende de bevindingen met betrekking tot de VRC. De Commissie heeft van de Chinese autoriteiten in dit verband geen opmerkingen ontvangen noch verzoeken om de raadadviseur-auditeur in te schakelen.

(26)

Daarom en in overeenstemming met artikel 18, lid 1, van de basisverordening werden de bevindingen met betrekking tot de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping gebaseerd op de beschikbare gegevens, met name vrij toegankelijke informatie (zoals officiële websites van ondernemingen), de in het verzoek om een nieuw onderzoek verstrekte informatie en de van de medewerkende partijen (d.w.z. de indiener van het verzoek en de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie) tijdens het nieuwe onderzoek verkregen informatie.

3.2.   Dumping

(27)

In het bericht van opening wordt verwezen naar het gebruik van een referentieland om de normale waarde vast te stellen. Indien er geen sprake was van enige medewerking van een geschikt referentieland, was de Commissie voornemens de werkelijk betaalde of te betalen prijzen in de Unie te gebruiken om de normale waarde vast te stellen. Belanghebbenden werd verzocht om opmerkingen te maken over de geschiktheid van deze grondslag voor het vaststellen van de normale waarde. Er werden hierover geen opmerkingen ontvangen.

(28)

Door het gebrek aan medewerking van de producenten-exporteurs in de VRC en de niet-verbonden importeurs op de markt van de Unie kon de Commissie de uitvoerhoeveelheden en -prijzen in het kader van transacties niet vaststellen. Daarom heeft de Commissie alternatieve methoden overwogen om de uitvoerprijs vast te stellen.

(29)

In de eerste plaats werd overwogen of er bij wijze van alternatief een beroep kon worden gedaan op Eurostat-gegevens of andere statistische gegevens zoals de gegevens die door de lidstaten aan de Commissie zijn gemeld in overeenstemming met artikel 14, lid 6, van de basisverordening („databank van artikel 14, lid 6”), getoetst met behulp van andere beschikbare gegevens, om de uitvoerprijzen vast te stellen. Eurostat bleek echter ongeschikt omdat de statistische invoergegevens ook betrekking hadden op andere invoer dan het onderzochte product. Ook de databank van artikel 14, lid 6, maakte geen vergelijking van de uitvoerprijzen met de prijzen van de bedrijfstak van de Unie per productsoort mogelijk. Daarnaast worden de hoeveelheden hefboommechanismen in de Taric-databank en de databank van artikel 14, lid 6, bijgehouden in kilogram, terwijl de normale waarde is gebaseerd op het aantal stukken.

(30)

In de tweede plaats werd ook overwogen gebruik te maken van de in het verzoek om een nieuw onderzoek vermelde uitvoerprijzen. Deze methode werd toegepast in het in overweging 2 genoemde voorafgaande nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen en laat in principe ook een vergelijking per productsoort toe. De bij het verzoek om een nieuw onderzoek gevoegde facturen vermeldden echter de prijzen bij uitvoer naar andere derde landen.

(31)

Bijgevolg kon de dumping niet op basis van de prijzen bij uitvoer naar de Unie worden berekend en was het niet mogelijk vast te stellen dat dumping plaatsvindt. Daarom concentreerde het onderzoek zich op de vraag of het waarschijnlijk is dat dumping zich opnieuw zal voordoen.

3.3.   Waarschijnlijkheid van herhaling van dumping

(32)

Bij het onderzoek naar de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping werden de volgende elementen onderzocht: de verhouding tussen de normale waarde en de prijzen bij uitvoer naar derde landen; de productiecapaciteit, de productie en de reservecapaciteit in de VRC; en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie voor invoer uit de VRC.

3.3.1.   Verhouding tussen de normale waarde en de prijzen bij uitvoer naar derde landen

(33)

Gezien het gebrek aan medewerking van de producenten-exporteurs in de VRC werd de normale waarde vergeleken met de prijzen bij uitvoer uit de VRC naar andere derde landen overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening.

3.3.1.1.   Basis voor het vaststellen van de normale waarde

(34)

De normale waarde moest overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening worden vastgesteld op basis van de prijs of de door berekening vastgestelde waarde in een geschikt derde land met een markteconomie (het referentieland), of op basis van de prijs bij uitvoer uit het referentieland naar andere landen, met inbegrip van de Unie. Wanneer deze methoden niet beschikbaar zijn, kan de normale waarde ook worden vastgesteld op elke andere redelijke grondslag, met inbegrip van de in de Unie werkelijk betaalde of te betalen prijs van het soortgelijke product, indien nodig verhoogd met een redelijke winstmarge.

(35)

In het verzoek van de bedrijfstak van de Unie om een nieuw onderzoek werd een aantal producenten in landen met een markteconomie buiten de Unie vermeld (namelijk India, Iran en Thailand).

(36)

In het bericht van opening sprak de Commissie de wens uit om met India, Iran en Thailand samen te werken. Bovendien werd in het bericht van opening vermeld dat, als de producenten in landen met een markteconomie buiten de Unie geen medewerking verleenden, de Commissie voornemens was de werkelijk betaalde of te betalen prijzen in de Unie te gebruiken om de normale waarde vast te stellen. Ook bij het oorspronkelijke onderzoek, evenals bij het voorafgaande nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen waarnaar in overweging 2 wordt verwezen, waren de werkelijk betaalde of te betalen prijzen in de Unie gebruikt om de normale waarde vast te stellen.

(37)

Zoals vermeld in overweging 18, heeft de Commissie na de opening van het onderzoek contact met deze producenten opgenomen, evenals met andere potentiële producenten in andere landen die via vrij toegankelijke bronnen konden worden opgespoord.

(38)

Eén Iraanse producent van hefboommechanismen verklaarde zich bereid om mee te werken, maar verstrekte slechts een gedeeltelijk antwoord op de vragenlijst. Ondanks de verzoeken van de Commissie verstrekte deze producent geen verdere informatie. De door deze producent verstrekte informatie was in hoge mate onvolledig en/of inconsistent en was daarom niet bruikbaar voor het berekenen van de normale waarde.

(39)

Geen enkele andere producent in een van de andere potentiële referentielanden waarmee de Commissie contact heeft opgenomen, verleende zijn medewerking.

(40)

Daarom kon de Commissie niet anders dan de werkelijk betaalde of te betalen prijzen in de Unie te gebruiken om de normale waarde vast te stellen.

(41)

Geen van de belanghebbenden heeft opmerkingen gemaakt over de geschiktheid van deze methode om de normale waarde vast te stellen.

3.3.1.2.   Normale waarde

(42)

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening en zoals toegelicht in de overwegingen 34 tot en met 41, werd de normale waarde vastgesteld op basis van de in de Unie werkelijk betaalde of te betalen prijs van het soortgelijke product in het kader van normale handelstransacties.

(43)

De normale waarde was bijgevolg de gewogen gemiddelde binnenlandse verkoopprijs van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie bij levering aan niet-verbonden afnemers.

(44)

Eerst werd voor de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie nagegaan of hun binnenlandse verkoop van het soortgelijke product aan onafhankelijke afnemers representatief was overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening, d.w.z. of de totale binnenlandse verkoop minstens 5 % bedroeg van de totale uitvoer van het betrokken product naar de Unie. Door het gebrek aan medewerking van de producenten-exporteurs in de VRC moest de totale uitvoer naar de Unie op basis van de beschikbare gegevens worden vastgesteld. Zoals vermeld in overweging 29, werden de gegevens van Eurostat en andere statistische gegevens ongeschikt geacht om vast te stellen of er sprake was van voortzetting van dumping. Deze gegevens zijn echter wel te gebruiken als indicatie van het niveau van de invoer in de Unie van het betrokken product. Op basis hiervan werd de binnenlandse verkoop van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie als over het algemeen voldoende representatief gedurende het tijdvak van het nieuwe onderzoek beschouwd, rekening houdend met de vertrouwelijkheid van de gegevens zoals toegelicht in overweging 63. Gezien het gebrek aan medewerking van de exporteurs in de VRC kon de representativiteit niet per productsoort worden onderzocht.

(45)

De Commissie heeft vervolgens onderzocht of de binnenlandse verkoop van elke in de steekproef opgenomen producent in de Unie kan worden geacht te hebben plaatsgevonden in het kader van normale handelstransacties, d.w.z. of de gemiddelde verkoopprijzen van elke in de steekproef opgenomen producent in de Unie gelijk aan of hoger dan de gemiddelde productiekosten en dus winstgevend zijn.

(46)

Vastgesteld werd dat de verkoop van de producenten in de Unie doorgaans winstgevend was. Bijgevolg werd de normale waarde vastgesteld op basis van de gewogen gemiddelde verkoopprijs van alle verkopen van hefboommechanismen door de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de markt van de Unie gedurende het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

3.3.1.3.   Uitvoerprijs

(47)

Bij gebrek aan medewerking van de producenten-exporteurs concludeerde de Commissie dat de in het verzoek om een nieuw onderzoek vermelde informatie over de prijzen bij uitvoer uit de VRC naar derde landen de meest geschikte basis was voor berekening van de prijs bij uitvoer van het betrokken product naar de Unie.

3.3.1.4.   Vergelijking

(48)

De gewogen gemiddelde normale waarde en de gewogen gemiddelde uitvoerprijs werden vergeleken in het stadium af fabriek. In verband hiermee werden op grond van de in het verzoek om een nieuw onderzoek opgenomen elementen de normale waarde en de uitvoerprijs gecorrigeerd voor verschillen in kosten van binnenlandse vracht en zeevracht ingevolge artikel 2, lid 10, onder e), van de basisverordening. Uit deze vergelijking bleek dat de in het verzoek om een nieuw onderzoek vermelde prijs bij uitvoer naar derde landen 22,1 % à 32,2 % lager was dan de normale waarde. Dit wijst erop dat bij intrekking van de antidumpingmaatregelen de producten hoogstwaarschijnlijk in de Unie zullen worden gedumpt.

3.4.   Ontwikkeling van de invoer indien de antidumpingmaatregelen worden ingetrokken

3.4.1.   Productiecapaciteit en reservecapaciteit in de VRC

(49)

Aangezien de producenten-exporteurs niet aan het onderzoek hebben meegewerkt, zijn de volgende conclusies hoofdzakelijk gebaseerd op de in het verzoek om een nieuw onderzoek opgenomen informatie en de informatie die in de loop van het onderzoek door de bedrijfstak van de Unie is verstrekt, waar mogelijk getoetst met behulp van vrij toegankelijke informatie.

(50)

Op grond hiervan wordt de productiecapaciteit van hefboommechanismen in de VRC geraamd op 600 à 850 miljoen stuks; dit komt in de buurt van de productiecapaciteit zoals geschat in het voorafgaande nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen (7) (600 à 700 miljoen stuks).

(51)

Daarnaast, zoals reeds vastgesteld in het voorafgaande nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen (8), kan gezien de aard van het fabricageproces in de VRC (voornamelijk arbeid) de productiecapaciteit in de VRC voor hefboommechanismen gemakkelijk worden verhoogd, onder meer door extra arbeidskrachten in dienst te nemen, waarbij investering in machines beperkt kan blijven.

(52)

Daarom ligt de productiecapaciteit in de VRC ongeveer 240 % tot 340 % hoger dan het verbruik in de Unie gedurende het tijdvak van het nieuwe onderzoek en aanzienlijk hoger dan de productie in de Unie gedurende dezelfde periode.

(53)

In het verzoek om een nieuw onderzoek werd de productie van hefboommechanismen in de VRC geraamd op circa 350 miljoen stuks, wat betekent dat bij voorzichtige schatting de reservecapaciteit boven 260 miljoen stuks ligt. Deze reservecapaciteit komt ruwweg overeen met het totale verbruik van de Unie gedurende het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

(54)

Daarom kan redelijkerwijze worden geconcludeerd dat de VRC over een aanzienlijke reservecapaciteit beschikt. Zoals toegelicht in de overwegingen 49 tot en met 53, is het zeer waarschijnlijk dat deze reservecapaciteit voor uitvoer naar de markt van de Unie zal worden gebruikt als de antidumpingmaatregelen worden ingetrokken.

3.4.2.   Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie

(55)

Ondanks het afnemende verbruik van hefboommechanismen op de markt van de Unie blijft er in de Unie een aanzienlijke vraag bestaan, die goed is voor circa 45 % van de wereldmarkt. De markt van de Unie is nog altijd de grootste markt ter wereld voor hefboommechanismen.

(56)

Er is slechts een beperkt aantal andere markten waarop hefboommechanismen worden gebruikt. Bovendien zijn deze markten veel kleiner dan de markt van de Unie, waardoor deze niet in staat zouden zijn om het grote capaciteitsoverschot van de VRC te absorberen. Daarnaast blijkt uit de beschikbare informatie dat het verbruik van hefboommechanismen in de VRC zeer laag is en naar verwachting niet in aanmerkelijke mate zal stijgen.

(57)

Zoals beschreven in overweging 48, bleek uit een vergelijking van de prijzen bij uitvoer uit de VRC naar derde landen met de prijzen op de markt van de Unie dat de prijzen doorgaans hoger waren op de markt van de Unie. Dit feit maakt de markt van de Unie aantrekkelijker voor dergelijke goedkope invoer, omdat die meer winst oplevert.

(58)

Daarom werd geconcludeerd dat de markt van de Unie een aantrekkelijke markt zou zijn voor Chinese uitvoer indien de antidumpingmaatregelen zouden vervallen.

(59)

Gezien deze overwegingen is het waarschijnlijk dat, indien de maatregelen werden ingetrokken, de uitvoer van het onderzochte product uit de VRC in aanzienlijke hoeveelheden naar de Unie zou worden verlegd. Zoals aangetoond in de overwegingen 34 tot en met 48, zou deze invoer naar alle waarschijnlijkheid plaatsvinden tegen dumpingprijzen.

3.4.3.   Conclusie

(60)

Gezien de aanzienlijke overcapaciteit in de VRC, de beperkte omvang van de Chinese binnenlandse markt en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie werd geconcludeerd dat Chinese invoer van het onderzochte product in de Unie met aanzienlijke hoeveelheden zou toenemen indien de antidumpingmaatregelen zouden komen te vervallen. Daarnaast constateerde de Commissie dat deze invoer waarschijnlijk zou plaatsvinden tegen dumpingprijzen. Er is daarom een sterke mate van waarschijnlijkheid van herhaling van dumping.

4.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN SCHADE

4.1.   Definitie van de bedrijfstak van de Unie en de productie in de Unie

(61)

In de beoordelingsperiode werden hefboommechanismen in de Unie vervaardigd door zes bekende producenten. Drie van deze producenten worden vertegenwoordigd door de indiener van het verzoek. Deze zes producenten in de Unie vormen de „bedrijfstak van de Unie” in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening. De drie producenten in de Unie die worden vertegenwoordigd door de indiener van het verzoek, werden in de steekproef opgenomen, zoals beschreven in de overwegingen 13 tot en met 21. De steekproef vertegenwoordigt meer dan 75 % van de totale productie en het totale verkoopvolume in de Unie, zoals beschreven in overweging 13.

(62)

Een van de producenten die niet in de steekproef was opgenomen, Mi.me.ca. Srl, Italië, werd gedurende het tijdvak van het nieuwe onderzoek in januari 2017 failliet verklaard (9). Twee andere producenten in de Unie die niet in de steekproef opgenomen waren, EJA International, Nederland, en Technosteel, Italië, stopten na de beoordelingsperiode in 2018 met de productie van hefboommechanismen.

(63)

Gezien het feit dat twee van de drie in de steekproef opgenomen ondernemingen verbonden zijn, worden de gegevens voor de schadeanalyse in deze verordening in geïndexeerde vorm gepresenteerd om — overeenkomstig artikel 19 van de basisverordening — de vertrouwelijkheid van bedrijfsgevoelige informatie te waarborgen.

(64)

De totale productie in de Unie gedurende het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd vastgesteld op tussen 270 en 330 miljoen stuks op basis van het bewijs dat werd overgelegd in het verzoek om een nieuw onderzoek, de door de indiener van het verzoek verstrekte aanvullende gegevens en de antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(65)

De Commissie maakte een schatting van de omvang van de invoer van het onderzochte product uit de VRC gedurende de beoordelingsperiode op basis van de gegevens uit de databank van artikel 14, lid 6, door een omrekeningsfactor toe te passen op de totale hoeveelheden in kilogram. De Commissie maakte ook in het voorafgaande nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen van deze omrekeningsfactor gebruik om de statistieken betreffende invoer (genoteerd in kilogram) om te zetten in stuks, door bij de omzetting vast uit te gaan van het gemiddelde gewicht van de meest representatieve productsoort.

(66)

De indiener van het verzoek stelde het gebruik van een andere omrekeningsfactor voor, die iets lager was dan de factor die was gebruikt in het voorafgaande nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen. De Commissie wees dit voorstel van de hand omdat er geen bewijs werd aangedragen voor een veranderde ontwikkeling in de invoer of veranderd verbruik in de Unie. Bijgevolg hield de Commissie de omrekeningsfactor aan die was gebruikt in het voorafgaande nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen.

4.2.   Verbruik in de Unie

(67)

Het verbruik in de Unie werd vastgesteld aan de hand van het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie en de in de Unie ingevoerde hoeveelheden uit derde landen, op basis van de gegevens die de lidstaten voor de databank van artikel 14, lid 6, aan de Commissie hebben verstrekt.

(68)

Het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie was gebaseerd op informatie die werd verstrekt door de producenten in de Unie voorafgaand aan de opening van het onderzoek en de gecontroleerde informatie die door de drie in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in hun antwoord op de vragenlijst werd verstrekt.

(69)

Zoals aangegeven in overweging 63, kunnen vertrouwelijke gegevens van de drie in de steekproef opgenomen ondernemingen in de volgende tabellen niet worden bekendgemaakt. Daarom werden waar nodig indexen gebruikt om de ontwikkeling gedurende de beoordelingsperiode zichtbaar te maken.

Tabel 1

Verbruik in de Unie

 

2014

2015

2016

TNO

Index (2014 = 100)

100

91

93

89

Bron: informatie verstrekt door de producenten in de Unie voorafgaand aan de openingsfase, databank van artikel 14, lid 6, gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de producenten in de Unie

(70)

Zoals blijkt uit tabel 1, nam het verbruik in de Unie gedurende de beoordelingsperiode met 11 % af. Dit is te verklaren door de voortdurende digitalisering van het kantoorbeheer en elektronische archivering, met als gevolg minder papieren archieven en daarmee afnemend verbruik van het onderzochte product.

4.3.   Invoer uit de VRC

4.3.1.   Omvang en marktaandeel van de invoer uit de VRC

(71)

De Commissie stelde de omvang van de invoer uit de VRC gedurende de beoordelingsperiode vast op basis van de gegevens uit de databank van artikel 14, lid 6, zoals aangegeven in overweging 67.

Op grond hiervan ontwikkelden de invoer in de Unie uit de VRC en het marktaandeel ervan zich zoals aangegeven in tabel 2:

Tabel 2

Omvang van invoer van hefboommechanismen uit de VRC en marktaandeel van de VRC

 

2014

2015

2016

TNO

Invoer uit VRC, index (2014 = 100)

100

55

15

0,13

Marktaandeel van invoer uit VRC op markt van de Unie

5,6 %

3,2 %

0,9 %

0,0 %

Bron: informatie verstrekt door de producenten in de Unie voorafgaand aan de openingsfase, databank van artikel 14, lid 6, gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de producenten in de Unie

(72)

Tijdens de beoordelingsperiode trad er elk jaar een aanzienlijke daling op van de invoer van hefboommechanismen uit de VRC, tot deze tegen het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek een onbeduidend niveau bereikte. In 2015 daalde de invoer van hefboommechanismen uit de VRC met 45 % en het jaar daarop met meer dan 70 %. Ten slotte daalde de invoer in het tijdvak van het nieuwe onderzoek tot slechts enkele duizenden stuks.

(73)

Bijgevolg daalde het marktaandeel van de VRC in de beoordelingsperiode eveneens aanzienlijk: van 5,6 % in 2014 tot bijna 0 % aan het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

4.3.2.   Ontwikkeling van de prijzen bij invoer uit de VRC en prijsonderbieding

(74)

Door het gebrek aan medewerking van de Chinese producenten-exporteurs en het gebrek aan alternatieve informatiebronnen kon de invoerprijs niet nauwkeurig worden vastgesteld. Dit komt doordat, zoals vermeld in overweging 29, de beschikbare statistische gegevens ongeschikt werden geacht voor zover een van de bronnen tevens op andere invoer dan die van het betrokken product betrekking had en de andere bron geen vergelijking van de uitvoerprijzen met de prijzen van de bedrijfstak van de Unie per productsoort mogelijk maakte.

(75)

Toch werden de invoerprijzen die zijn vastgelegd in de databank van artikel 14, lid 6, geschikt geacht om daaruit de algemene ontwikkeling van de prijzen bij invoer uit de VRC af te leiden. De ontwikkeling van de prijzen bij invoer in de Unie uit de VRC verliep zoals aangegeven in tabel 3:

Tabel 3

Gemiddelde prijs van de invoer van hefboommechanismen uit de VRC

 

2014

2015

2016

TNO

Index (2014 = 100)

100

113

109

157

Bron: databank van artikel 14, lid 6

(76)

Zoals blijkt uit tabel 3, was er in 2015 een stijging van de invoerprijzen met 13 % en in 2016 een daling met 3,5 %. Het prijsniveau steeg gedurende het tijdvak van het nieuwe onderzoek met 46 %. Deze algemene ontwikkeling moet echter worden gezien tegen de achtergrond van de zeer kleine invoerhoeveelheid gedurende het tijdvak van het nieuwe onderzoek, die zonder maatregelen niet als representatief voor de prijsniveaus kan worden beschouwd.

(77)

Door het gebrek aan medewerking van de Chinese producenten-exporteurs en het gebrek aan alternatieve informatiebronnen kon geen berekening worden gemaakt van de prijsonderbiedingsmarge gedurende het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

4.4.   Invoer uit andere derde landen dan de VRC

(78)

Invoer van hefboommechanismen uit andere derde landen dan de VRC vond voornamelijk plaats uit India. Tevens werden er kleine hoeveelheden ingevoerd uit Egypte, Israël, Japan, Oekraïne, Servië, Taiwan, de VS en Zwitserland.

(79)

De geaggregeerde hoeveelheden invoer in de Unie evenals het marktaandeel en de prijsontwikkelingen voor invoer van hefboommechanismen uit de andere derde landen worden getoond in tabel 4.

Tabel 4

Invoer uit andere derde landen dan de VRC

 

2014

2015

2016

TNO

Invoer, index (2014 = 100)

100

121

122

149

Marktaandeel

3,8 %

5,0 %

5,0 %

6,3 %

Gemiddelde prijs, index (2014 = 100)

100

140

165

148

Bron: informatie verstrekt door de producenten in de Unie voorafgaand aan de openingsfase, databank van artikel 14, lid 6, gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de producenten in de Unie

(80)

In totaal was er tijdens de beoordelingsperiode een aanzienlijke toename van de invoer uit de andere derde landen met 49 %.

(81)

Aangezien het totale verbruik in de Unie tijdens de beoordelingsperiode afnam, kwam deze stijging tot uiting in een toename van het marktaandeel van deze landen over deze periode van 3,8 % in 2014 tot 6,3 % gedurende het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

(82)

Zoals toegelicht in overweging 29, waren de beschikbare statistische gegevens niet geschikt voor het vaststellen van de prijzen bij uitvoer naar de Unie. Bijgevolg konden, net zoals voor de invoer van hefboommechanismen uit de VRC, ook voor de invoer uit andere derde landen enkel tendensen van de invoerprijzen worden vastgesteld. Tijdens de beoordelingsperiode was er een voortdurende stijging van de gemiddelde prijs van het uit andere derde landen ingevoerde product. De grootste stijging trad op in 2015, toen de prijzen 40 % stegen. In 2016 stegen de prijzen verder met 17,5 %, terwijl zij gedurende het tijdvak van het nieuwe onderzoek weer met 10,3 % daalden. Tijdens de beoordelingsperiode stegen de prijzen in totaal met 48 %.

4.5.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

4.5.1.   Algemene opmerkingen

(83)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening onderzocht de Commissie alle relevante economische factoren en indicatoren die tijdens de beoordelingsperiode op de situatie van de bedrijfstak van de Unie van invloed waren.

(84)

Voor de schadevaststelling maakte de Commissie onderscheid tussen macro-economische en micro-economische schade-indicatoren. De Commissie heeft de macro-economische indicatoren met betrekking tot de gehele bedrijfstak van de Unie beoordeeld op basis van de door de indiener van het verzoek verstrekte gegevens, nadat deze waren getoetst aan de hand van de informatie die voorafgaand aan de openingsfase door een aantal producenten in de Unie was verstrekt en de gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. De Commissie heeft de micro-economische indicatoren beoordeeld op basis van gegevens uit de gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. Beide reeksen gegevens bleken representatief voor de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie. Opgemerkt moet worden dat de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie een groot deel van productie in de Unie vertegenwoordigden (zie overweging 61).

(85)

De macro-economische indicatoren zijn: productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoopvolume, marktaandeel, groei, werkgelegenheid, productiviteit en hoogte van de dumpingmarge.

(86)

De micro-economische indicatoren zijn: gemiddelde eenheidsprijzen, gemiddelde kosten per eenheid, loonkosten, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken.

(87)

In aanmerking nemend dat twee van de drie in de steekproef opgenomen ondernemingen verbonden zijn, worden de gegevens in tabel 5 in geïndexeerde vorm gepresenteerd om — overeenkomstig artikel 19 van de basisverordening — de vertrouwelijkheid van bedrijfsgevoelige informatie te waarborgen (zie overweging 63).

4.5.2.   Macro-economische indicatoren

4.5.2.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad in de Unie

(88)

In tabel 5 zijn de totale productie, de productiecapaciteit en de bezettingsgraad in de Unie in de loop van de beoordelingsperiode te zien:

Tabel 5

Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad in de Unie met betrekking tot hefboommechanismen

 

2014

2015

2016

TNO

Productie, index (2014 = 100)

100

97

102

102

Productiecapaciteit, index (2014 = 100)

100

100

100

100

Bezettingsgraad, index (2014 = 100)

100

97

102

102

Bron: indiener van het verzoek, informatie voorafgaand aan de openingsfase en gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst

(89)

De totale productie in de Unie nam tijdens de beoordelingsperiode slechts licht toe en bereikte gedurende het tijdvak van het nieuwe onderzoek een niveau dat 2 % hoger lag.

(90)

De productiecapaciteit van de Unie bleef in de beoordelingsperiode gelijk.

(91)

De bezettingsgraad van de Unie volgde tijdens de beoordelingsperiode dan ook de ontwikkeling van de productiehoeveelheden. In totaal nam de bezettingsgraad tijdens de beoordelingsperiode toe met 2 %, als gevolg van de stijging van de productiehoeveelheden met 2 %.

4.5.2.2.   Verkoopvolume en marktaandeel van de Unie

(92)

Het verkoopvolume en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie ontwikkelden zich in de beoordelingsperiode zoals aangegeven in tabel 6:

Tabel 6

Verkoopvolume en marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie met betrekking tot hefboommechanismen

 

2014

2015

2016

TNO

Verkoopvolume, index (2014 = 100)

100

91

95

91

Marktaandeel

91,9 %

92,3 %

94,3 %

93,6 %

Index (2014 = 100)

100

100

103

102

Bron: indiener van het verzoek, informatie voorafgaand aan de openingsfase en gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst

(93)

Hoewel de productiehoeveelheden van de producenten in de Unie relatief constant bleven, zoals aangegeven in tabel 5, nam het verkoopvolume van de producenten in de Unie op de markt van de Unie tijdens de beoordelingsperiode met 9 % af. Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie nam echter met 2 % toe, voornamelijk als gevolg van het afnemende verbruik in de Unie en de daling van invoer uit de VRC.

4.5.2.3.   Groei

(94)

Gedurende de beoordelingsperiode nam de productie van de bedrijfstak van de Unie met 2 % toe, terwijl het verbruik in de Unie met 11 % en het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie met 9 % afnam (zie overwegingen 70 en 93). Deze productietoename wordt verklaard door de toename van de uitvoer van de producenten in de Unie.

4.5.2.4.   Werkgelegenheid en productiviteit

(95)

De werkgelegenheid en de productiviteit ontwikkelden zich in de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 7

Werkgelegenheid en productiviteit in de bedrijfstak van hefboommechanismen van de Unie

 

2014

2015

2016

TNO

Aantal werknemers, index (2014 = 100)

100

97

99

102

Productiviteit, index (2014 = 100)

100

101

103

100

Bron: indiener van het verzoek, informatie voorafgaand aan de openingsfase en gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst

(96)

Het aantal werknemers in de bedrijfstak van de Unie nam in de beoordelingsperiode iets toe met 2 % en de productiviteit bleef constant.

4.5.2.5.   Hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping

(97)

Zoals toegelicht in overweging 31, was het niet mogelijk vast te stellen dat dumping plaatsvindt. Daarom concentreerde het onderzoek zich op de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping indien de antidumpingmaatregelen zouden vervallen.

(98)

In het voorafgaande nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen vertoonde de bedrijfstak van de Unie tekenen van herstel van de gevolgen van eerdere dumping. Tijdens de beoordelingsperiode van het onderhavige onderzoek zette het herstelproces zich voort, zoals blijkt uit de gunstige ontwikkeling van de belangrijkste schade-indicatoren voor de bedrijfstak van de Unie. Bovendien werd de lagere vraag op de markt van de Unie, die tot gevolg had dat het verbruik tijdens de beoordelingsperiode met 11 % afnam (zie tabel 1), gecompenseerd door een toename van de uitvoer, zoals vermeld in overweging 94.

4.5.3.   Micro-economische indicatoren

4.5.3.1.   Prijzen en factoren die de prijzen beïnvloeden

(99)

De gemiddelde prijzen van de bedrijfstak van de Unie bij verkopen aan niet-verbonden afnemers in de Unie ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 8

Gemiddelde verkoopprijzen en kosten per eenheid in de Unie

 

2014

2015

2016

TNO

Gemiddelde verkoopprijs per eenheid in de Unie, index (2014 = 100)

100

97

96

95

Productiekosten per eenheid in de Unie, index (2014 = 100)

100

97

93

96

Bron: gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst

(100)

De gemiddelde prijs van de verkoop per eenheid van de bedrijfstak van de Unie voor niet-verbonden afnemers in de Unie daalde tijdens de beoordelingsperiode met 5 %.

(101)

In dezelfde periode daalden de gemiddelde productiekosten per eenheid met 4 %.

4.5.3.2.   Loonkosten

(102)

De gemiddelde loonkosten van de producenten in de Unie ontwikkelden zich in de beoordelingsperiode zoals aangegeven in tabel 9:

Tabel 9

Gemiddelde loonkosten per werknemer in de bedrijfstak van hefboommechanismen van de Unie

 

2014

2015

2016

TNO

Gemiddelde loonkosten per werknemer, index (2014 = 100)

100

99

102

104

Bron: gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst

(103)

In totaal namen de gemiddelde loonkosten van de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode met 4 % toe.

4.5.3.3.   Voorraden

(104)

De voorraadniveaus van de producenten in de Unie ontwikkelden zich in de beoordelingsperiode zoals aangegeven in tabel 10:

Tabel 10

Voorraden van hefboommechanismen in de bedrijfstak van de Unie

 

2014

2015

2016

TNO

Eindvoorraden, index (2014 = 100)

100

109

111

185

Eindvoorraden uitgedrukt als percentage van de productie

7,4 %

8,3 %

8,1 %

13,5 %

Index (2014 = 100)

100

112

108

182

Bron: gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst

(105)

De voorraden namen toe met 8 % tot 2016 en met 82 % tijdens de beoordelingsperiode. Deze sterke toename van de voorraden aan het einde van de beoordelingsperiode werd door de bedrijfstak van de Unie verklaard als seizoensgebonden verkoopeffect dat alleen optrad doordat het tijdvak van het nieuwe onderzoek eindigt in juli; de piek in de verkoop van hefboommechanismen vindt namelijk van oudsher plaats in december terwijl de productie het hele jaar door stabiel is.

4.5.3.4.   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

(106)

De winstgevendheid, de kasstroom, de investeringen en het rendement van investeringen van de bedrijfstak van de Unie ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 11

Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen

 

2014

2015

2016

TNO

Winstgevendheid van de totale verkoop in de Unie aan niet-verbonden afnemers, index (2014 = 100)

100

105

134

90

Kasstroom, index (2014 = 100)

100

107

120

42

Investeringen, index (2014 = 100)

100

87

91

103

Rendement van investeringen

42 %

47 %

63 %

36 %

Index (2014 = 100)

100

113

151

87

Bron: gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst

(107)

De winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie nam gedurende de eerste twee jaar met 34 % toe en daalde sterk gedurende het tijdvak van het nieuwe onderzoek. De winstgevendheid daalde gedurende de beoordelingsperiode in totaal met 10 %, maar bleef boven het streefcijfer van 5 % zoals vastgesteld in het voorafgaande nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen.

(108)

De kasstroom nam tussen 2014 en 2016 met 20 % toe en daalde sterk gedurende het tijdvak van het nieuwe onderzoek. In totaal daalde de kasstroom tijdens de beoordelingsperiode met 58 %.

(109)

De investeringen van de bedrijfstak van de Unie in de productie van het soortgelijke product namen af met 13 % in 2015, namen vervolgens weer enigszins toe met 4 % in 2016 en namen verder toe met 12 % gedurende het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Het resultaat was een bescheiden toename met 3 % gedurende de beoordelingsperiode.

(110)

Het rendement van investeringen staat voor de verhouding tussen de winsten of de verliezen die uit een investering voortvloeien en het geïnvesteerde bedrag. Het rendement bedroeg aan het begin van de beoordelingsperiode 42 % en was na twee jaar in 2016 met 51 % gestegen. Het rendement van investeringen nam gedurende het tijdvak van het nieuwe onderzoek af tot een niveau dat lager was dan aan het begin van de beoordelingsperiode, maar bleef wel 36 %.

4.5.4.   Conclusie inzake schade

(111)

Uit het onderzoek is gebleken dat de bedrijfstak van de Unie zich, dankzij de geldende antidumpingrechten, tijdens de beoordelingsperiode voortdurend heeft weten te herstellen van de eerder geleden schade. Schade-indicatoren als productie, bezettingsgraad en marktaandeel lieten allemaal een positieve ontwikkeling zien en de winstgevendheid bleef gedurende de hele periode boven het streefcijfer. Dit stelde de bedrijfstak van de Unie in staat om te investeren in productiviteitsverhogende maatregelen, teneinde de productiekosten per eenheid te verlagen terwijl de gemiddelde loonkosten toenamen.

(112)

De invoer van hefboommechanismen uit de VRC tijdens de beoordelingsperiode had slechts een beperkt effect op de situatie van de bedrijfstak van de Unie. Als gevolg van de geldende maatregelen was het marktaandeel van die invoer gedurende de hele periode laag. Niettemin bleef er sprake van invoer van Chinese hefboommechanismen op de markt van de Unie, behalve gedurende het tijdvak van het nieuwe onderzoek, waaruit een niet-afnemende belangstelling blijkt.

(113)

Bijgevolg concludeert de Commissie dat de geldende antidumpingmaatregelen gunstig zijn geweest voor de bedrijfstak van de Unie, omdat deze is blijven herstellen van het effect van schade veroorzakende dumping in het verleden.

4.6.   Waarschijnlijkheid van herhaling van schade

4.6.1.   Voorafgaande opmerkingen

(114)

Zoals vermeld in overweging 31, was het niet mogelijk vast te stellen dat dumping plaatsvindt. Er werd echter vastgesteld dat een herhaling van dumping waarschijnlijk is indien de antidumpingmaatregelen zouden komen te vervallen (zie overweging 60).

(115)

Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening onderzocht de Commissie daarom of zich opnieuw aanmerkelijke schade zou voordoen indien de maatregelen ten aanzien van de VRC zouden komen te vervallen.

(116)

Om de waarschijnlijkheid van herhaling van schade vast te stellen, werden de volgende elementen onderzocht: i) de productiecapaciteit en de reservecapaciteit in de VRC, ii) mogelijke prijzen van de invoer uit de VRC indien de maatregelen zouden komen te vervallen, iii) het gedrag van de Chinese producenten-exporteurs in andere derde landen, iv) de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie en v) het effect van de invoer uit de VRC op de situatie van de bedrijfstak van de Unie indien de maatregelen zouden komen te vervallen.

4.6.1.1.   Productiecapaciteit en reservecapaciteit in de VRC

(117)

Zoals toegelicht in de overwegingen 52 en 53, beschikken de producenten in de VRC over een aanzienlijke productiecapaciteit in de VRC en bijgevolg over een reservecapaciteit die veel groter is dan het totale verbruik in de Unie gedurende het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

(118)

Bovendien zijn er geen aanwijzingen gevonden voor een significante verhoging van de binnenlandse vraag naar hefboommechanismen in de VRC of op de markt van een ander derde land in de nabije toekomst. Gezien het dalende verbruik in de Unie van hefboommechanismen tijdens de beoordelingsperiode concludeerde de Commissie dat de binnenlandse vraag in de VRC of op de markt van andere derde landen de beschikbare reservecapaciteit niet kon absorberen.

4.6.1.2.   Mogelijke prijzen van de invoer uit de VRC

(119)

Zoals vermeld in overweging 47, was er geen medewerking van de producenten-exporteurs in de VRC. Daarom werden de in het verzoek om een nieuw onderzoek opgenomen prijzen bij uitvoer uit de VRC naar derde landen beschouwd als de meest geschikte basis voor mogelijke prijsniveaus van de invoer uit de VRC.

(120)

De prijzen van deze uitvoer werden ook beschouwd als een redelijke schatting van de mogelijke toekomstige prijzen bij uitvoer naar de Unie indien de maatregelen zouden komen te vervallen.

(121)

Zoals toegelicht in de overwegingen 42 en 48, waren de Chinese prijzen bij uitvoer naar derde landen 22,1 % à 32,2 % lager dan de prijzen van de bedrijfstak van de Unie gedurende het tijdvak van het nieuwe onderzoek. De prijsonderbiedingsmarge lag tussen 8,9 % en 17,8 %.

(122)

Daarom wordt geconcludeerd dat de invoer uit de VRC zeer waarschijnlijk een sterke druk op de prijzen van de bedrijfstak van de Unie zal uitoefenen indien de antidumpingmaatregelen zouden worden ingetrokken.

4.6.1.3.   Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie

(123)

Zoals vermeld in de overwegingen 55 tot en met 57, is de markt van de Unie de grootste interne markt voor hefboommechanismen, en bovendien zijn de prijzen aantrekkelijk voor Chinese producenten. Er zijn geen andere grote exportmarkten die de Chinese overcapaciteit kunnen absorberen, omdat hefboommechanismen slechts op een beperkt aantal markten gebruikt worden. Chinese producenten-exporteurs hebben derhalve een sterke prikkel om hun uitvoer te verleggen naar de Unie, waar zij hogere prijzen zouden krijgen en tegelijkertijd de verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk zouden kunnen onderbieden. Bovendien zouden zij een prikkel hebben om ten minste een deel van hun reservecapaciteit tegen lage prijzen naar de markt van de Unie uit te voeren.

(124)

Derhalve wordt geconcludeerd dat de producenten-exporteurs in de VRC over voldoende potentieel en prikkels beschikken om het volume van hun uitvoer van hefboommechanismen naar de Unie tegen dumpingprijzen die de prijzen van de bedrijfstak van de Unie fors onderbieden, aanzienlijk te vergroten, indien de antidumpingmaatregelen zouden komen te vervallen.

4.6.2.   Effect op de bedrijfstak van de Unie

(125)

Een toename van goedkope invoer zou aanzienlijke prijsdruk op de prijsgevoelige markt van de Unie tot gevolg hebben. De bedrijfstak van de Unie zal, wanneer het huidige prijsniveau behouden blijft, niet in staat zijn om zijn verkoopvolume en marktaandeel tegenover de goedkope invoer uit de VRC te handhaven. Het is zeer waarschijnlijk dat het Chinese marktaandeel snel zal stijgen indien de maatregelen zouden komen te vervallen. Dit zou zeer waarschijnlijk ten koste van de bedrijfstak van de Unie gaan. Een daling van het verkoopvolume zou leiden tot een lagere bezettingsgraad en een toename van de gemiddelde productiekosten. Dit zou leiden tot een verslechtering van de financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie en tot een afname van de winstgevendheid ervan, die weliswaar gedurende de hele beoordelingsperiode boven het streefcijfer lag, maar tussen 2016 en het tijdvak van het nieuwe onderzoek met meer dan 40 % is gedaald. In dit geval zou iedere stijging van de kosten er toe leiden dat de winstgevendheid op korte termijn daalt tot onder het streefcijfer. Hiermee zouden de eerdere inspanningen tot herstel van de bedrijfstak van de Unie, die tot nog toe in staat is geweest het vereiste investeringsniveau te behouden om concurrerend te blijven, teniet worden gedaan.

(126)

Indien de bedrijfstak van de Unie zou besluiten om de prijzen te verlagen in een poging om zijn verkoopvolume en marktaandeel te behouden, dan zou zijn financiële situatie echter vrijwel onmiddellijk verslechteren. Als de bedrijfstak van de Unie gedwongen zou zijn de verkoopprijzen op de markt van de Unie te verlagen met 8,9 %, de ondergrens van de geconstateerde prijsonderbieding (zie overweging 121), om de prijzen aan te passen aan die van de binnenkomende Chinese producten, zou de bedrijfstak onmiddellijk verliesgevend worden.

(127)

Het vervallen van de maatregelen heeft ook in dit scenario waarschijnlijk een direct negatief effect op de bedrijfstak van de Unie, omdat er onmiddellijk een verliesgevende situatie zou ontstaan. Dit zou op de middellange termijn niet houdbaar zijn en leiden tot sluitingen van productielocaties en uiteindelijk tot het verdwijnen van de bedrijfstak van de Unie. Opgemerkt moet worden dat al tijdens de beoordelingsperiode het aantal producenten in de Unie van zes tot drie is gedaald.

(128)

Derhalve kan worden geconcludeerd dat het zeer waarschijnlijk is dat het vervallen van de bestaande maatregelen zou leiden tot een herhaling van schade als gevolg van de invoer van hefboommechanismen uit de VRC en dat de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk zou verslechteren met aanmerkelijke schade tot gevolg.

(129)

Uit het feit dat hefboommechanismen momenteel in veel kleinere aantallen vanuit de VRC op de markt van de Unie worden ingevoerd dan vóór de instelling van de maatregelen blijkt dat de huidige antidumpingrechten de verstoring van de mededinging tussen de Chinese exporteurs van het onderzochte product en de bedrijfstak van de Unie hebben weggenomen. De Commissie heeft echter geconcludeerd dat het vervallen van de maatregelen zeer waarschijnlijk zou leiden tot herhaling van schade (zie overwegingen 128 en 130).

4.6.3.   Conclusie

(130)

De Commissie concludeert dat intrekking van de maatregelen naar alle waarschijnlijkheid zou leiden tot een aanzienlijke toename van de invoer uit de VRC van hefboommechanismen tegen dumpingprijzen die de prijzen van de bedrijfstak van de Unie onderbieden, met als gevolg dat de schade die de bedrijfstak van de Unie leed toen de maatregelen voor het eerst werden toegepast, zich zou herhalen. Daardoor zou de levensvatbaarheid van de bedrijfstak van de Unie ernstig gevaar lopen.

5.   BELANG VAN DE UNIE

(131)

Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening onderzocht de Commissie of handhaving van de bestaande antidumpingmaatregelen in strijd zou zijn met het belang van de Unie in haar geheel. Het belang van de Unie werd vastgesteld op basis van een beoordeling van alle betrokken belangen, waaronder die van de bedrijfstak van de Unie, de importeurs en de gebruikers.

(132)

Alle belanghebbenden werden overeenkomstig artikel 21, lid 2, van de basisverordening in de gelegenheid gesteld hun standpunt bekend te maken.

(133)

In het voorafgaande nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen werden antidumpingmaatregelen niet in strijd met het belang van de Unie geacht. Bovendien kan nu, omdat het om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen gaat waarbij derhalve een situatie wordt onderzocht waarin al antidumpingmaatregelen van toepassing zijn, worden nagegaan of de huidige antidumpingmaatregelen ongewenste negatieve gevolgen voor de betrokken partijen hebben.

(134)

Op basis hiervan werd onderzocht of er, ondanks de conclusie dat de dumping en de schade zich waarschijnlijk zullen herhalen, dwingende redenen waren om te concluderen dat handhaving van de maatregelen in dit bijzondere geval niet in het belang van de Unie is.

5.1.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(135)

Uit het onderzoek is gebleken dat als de maatregelen zouden komen te vervallen, dit waarschijnlijk een aanzienlijk negatief effect op de bedrijfstak van de Unie zou hebben. Dit zou op korte termijn leiden tot een daling van de winstgevendheid en zelfs tot verliezen voor de bedrijfstak van de Unie. Daarnaast zouden er ook negatieve gevolgen zijn voor andere schadefactoren zoals productiehoeveelheden, bezettingsgraad, investeringen en werkgelegenheid. Op langere termijn is deze situatie niet levensvatbaar, waardoor de producenten in de Unie gedwongen zullen zijn hun activiteiten op de markt van de Unie te beëindigen.

(136)

De bedrijfstak van de Unie heeft in het verleden bewezen een levensvatbare bedrijfstak te zijn met positieve economische en financiële resultaten. Toen er vrijwel geen sprake was van invoer met dumping uit de VRC, slaagde de bedrijfstak erin winstgevend te blijven met een winstmarge die hoger was dan het streefcijfer.

(137)

Daarom is het handhaven van de geldende antidumpingmaatregelen in het belang van de bedrijfstak van de Unie.

5.2.   Belang van de importeurs

(138)

Zoals aangegeven in overweging 16, heeft geen enkele importeur medewerking verleend aan dit onderzoek, noch de gevraagde informatie verstrekt. Er wordt aan herinnerd dat in de eerdere onderzoeken werd vastgesteld dat de instelling van maatregelen geen grote gevolgen zou hebben voor de importeurs. Bij gebrek aan bewijs waaruit iets anders blijkt, kan bijgevolg worden bevestigd dat de thans geldende maatregelen geen negatief effect van betekenis hebben gehad op hun financiële situatie en dat de voortzetting van de maatregelen geen ernstige gevolgen voor importeurs zou hebben.

5.3.   Belang van de gebruikers

(139)

Importeurs van hefboommechanismen zijn doorgaans ook gebruikers ervan, omdat de invoer dient voor het produceren van ordners met hefboommechanismen. Zoals vermeld in overweging 15, werd bij de opening van het onderzoek contact opgenomen met 26 bekende importeurs/gebruikers, maar geen ervan heeft het steekproefformulier beantwoord of opmerkingen gemaakt.

(140)

Bij de vorige onderzoeken werd vastgesteld dat de kosten van hefboommechanismen slechts een zeer klein percentage van de kleinhandelsprijs van ordners met hefboommechanismen uitmaakten en dat rechten daarom (in voorkomend geval) geen groot effect zouden hebben.

(141)

Bovendien is uit het onderzoek gebleken dat het waarschijnlijk is dat zonder enige maatregelen ten aanzien van de invoer met dumping de bedrijfstak van de Unie zijn aanwezigheid op de markt grotendeels verloren zou zien gaan en op de langere duur zelfs zou kunnen verdwijnen. Dit zou er ongetwijfeld toe leiden dat de producenten van ordners met hefboommechanismen afhankelijk werden van invoer en dat de concurrentie op de markt van de Unie aanzienlijk zou verminderen.

(142)

Op grond hiervan kan worden geconcludeerd dat maatregelen ten aanzien van hefboommechanismen niet indruisen tegen het algemene belang van de Unie.

5.4.   Conclusie inzake het belang van de Unie

(143)

Derhalve concludeert de Commissie dat er, wat het belang van de Unie betreft, geen dwingende redenen zijn om de definitieve antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van hefboommechanismen van oorsprong uit de VRC niet te handhaven.

6.   ANTIDUMPINGMAATREGELEN

6.1.   Maatregelen

(144)

Alle belanghebbenden zijn in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie voornemens was aan te bevelen de bestaande maatregelen ten aanzien van de invoer van hefboommechanismen van oorsprong uit de VRC te handhaven. Zij konden hierover binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken. Er werden geen opmerkingen ontvangen.

(145)

Gezien de recente rechtspraak van het Hof van Justitie (10) is het passend te voorzien in een percentage voor de in geval van terugbetaling van definitieve rechten te betalen moratoire interest, omdat de relevante geldende bepalingen inzake douanerechten niet voorzien in een dergelijke rentevoet en de toepassing van nationale voorschriften zou leiden tot onnodige verstoringen tussen de marktdeelnemers, afhankelijk van welke lidstaat voor de douaneafhandeling wordt gekozen.

(146)

Het bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1036 ingestelde comité heeft geen advies uitgebracht over de in deze verordening vervatte maatregelen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op hefboommechanismen, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 8305 10 00 (Taric-code 8305100050), van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

2.   Het definitieve antidumpingrecht, dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van de in lid 1 omschreven producten, vervaardigd door onderstaande ondernemingen, is als volgt:

Fabrikant

Antidumpingrecht

Aanvullende Taric-code

DongGuan Humen Nanzha World Wide Stationery Mfg. Co., Ltd.

27,1 %

A729

Alle andere ondernemingen

47,4 %

A999

Artikel 2

1.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

2.   De moratoire interest die moet worden betaald in geval van terugbetaling waaruit een recht op betaling van moratoire interest voortvloeit, is de op de eerste kalenderdag van de maand van de vervaldag door de Europese Centrale Bank voor haar basisherfinancieringstransacties toegepaste rentevoet zoals bekendgemaakt in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie, verhoogd met één procentpunt.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 november 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)   PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(2)  Verordening (EG) nr. 1136/2006 van de Raad van 24 juli 2006 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op hefboommechanismen uit de Volksrepubliek China (PB L 205 van 27.7.2006, blz. 1).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 796/2012 van de Raad van 30 augustus 2012 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op hefboommechanismen van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 (PB L 238 van 4.9.2012, blz. 5).

(4)  Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51).

(5)  Bericht van het naderend vervallen van bepaalde antidumpingmaatregelen (PB C 466 van 14.12.2016, blz. 20).

(6)  Bericht van opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van hefboommechanismen van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB C 290 van 1.9.2017, blz. 3).

(7)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 796/2012, overweging 40.

(8)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 796/2012, overweging 41.

(9)  http://www.portalecreditori.it/procedura?id=6rKz4dlB2Y; geraadpleegd op 16 augustus 2018.

(10)  Arrest van het Hof (Derde kamer) van 18 januari 2017, C-365/15, Wortmann/Hauptzollamt Bielefeld, EU:C:2017:19, punten 35 tot en met 39.


Top