This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 12016L/AFI/DCL/14
Consolidated version of the Treaty on the Functioning of the European Union#A.DECLARATIONS CONCERNING PROVISIONS OF THE TREATIES#14.Declaration concerning the common foreign and security policy
Geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
A.VERKLARINGEN BETREFFENDE BEPALINGEN VAN DE VERDRAGEN
14.Verklaring betreffende het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid
Geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
A.VERKLARINGEN BETREFFENDE BEPALINGEN VAN DE VERDRAGEN
14.Verklaring betreffende het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid
PB C 202 van 7.6.2016, p. 343–343
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force
7.6.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 202/343 |
14. Verklaring betreffende het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid
Naast de specifieke regels en procedures vermeld in artikel 24, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie onderstreept de Conferentie dat de bepalingen betreffende het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, mede met betrekking tot de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de dienst voor extern optreden, de huidige rechtsgrondslag, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van elke afzonderlijke lidstaat onverlet laten wat betreft het bepalen en voeren van zijn buitenlands beleid, zijn nationale diplomatieke dienst, zijn betrekkingen met derde landen en zijn deelname aan internationale organisaties, waaronder het lidmaatschap van een lidstaat van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.
Voorts merkt de Conferentie op dat de bepalingen betreffende het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid geen nieuwe bevoegdheden aan de Commissie verlenen om besluiten te initiëren noch de rol van het Europees Parlement vergroten.
De Conferentie herinnert er tevens aan dat de bepalingen die het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid beheersen, geen afbreuk doen aan de specifieke aard van het veiligheids- en defensiebeleid van de lidstaten.