Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32012R0540

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2012 van de Raad van 21 juni 2012 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 954/2006 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit Kroatië, Oekraïne, Roemenië en Rusland

PB L 165 van 26.6.2012, pp. 1–3 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 29/06/2011

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2012/540/oj

26.6.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 165/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 540/2012 VAN DE RAAD

van 21 juni 2012

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 954/2006 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit Kroatië, Oekraïne, Roemenië en Rusland

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 9, lid 4,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie („de Commissie”), ingediend na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

(1)

In maart 2005 heeft de Commissie een onderzoek (2) geopend naar de invoer van bepaalde naadloze buizen en pijpen („NBP”) van oorsprong uit onder meer Oekraïne („oorspronkelijk onderzoek”). In juni 2006 is een definitief antidumpingrecht ingesteld bij Verordening (EG) nr. 954/2006 van de Raad (3). Bovendien heeft de Commissie op 30 november 2007 in het Publicatieblad van de Europese Unie een bericht bekendgemaakt betreffende een naamswijziging van twee Oekraïense producenten-exporteurs (4).

(2)

Op 8 september 2006 hebben Interpipe Nikopolsky Seamless Tubes Plant Niko Tube en Interpipe Nizhnedneprovsky Tube Rolling Plant („Interpipe-groep” of „de indieners van het verzoek”) bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen („het GEA”) een verzoek (5) ingediend om Verordening (EG) nr. 954/2006 nietig te verklaren, voor zover deze hen betreft.

(3)

Wat CJSC Nikopolosky Seamless Tubes Plant Niko Tube en OJSC Nizhnedneprovsky Tube Rolling Plant (NTRP) betreft, zij erop gewezen dat hun bedrijfsnamen in februari 2007 zijn veranderd in CJSC Interpipe Nikopolsky Seamless Tubes Plant Niko Tube respectievelijk OJSC Interpipe Nizhnedneprovsky Tube Rolling Plant (6). Later is Interpipe Nikopolsky Seamless Tubes Plant Niko Tube opgehouden te bestaan als juridische entiteit en zijn al haar eigendoms- en niet-eigendomsrechten en verplichtingen overgenomen door LLC Interpipe Niko Tube, een bedrijf dat in december 2007 is opgericht.

(4)

Bij zijn arrest van 10 maart 2009 (7) heeft het GEA artikel 1 van Verordening (EG) nr. 954/2006 nietig verklaard voor zover het voor de uitvoer door de indieners van het verzoek vastgestelde antidumpingrecht het recht overschrijdt dat van toepassing zou zijn geweest, als de uitvoerprijs niet was gecorrigeerd voor een commissie wanneer de verkoop plaatsvond via de met de indieners van het verzoek verbonden onderneming.

(5)

De Raad van de Europese Unie en de Commissie alsook de indieners van het verzoek hebben een beroep ingesteld waarbij het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) werd verzocht om het arrest van het GEA van 10 maart 2009 te vernietigen. Op 16 februari 2012 heeft het HvJEU beide beroepen en het incidentele beroep („het arrest”) verworpen (8) en aldus het arrest van het GEA (nu het Gerecht) van 10 maart 2009 bevestigd.

(6)

Artikel 1 van Verordening (EG) nr. 954/2006 is daarna nietig verklaard, voor zover het op de uitvoer naar de Europese Unie van door de Interpipe-groep geproduceerde en uitgevoerde goederen ingestelde antidumpingrecht hoger is dan het geval zou zijn geweest indien op de uitvoerprijs geen correctie wegens commissie was toegepast wanneer de verkopen via de verbonden handelsmaatschappij waren afgewikkeld.

(7)

Het Gerecht en het Hof van Justitie (9) erkennen dat, wanneer een procedure uit verschillende stappen bestaat, de nietigverklaring van een van deze stappen niet de volledige procedure nietig verklaart. De antidumpingprocedure is een voorbeeld van een dergelijke uit verschillende stappen bestaande procedure. Bijgevolg houdt de nietigverklaring van delen van de definitieve antidumpingverordening niet de nietigverklaring van de gehele procedure vóór de vaststelling van de verordening in kwestie in. Verder zijn de instellingen van de Unie overeenkomstig artikel 266 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie verplicht het arrest van het Gerecht van eerste aanleg en het Hof van Justitie uit te voeren. Bijgevolg hebben de instellingen van de Unie bij de uitvoering van het arrest de mogelijkheid om alleen de aspecten van de aangevochte verordening die tot de nietigverklaring daarvan hebben geleid, te corrigeren en de niet-aangevochte delen waarop het arrest geen betrekking heeft, ongewijzigd te laten (10).

(8)

Deze verordening beoogt de correctie van de aspecten van Verordening (EG) nr. 954/2006 van de Raad die niet in overeenstemming zijn bevonden met de basisverordening en aldus hebben geleid tot de nietigverklaring van delen van die verordening. Alle andere bevindingen in Verordening (EG) nr. 954/2006 blijven geldig.

(9)

Daarom is het antidumpingrecht voor de Interpipe-groep overeenkomstig artikel 266 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie opnieuw berekend op basis van het arrest.

B.   NIEUWE BEOORDELING VAN DE BEVINDINGEN OP GROND VAN HET ARREST VAN HET HOF VAN JUSTITIE

(10)

Het aspect van het arrest dat in deze verordening wordt behandeld, is de berekening van de dumpingmarge, meer bepaald de berekening van de correctie van de uitvoerprijs voor verschillen in commissies overeenkomstig artikel 2, lid 10, onder i), van de basisverordening.

(11)

Zoals aangegeven in de overwegingen 131 en 134 van Verordening (EG) nr. 954/2006, is de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 2, lid 10, onder i), van de basisverordening voor commissies gecorrigeerd voor verkoop via de verbonden handelsonderneming.

(12)

Het GEA was in zijn arrest van oordeel en het HvJEU bevestigde later dat de instellingen van de Unie bij de vergelijking van de normale waarde en de uitvoerprijs in dit bijzondere geval geen correctie voor commissies hadden mogen uitvoeren.

(13)

Daarom is de dumpingmarge opnieuw berekend zonder een correctie van de uitvoerprijs voor verschillen in commissies.

(14)

De vergelijking van de aldus opnieuw berekende gewogen gemiddelde uitvoerprijs met de gewogen gemiddelde normale waarde, zoals vastgesteld tijdens het oorspronkelijke onderzoek per productsoort op basis van de prijs af fabriek, toonde het bestaan van dumping aan. De vastgestelde dumpingmarge bedraagt 17,7 % van de cif-invoerprijs, franco grens Unie, vóór inklaring.

C.   MEDEDELING VAN FEITEN EN OVERWEGINGEN

(15)

Alle bij de uitvoering van het arrest betrokken belanghebbende partijen werden in kennis gesteld van het voorstel tot herziening van de percentages van het antidumpingrecht van toepassing op de Interpipe-groep. De partijen konden hierover overeenkomstig de basisverordening binnen een bepaalde termijn na de mededeling van de feiten en overwegingen opmerkingen maken.

D.   CONCLUSIE

(16)

Op grond van het bovenstaande moet het voor de Interpipe-groep geldende recht dienovereenkomstig worden gewijzigd. Het gewijzigde percentage moet ook met terugwerkende kracht van toepassing zijn vanaf 30 juni 2006 (de datum waarop Verordening (EG) nr. 954/2006 in werking trad), en wel in de volgende zin: de terugbetaling of kwijtschelding moet overeenkomstig de toepasselijke douanewetgeving bij de nationale douaneautoriteiten worden aangevraagd. Indien bijvoorbeeld die terugbetaling of kwijtschelding wordt aangevraagd op grond van artikel 236, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (11), moet deze in beginsel alleen worden verleend indien bij het betrokken douanekantoor vóór het verstrijken van een termijn van drie jaar te rekenen vanaf de datum waarop het bedrag van die rechten aan de schuldenaar is medegedeeld, een daartoe strekkend verzoek is ingediend. (Als het recht kort na de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 954/2006 van de Raad is geïnd en het verzoek om terugbetaling is ingediend binnen drie jaar na de datum waarop het bedrag van de rechten aan de schuldenaar is meegedeeld, moet bijvoorbeeld het verzoek normaliter worden ingewilligd, mits het ook aan alle andere eisen voldoet),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De gegevens voor CJSC Interpipe Nikopolsky Seamless Tubes Plant Niko Tube en OJSC Interpipe Nizhnedneprovsky Tube Rolling Plant in de tabel van artikel 1 van Verordening (EG) nr. 954/2006 van de Raad worden vervangen door:

„Onderneming

Antidumpingrecht

Aanvullende Taric-code

LLC Interpipe Niko Tube en OJSC Interpipe Nizhnedneprovsky Tube Rolling Plant (Interpipe NTRP)

17,7  %

A743 ”

Artikel 2

Voor zover zij betrekking hebben op producten vervaardigd door de in artikel 1 bedoelde ondernemingen, worden de bedragen van de rechten die overeenkomstig artikel 1 van Verordening (EG) nr. 954/2006 van de Raad in zijn oorspronkelijke versie zijn betaald of overgemaakt op de rekeningen en die de rechten als vastgesteld op grond van artikel 1 van Verordening (EG) nr. 954/2006 als gewijzigd bij deze verordening overschrijden, terugbetaald of kwijtgescholden. De terugbetaling of kwijtschelding moet overeenkomstig de toepasselijke douanewetgeving bij de nationale douaneautoriteiten worden aangevraagd.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 21 juni 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

M. FREDERIKSEN


(1)   PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)   PB C 77 van 31.3.2005, blz. 2.

(3)   PB L 175 van 29.6.2006, blz. 4.

(4)   PB C 288 van 30.11.2007, blz. 34.

(5)   PB C 261 van 28.10.2006, blz. 28.

(6)   PB C 288 van 30.11.2007, blz. 34.

(7)  Zaak T-249/06, Interpipe Niko Tube en Interpipe NTRP/Raad, Jurispr. 2009, blz. II-383.

(8)   PB C 98 van 31.3.2012, blz. 2.

(9)  Zaak T-2/95, Industrie des poudres sphériques (IPS)/Raad, Jurispr. 1998, blz. II-3939.

(10)  Zaak C-458/98 P IPS/Raad, Jurispr. 2000, blz. I-8147.

(11)   PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.


Top