This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52011PC0599
Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL Implementing the bilateral safeguard clause and the stabilisation mechanism for bananas of the Agreement establishing an Association between the European Union and its Member States on the one hand, and Central America on the other
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot uitvoering van de bilaterale vrijwaringsclausule en het stabilisatiemechanisme voor bananen in de overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Midden-Amerika, anderzijds
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot uitvoering van de bilaterale vrijwaringsclausule en het stabilisatiemechanisme voor bananen in de overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Midden-Amerika, anderzijds
/* COM/2011/0599 definitief - 2011/0263 (COD) */
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot uitvoering van de bilaterale vrijwaringsclausule en het stabilisatiemechanisme voor bananen in de overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Midden-Amerika, anderzijds /* COM/2011/0599 definitief - 2011/0263 (COD) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL Motivering en doel van het voorstel Dit voorstel betreft de omzetting in het recht
van de Europese Unie van de vrijwaringsclausule en het stabilisatiemechanisme
in de associatieovereenkomst met Midden‑Amerika. Algemene context Op 23 april 2007 heeft de Raad de Commissie
gemachtigd om onderhandelingen te openen met bepaalde Midden-Amerikaanse
landen, die hebben geleid tot een associatieovereenkomst met Midden‑Amerika.
De overeenkomst is op 22 maart 2011 geparafeerd. De overeenkomst omvat een bilaterale
vrijwaringsclausule die voorziet in de mogelijkheid om het
meestbegunstigingsdouanerecht opnieuw in te voeren wanneer de invoer door de
liberalisering van de handel in dermate toegenomen hoeveelheden en onder zodanige
voorwaarden plaatsvindt dat de bedrijfstak van de Unie die een soortgelijk of
rechtstreeks concurrerend product vervaardigt ernstige schade ondervindt (of
dreigt te ondervinden). De overeenkomst omvat voorts ook een
stabilisatiemechanisme voor bananen dat toelaat dat het preferentiële
douanerecht tot 1 januari 2020 wordt geschorst wanneer een bepaald jaarlijks
invoervolume wordt bereikt. Om operationeel te zijn, moeten de
vrijwaringsclausule en het stabilisatiemechanisme in de wetgeving van de
Europese Unie worden omgezet en moeten de procedurele aspecten van hun
toepassing en de rechten van de belanghebbenden worden gespecificeerd. 2. RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN
BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING Dit voorstel voor een uitvoeringsverordening
is rechtstreeks afgeleid van de tekst van de met Midden-Amerika gesloten
overeenkomst. Bijgevolg is geen afzonderlijke raadpleging van de belanghebbende
partijen of een effectbeoordeling nodig. Het is grotendeels gebaseerd op
bestaande uitvoeringsverordeningen. 3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL Samenvatting van de voorgestelde
maatregel(en) Het bijgevoegde voorstel voor een verordening
van het Europees Parlement en de Raad is het rechtsinstrument voor de
uitvoering van de vrijwaringsclausule en het stabilisatiemechanisme van de
associatieovereenkomst tussen de EU en Midden‑Amerika. Rechtsgrondslag Artikel 207, lid 2, van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie. 2011/0263 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD tot uitvoering van de bilaterale
vrijwaringsclausule en het stabilisatiemechanisme voor bananen in de
overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese
Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Midden-Amerika, anderzijds HET EUROPEES
PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 2, Gezien het voorstel
van de Europese Commissie, Na toezending van het
ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Handelend volgens de
gewone wetgevingsprocedure[1], Overwegende hetgeen
volgt: (1)
Op 23 april 2007 heeft de Raad de Commissie
gemachtigd om namens de Unie en haar lidstaten onderhandelingen te openen met
bepaalde Midden-Amerikaanse landen ("Midden-Amerika") over een
overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese
Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Midden-Amerika, anderzijds ("de
overeenkomst"). (2)
Deze onderhandelingen zijn afgesloten en de overeenkomst
is op 22 maart 2011 geparafeerd; de overeenkomst werd overeenkomstig Besluit
nr. …/2011/EU van de Raad van …[2] op … namens de Europese
Unie ondertekend, onder voorbehoud van sluiting van de overeenkomst op een
later tijdstip. Het Europees Parlement heeft op (…) zijn goedkeuring gehecht
aan de overeenkomst. Vervolgens heeft de Raad Besluit nr. …/2011 van …[3]
betreffende de sluiting van de overeenkomst vastgesteld. (3)
Er moeten procedures worden vastgesteld voor de
toepassing van de bepalingen van de overeenkomst die de bilaterale
vrijwaringsclausule betreffen, alsook voor de toepassing van het
stabilisatiemechanisme voor bananen waarover met Midden‑Amerika
overeenstemming is bereikt. (4)
De termen "ernstige schade",
"dreiging van ernstige schade" en "overgangsperiode" als
bedoeld in de artikelen 104 en 105 van de overeenkomst moeten worden
gedefinieerd. (5)
Zoals in artikel 104 van de overeenkomst is
vastgelegd, mogen vrijwaringsmaatregelen alleen worden overwogen indien het
betrokken product in dermate toegenomen hoeveelheden, in absolute zin of in
verhouding tot de productie in de Unie, en onder zodanige voorwaarden in de
Unie wordt ingevoerd dat de producenten in de Unie die soortgelijke of
rechtstreeks concurrerende producten vervaardigen, ernstige schade ondervinden
of dreigen te ondervinden. (6)
De vrijwaringsmaatregelen moeten worden genomen in
de vorm van een van de in artikel 104, lid 2, van de overeenkomst genoemde
mogelijkheden. (7)
De taken die erin bestaan onderzoek te doen en
indien nodig vrijwaringsmaatregelen in te stellen, moeten op zo transparant
mogelijke wijze worden uitgevoerd. (8)
Er moeten nadere bepalingen over de inleiding van
de procedure worden vastgesteld. De lidstaten moeten de Commissie informatie,
waaronder beschikbaar bewijsmateriaal, verstrekken wanneer de ontwikkeling van
de invoer toepassing van vrijwaringsmaatregelen kan vereisen. (9)
Indien er voldoende voorlopig bewijsmateriaal is om
de inleiding van een procedure te rechtvaardigen, moet de Commissie een bericht
als bedoeld in artikel 111, lid 3, van de overeenkomst in het Publicatieblad
van de Europese Unie bekendmaken. (10)
Ingevolge artikel 111, lid 3, van de overeenkomst
moeten nadere bepalingen worden vastgesteld over de opening van onderzoeken, de
toegang van belanghebbenden tot de verzamelde informatie en hun inzage in deze
informatie, alsmede over het horen van de betrokkenen en de gelegenheid die zij
krijgen hun standpunt uiteen te zetten. (11)
Ingevolge artikel 116 van de overeenkomst moet de
Commissie Midden-Amerika schriftelijk in kennis stellen van de opening van een
onderzoek en moet zij het Associatiecomité van de resultaten van de onderzoeken
in kennis stellen. (12)
Tevens moeten ingevolge artikel 112 van de
overeenkomst termijnen worden vastgesteld voor de opening van een onderzoek en
voor de vaststelling van de wenselijkheid van maatregelen, teneinde een snelle
afhandeling van de procedures te waarborgen en daardoor de rechtszekerheid voor
de betrokken marktdeelnemers te vergroten. (13)
Vrijwaringsmaatregelen mogen alleen na een
onderzoek worden ingesteld, doch moet de Commissie de mogelijkheid hebben in de
in artikel 106 van de overeenkomst bedoelde kritieke omstandigheden voorlopige
maatregelen te nemen. (14)
Vrijwaringsmaatregelen mogen enkel worden toegepast
voor zover en zo lang zij noodzakelijk zijn om ernstige schade te voorkomen en
aanpassingen te vergemakkelijken. De maximumduur van de vrijwaringsmaatregelen
moet worden bepaald en er moeten specifieke bepalingen inzake verlenging en
herziening van de maatregelen worden vastgesteld, zoals bedoeld in artikel 105
van de overeenkomst. (15)
De uitvoering van de bilaterale vrijwaringsclausule
van de overeenkomst vereist eenvormige voorwaarden voor de vaststelling van
voorlopige en definitieve vrijwaringsmaatregelen, voor de instelling van
voorafgaande toezichtsmaatregelen, voor de beëindiging van een onderzoek zonder
maatregelen en voor de tijdelijke opschorting van het preferentiële douanerecht
dat is vastgesteld in het kader van het stabilisatiemechanisme voor bananen
waarover met Midden‑Amerika overeenstemming is bereikt. Deze maatregelen
moeten door de Commissie worden vastgesteld overeenkomstig Verordening (EU) nr.
182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari
2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van
toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de
uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[4]. (16)
Het is passend dat voor de vaststelling van
toezichts- en voorlopige maatregelen de raadplegingsprocedure wordt gevolgd,
gelet op de effecten van de genoemde maatregelen en de sequentiële logica ervan
met betrekking tot de vaststelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen. Als
vertraging bij de instelling van maatregelen schade zou veroorzaken die
moeilijk te herstellen zou zijn, moet de Commissie onmiddellijk toepasbare
maatregelen kunnen nemen. (17)
Deze verordening mag alleen van toepassing zijn op
producten van oorsprong uit de Unie of uit Midden-Amerika, HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: Hoofdstuk I - Vrijwaringsbepaling Artikel
1
Definities Voor de toepassing
van deze verordening wordt verstaan onder: a) "producten": goederen van
oorsprong uit de Unie of uit een Midden-Amerikaans land. Een aan een onderzoek
onderworpen product kan een of meerdere tariefposten omvatten, of een subsegment
daarvan zijn afhankelijk van de specifieke marktomstandigheden, of een
productsegmentatie die de bedrijfstak van de Unie gewoonlijk toepast; b) "belanghebbenden":
partijen die gevolgen ondervinden van de invoer van het desbetreffende product; c) "bedrijfstak van de Unie":
alle producenten in de Unie van het soortgelijke product of van rechtstreeks
concurrerende producten die op het grondgebied van de Unie hun bedrijf
uitoefenen, of de producenten in de Unie van wie de gezamenlijke productie van het
soortgelijke product of van rechtstreeks concurrerende producten een groot deel
van de totale productie in de Unie van die producten uitmaakt. In gevallen
waarin het soortgelijke of rechtstreeks concurrerende product slechts een van
diverse producten is die worden vervaardigd door de producenten die de
bedrijfstak van de Unie vormen, worden onder deze bedrijfstak de specifieke
werkzaamheden verstaan die voor de productie van het soortgelijke of
rechtstreeks concurrerende product nodig zijn; d) "ernstige schade": een
aanmerkelijke algemene verslechtering van de situatie van de producenten in de
Unie; e) "dreiging van ernstige
schade": een duidelijk risico van ernstige schade in de nabije toekomst.
De dreiging van ernstige schade wordt vastgesteld op basis van controleerbare
feiten en niet louter op die van beweringen, gissingen of vage mogelijkheden.
Bij de vaststelling of er sprake is van een dreiging van ernstige schade moet
onder meer rekening worden gehouden met prognoses, ramingen en analysen op
basis van de in artikel 4, lid 5, bedoelde factoren; f) "overgangsperiode" voor
een product waarvoor de lijst inzake tariefafschaffing voorziet in een
tariefafschaffingsperiode van minder dan 10 jaar: 10 jaar na de datum van
toepassing van de overeenkomst; "overgangsperiode" voor een product
waarvoor de lijst inzake tariefafschaffing voorziet in een
tariefafschaffingsperiode van 10 jaar of meer: de in die regeling voor dat
product vastgestelde tariefafschaffingsperiode plus 3 jaar. g) "Midden-Amerikaans land":
Costa Rica, El Salvador, Guatemala, Honduras, Nicaragua of Panama. Artikel
2
Beginselen 1.
In overeenstemming met deze verordening kan een
vrijwaringsmaatregel worden ingesteld wanneer een product van oorsprong uit een
Midden-Amerikaans land, als gevolg van de verlaging of de afschaffing van de
douanerechten op dat product, in dermate toegenomen hoeveelheden, in absolute
zin of in verhouding tot de productie in de Unie, en onder zodanige voorwaarden
wordt ingevoerd dat de bedrijfstak van de Unie die een soortgelijk of
rechtstreeks concurrerend product vervaardigt, ernstige schade ondervindt of
dreigt te ondervinden. 2.
Vrijwaringsmaatregelen kunnen bestaan in: a) een opschorting van de verdere verlaging
van het douanerecht op het betrokken product zoals voorzien in de in bijlage I
(Afschaffing van douanerechten) bij de overeenkomst vastgestelde lijst van de
EU-partij; b) verhoging van het douanerecht op het
betrokken product tot een niveau dat niet hoger ligt dan het laagste van de
volgende rechten: –
het op het product toegepaste
meestbegunstigingsdouanerecht dat geldt op het tijdstip waarop de maatregel
wordt genomen; of –
het op het product toegepaste
meestbegunstigingsdouanerecht dat geldt op de dag die onmiddellijk voorafgaat
aan de dag waarop de overeenkomst in werking treedt. 3.
Geen van voornoemde maatregelen wordt toegepast
binnen de grenzen van de bij deze overeenkomst toegekende preferentiële
rechtenvrije tariefcontingenten. Artikel
3
Inleiding van de procedure 1. Op verzoek van een lidstaat,
van een rechtspersoon of van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid die
optreedt namens de bedrijfstak van de Unie, of op initiatief van de Commissie
wordt een onderzoek geopend indien het de Commissie duidelijk is dat er, zoals
bepaald op basis van de in artikel 4, lid 5, vermelde factoren, voldoende
voorlopig bewijsmateriaal is om een onderzoek te rechtvaardigen. 2. Het verzoek tot opening van
een onderzoek bevat bewijzen dat aan de voorwaarden voor het instellen van een
vrijwaringsmaatregel van artikel 2, lid 1, is voldaan. Het verzoek bevat
gewoonlijk de volgende informatie: het tempo en de omvang van de toename van de
invoer van het betrokken product in absolute en relatieve cijfers, het door de
toegenomen invoer veroverde deel van de interne markt, wijzigingen in de omvang
van de verkoop, de productie, de productiviteit, de bezettingsgraad, winst en
verlies en de werkgelegenheid. 3. Een onderzoek kan ook worden
geopend als de toename van de invoer geconcentreerd is in een of meer
lidstaten, op voorwaarde dat er voldoende voorlopig bewijsmateriaal, zoals
bepaald op basis van de in artikel 4, lid 5, vermelde factoren, voorhanden is
dat aan de voorwaarden voor de opening van een onderzoek is voldaan. 4. Indien de invoer uit een
Midden-Amerikaans land zich dusdanig ontwikkelt dat vrijwaringsmaatregelen
noodzakelijk lijken, stellen de lidstaten de Commissie daarvan in kennis. Deze
kennisgeving bevat het beschikbare bewijsmateriaal zoals bepaald op basis van
de in artikel 4, lid 5, vermelde factoren. De Commissie geeft deze informatie
aan alle lidstaten door. 5. Wanneer blijkt dat er
voldoende voorlopig bewijsmateriaal zoals bepaald op basis van de in artikel 4,
lid 5, vermelde factoren voorhanden is om de inleiding van een procedure te
rechtvaardigen, maakt de Commissie dit bekend door een bericht in het Publicatieblad
van de Europese Unie. De procedure wordt ingeleid binnen een maand na
ontvangst van het verzoek of de informatie overeenkomstig lid 1. 6. Het in lid 5 bedoelde
bericht: a) bevat een samenvatting van de ontvangen
informatie en het verzoek de Commissie alle nuttige informatie toe te zenden; b) vermeldt de termijn waarbinnen
belanghebbenden hun standpunt schriftelijk kenbaar kunnen maken en informatie
kunnen verstrekken, zodat die standpunten en informatie bij het onderzoek in
aanmerking kunnen worden genomen; c) vermeldt de termijn waarbinnen
belanghebbenden kunnen vragen om overeenkomstig artikel 4, lid 9, door de
Commissie te worden gehoord. Artikel
4
Het onderzoek 1. Na de inleiding van de
procedure begint de Commissie met een onderzoek. De in lid 3 vermelde periode
begint op de dag waarop het besluit om een onderzoek in te stellen in het Publicatieblad
van de Europese Unie wordt bekendgemaakt. 2. De Commissie kan de lidstaten
verzoeken informatie te verstrekken en de lidstaten nemen alle nodige
maatregelen om aan dit verzoek te voldoen. Als deze informatie van algemeen
belang is en als zij niet vertrouwelijk is in de zin van artikel 11, wordt zij
toegevoegd aan het niet-vertrouwelijke dossier als bedoeld in lid 8. 3. Het onderzoek wordt zo
mogelijk binnen zes maanden na de opening ervan afgesloten. In uitzonderlijke
omstandigheden, bijvoorbeeld bij de betrokkenheid van een ongewoon hoog aantal
partijen of complexe marktsituaties, kan deze termijn met drie maanden worden verlengd.
De Commissie informeert alle betrokken partijen over deze verlenging en legt
uit waarom de termijn is verlengd. 4. De Commissie wint alle
informatie in die zij nodig acht om conclusies te trekken ten aanzien van de in
artikel 2, lid 1, genoemde voorwaarden, en tracht, wanneer zij dat passend
acht, deze informatie te controleren. 5. Bij het onderzoek evalueert
de Commissie alle ter zake dienende factoren van objectieve en kwantificeerbare
aard die van invloed zijn op de situatie van de bedrijfstak van de Unie, met
name het tempo en de omvang van de toename van de invoer van het betrokken
product in absolute en relatieve cijfers, het door de toegenomen invoer
veroverde deel van de interne markt, wijzigingen in de omvang van de verkoop,
de productie, de productiviteit, de bezettingsgraad, winst en verlies en de
werkgelegenheid. Deze lijst is niet uitputtend en de Commissie kan bij haar
vaststelling van ernstige schade of dreiging van ernstige schade ook rekening
houden met andere relevante factoren, zoals de voorraden, de prijzen, het
rendement van geïnvesteerd vermogen, de kasstroom en andere factoren die
ernstige schade aan de bedrijfstak van de Unie toebrengen, kunnen hebben
toegebracht of dreigen toe te brengen. 6. De belanghebbenden die zich
overeenkomstig artikel 3, lid 6, onder b), kenbaar hebben gemaakt en de
vertegenwoordigers van het betrokken Midden-Amerikaans land kunnen op
schriftelijk verzoek inzage krijgen in alle informatie die de Commissie in het
kader van het onderzoek heeft ontvangen, met uitzondering van door de
autoriteiten van de Unie of haar lidstaten opgestelde interne documenten, voor
zover deze informatie relevant is voor de presentatie van hun dossier, niet
vertrouwelijk is in de zin van artikel 11 en door de Commissie bij het onderzoek
wordt gebruikt. Belanghebbenden die zich kenbaar hebben gemaakt, kunnen de
Commissie hun standpunt over de informatie mededelen. Dit standpunt wordt in
aanmerking genomen voor zover het door voldoende voorlopig bewijsmateriaal is
gestaafd. 7. De Commissie draagt er zorg
voor dat alle gegevens en statistieken die voor het onderzoek worden gebruikt,
beschikbaar, begrijpelijk, transparant en verifieerbaar zijn. 8. Zodra het nodige technische
kader hiervoor is ingesteld, zorgt de Commissie voor met een wachtwoord
beveiligde onlinetoegang tot het niet-vertrouwelijke dossier
("onlineplatform") die zij beheert en via welk alle relevante,
niet-vertrouwelijke informatie in de zin van artikel 11 wordt verspreid. De bij
het onderzoek betrokken partijen, alsmede de lidstaten en het Europees
Parlement wordt toegang tot dit onlineplatform verleend. 9. De Commissie hoort de
belanghebbenden, met name indien zij hierom binnen de in het Publicatieblad
van de Europese Unie genoemde termijn schriftelijk hebben verzocht en
daarbij hebben aangetoond dat het resultaat van het onderzoek waarschijnlijk
werkelijk gevolgen voor hen zal hebben en dat er bijzondere redenen zijn om hen
te horen. De Commissie hoort deze belanghebbenden bij
volgende gelegenheden, als er bijzondere redenen zijn om hen nogmaals te horen. 10. Wanneer informatie niet binnen
de door de Commissie gestelde termijn wordt verstrekt of wanneer het onderzoek
ernstig wordt belemmerd, kunnen op grond van de beschikbare gegevens conclusies
worden getrokken. Indien de Commissie constateert dat een belanghebbende of een
derde haar onjuiste of misleidende inlichtingen heeft verstrekt, laat zij deze
buiten beschouwing en kan zij de beschikbare gegevens gebruiken. 11. De Commissie stelt het
betrokken Midden-Amerikaanse land schriftelijk in kennis van de opening van een
onderzoek. Artikel
5
Voorafgaande toezichtmaatregelen 1. Wanneer de invoer van een
product van oorsprong uit een Midden-Amerikaans land zich zodanig ontwikkelt
dat dit kan leiden tot een van de in de artikelen 2 en 3 bedoelde situaties,
kan de invoer van dat product onder voorafgaand toezicht worden geplaatst. 2. De Commissie stelt
voorafgaande toezichtmaatregelen vast volgens de raadplegingsprocedure als
bedoeld in artikel 12, lid 2. 3. Voorafgaande toezichtmaatregelen
gelden gedurende beperkte tijd. Behoudens andersluidende bepalingen vervallen
zij aan het einde van het tweede halfjaar volgende op het eerste halfjaar nadat
zij werden ingesteld. Artikel
6
Voorlopige vrijwaringsmaatregelen 1. In kritieke omstandigheden
worden voorlopige vrijwaringsmaatregelen toegepast wanneer vertraging moeilijk
te herstellen schade zou veroorzaken, nadat op basis van de in artikel 4, lid
5, vermelde factoren voorlopig is vastgesteld dat er voldoende voorlopig
bewijsmateriaal is voor een toename van de invoer van een product van oorsprong
uit een Midden-Amerikaans land als gevolg van de verlaging of afschaffing van
een douanerecht overeenkomstig de in bijlage I (Afschaffing van douanerechten)
bij de overeenkomst vastgestelde lijst inzake tariefafschaffing van de Europese
Unie, en dat dergelijke invoer ernstige schade veroorzaakt of dreigt te
veroorzaken voor de bedrijfstak van de Unie. De Commissie stelt voorlopige maatregelen vast
volgens de raadplegingsprocedure als bedoeld in artikel 12, lid 2. In geval van
dwingende redenen van urgentie, inclusief het geval bedoeld in lid 2, stelt de
Commissie volgens de in artikel 12, lid 4, bedoelde procedure onmiddellijk
toepasselijke voorlopige vrijwaringsmaatregelen vast. 2. Wanneer een lidstaat om een
onmiddellijk optreden van de Commissie verzoekt en aan de voorwaarden van lid 1
is voldaan, neemt de Commissie binnen vijf werkdagen na de ontvangst van het
verzoek een besluit hierover. 3. Voorlopige maatregelen zijn
niet meer dan 200 dagen van toepassing. 4. Indien de voorlopige
vrijwaringsmaatregelen worden ingetrokken omdat uit het onderzoek blijkt dat
niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 2, lid 1, worden de
douanerechten die uit hoofde van de voorlopige maatregelen zijn geïnd,
automatisch terugbetaald. 5. De in dit artikel bedoelde
maatregelen zijn van toepassing op elk product dat na inwerkingtreding van deze
maatregelen in het vrije verkeer wordt gebracht. Deze maatregelen vormen
evenwel geen belemmering voor het vrije verkeer van producten die reeds op weg
zijn naar de Unie, op voorwaarde dat de bestemming van dergelijke producten
niet kan worden gewijzigd. Artikel
7
Beëindiging van het onderzoek en de procedure zonder maatregelen 1. Wanneer uit de definitief
vastgestelde feiten blijkt dat niet aan de in artikel 2, lid 1, bedoelde
voorwaarden is voldaan, stelt de Commissie overeenkomstig de
onderzoeksprocedure bedoeld in artikel 12, lid 3, een besluit vast om het
onderzoek en de procedure te beëindigen. 2. De Commissie publiceert een
verslag met haar bevindingen en gemotiveerde conclusies over alle relevante
feitelijke en juridische kwesties, waarbij zij naar behoren rekening houdt met
de bescherming van vertrouwelijke informatie in de zin van artikel 11. Artikel
8
Definitieve maatregelen 1. Wanneer uit de definitief
vastgestelde feiten blijkt dat aan de in artikel 2, lid 1, bedoelde voorwaarden
is voldaan, verwijst de Commissie de zaak naar het Associatiecomité
overeenkomstig artikel 116 van de overeenkomst. Indien het Associatiecomité
binnen 30 dagen na de verwijzing geen aanbeveling heeft gedaan of er geen
bevredigende oplossing wordt gevonden, kan de Commissie een besluit vaststellen
tot instelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen overeenkomstig de
onderzoeksprocedure bedoeld in artikel 12, lid 3. 2. De Commissie publiceert een
verslag met een samenvatting van de voor het besluit relevante concrete feiten
en overwegingen, waarbij zij naar behoren rekening houdt met de bescherming van
vertrouwelijke informatie in de zin van artikel 11. Artikel
9
Duur en eventuele verlenging van vrijwaringsmaatregelen 1. Een vrijwaringsmaatregel
blijft niet langer van kracht dan nodig is om ernstige schade te voorkomen of
te verhelpen en aanpassingen te vergemakkelijken. De maatregel mag niet langer
dan twee jaar van toepassing zijn, tenzij hij overeenkomstig lid 3 wordt
verlengd. 2. Een vrijwaringsmaatregel
blijft gedurende de verlengingstermijn van kracht totdat het onderzoek in
verband met een eventuele verlenging overeenkomstig lid 3 is afgesloten. 3. De aanvankelijke duur van een
vrijwaringsmaatregel mag bij wijze van uitzondering met maximaal twee jaar
worden verlengd, mits wordt vastgesteld dat de maatregel nodig blijft om
ernstige schade te voorkomen of te verhelpen en er bewijzen zijn dat de
bedrijfstak van de Unie zich aanpast. 4. Een verlenging overeenkomstig
lid 3 wordt voorafgegaan door een onderzoek op verzoek van een lidstaat, van
een rechtspersoon of van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid die
optreedt namens de bedrijfstak van de Unie, of op initiatief van de Commissie,
indien er, zoals bepaald op basis van de in artikel 4, lid 5, vermelde
factoren, voldoende voorlopig bewijsmateriaal is. 5. De opening van een onderzoek
wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 3, leden 5 en 6. Het onderzoek naar
en de eventuele beslissing over een verlenging overeenkomstig lid 3 gebeuren
overeenkomstig de artikelen 4, 7 en 8. 6. De totale duur van een
vrijwaringsmaatregel, inclusief een eventuele voorlopige maatregel, mag niet
meer dan vier jaar bedragen. 7. Na afloop van de
overgangsperiode worden geen vrijwaringsmaatregelen toegepast, behalve met de
toestemming van het betrokken Midden-Amerikaanse land. 8. Ten aanzien van de invoer van
een product waarop al eerder een vrijwaringsmaatregel van toepassing was, mag
voordat een periode is verstreken die gelijk is aan de helft van de duur van de
direct daaraan voorafgaande periode waarin de vrijwaringsmaatregel werd
toegepast, niet opnieuw een vrijwaringsmaatregel worden toegepast. Artikel 10 Ultraperifere
gebieden van de Europese Unie 1. Wanneer een product van
oorsprong uit een Midden-Amerikaans land in dermate toegenomen hoeveelheden en
onder zodanige voorwaarden wordt ingevoerd dat de economische situatie van één
of verschillende ultraperifere gebieden van de Unie als genoemd in artikel 349
van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie ernstig
verslechtert of dreigt te verslechteren, kan overeenkomstig de bepalingen van
dit hoofdstuk een vrijwaringsmaatregel worden ingesteld. Artikel 11 Vertrouwelijkheid 1. De op grond van deze
verordening ontvangen informatie wordt uitsluitend gebruikt voor het doel
waarvoor zij werd gevraagd. 2. Informatie van vertrouwelijke
aard of op vertrouwelijke basis verstrekte informatie die op grond van deze
verordening werd ontvangen, wordt niet bekendgemaakt zonder de uitdrukkelijke
toestemming van degene die de informatie heeft verstrekt. 3. Bij elk verzoek om
vertrouwelijke behandeling van informatie wordt aangegeven waarom deze
vertrouwelijk is. Wanneer degene die de informatie heeft verstrekt, deze noch
openbaar wil maken noch toestemming wil geven tot bekendmaking ervan in
algemene termen of in samengevatte vorm en wanneer blijkt dat het verzoek om
vertrouwelijke behandeling niet gegrond is, kan deze informatie buiten
beschouwing worden gelaten. 4. Informatie wordt in elk geval
als vertrouwelijk beschouwd indien het waarschijnlijk is dat uit de
bekendmaking ervan aanzienlijk nadeel voortvloeit voor degene die de informatie
heeft verstrekt of van wie deze afkomstig is. 5. De leden 1 tot en met 4
beletten de autoriteiten van de Unie niet algemene informatie te vermelden en
in het bijzonder te verwijzen naar de motivering van de op grond van deze
verordening genomen besluiten. Deze autoriteiten moeten echter rekening houden
met het rechtmatige belang dat de betrokken natuurlijke personen en
rechtspersonen erbij hebben dat hun zakengeheimen niet worden bekendgemaakt. Artikel
12
Comitéprocedure 1. De Commissie wordt bijgestaan
door het comité dat is ingesteld bij artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr.
260/2009 van de Raad van 26 februari 2009 betreffende de gemeenschappelijke
invoerregeling[5]. Dat comité is een comité
in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. 2. Wanneer naar dit lid wordt
verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 3. Wanneer naar dit lid wordt
verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 4. Wanneer naar dit lid wordt
verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met
artikel 4 daarvan, van toepassing. Hoofdstuk II – Stabilisatiemechanisme voor bananen Artikel
13 Stabilisatiemechanisme
voor bananen 1. Voor bananen van oorsprong
uit Midden-Amerika, ingedeeld onder code 0803.00.19 van de Gecombineerde Nomenclatuur
(verse bananen met uitzondering van "plantains") en opgenomen in
categorie ST in de in bijlage I (Afschaffing van douanerechten) bij de
overeenkomst vastgestelde lijst van de EU-partij, geldt tot 1 januari 2020
een stabilisatiemechanisme. 2. Zoals vermeld in de tabel in
de bijlage bij deze verordening, wordt een afzonderlijk jaarlijks reactievolume
vastgesteld voor de invoer uit een Midden-Amerikaans land van de in lid 1
vermelde producten. De invoer van de in lid 1 vermelde producten tegen het
preferentiële douanerecht is niet alleen onderworpen aan het bewijs van
oorsprong zoals vastgesteld in bijlage III (Definitie van het begrip
"producten van oorsprong" en methoden van administratieve
samenwerking) van de overeenkomst met Midden-Amerika, maar eveneens aan de
overlegging van een uitvoercertificaat dat wordt afgegeven door de bevoegde
autoriteit van de republiek van het Midden-Amerikaanse land waaruit de
producten worden uitgevoerd. Zodra het reactievolume tijdens het desbetreffende
kalenderjaar wordt bereikt, kan de Commissie, overeenkomstig de in artikel 12,
lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure, het preferentiële douanerecht tijdens
datzelfde jaar tijdelijk schorsen voor een periode van niet meer van drie
maanden, die het eind van het kalenderjaar niet mag overschrijden. 3. Indien de Commissie beslist
om het geldende preferentiële douanerecht te schorsen, past zij het
basisdouanerecht toe, of het meestbegunstigingsrecht dat geldt op het tijdstip
waarop deze maatregel wordt genomen, indien dat lager is. 4. Indien de Commissie de in de
leden 2 en 3 vermelde maatregelen neemt, pleegt zij onmiddellijk overleg met
het betrokken land om de situatie op basis van beschikbare feiten te analyseren
en te evalueren. 5. De in de leden 2 en 3
vermelde maatregelen mogen slechts gelden tijdens de periode die op 31 december
2019 afloopt. Hoofdstuk III - Slotbepalingen Artikel
14
Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op de dag
na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zij is van toepassing vanaf de datum van
toepassing van de overeenkomst overeenkomstig artikel 353 van die overeenkomst.
De datum van toepassing van de overeenkomst wordt in een bericht in het Publicatieblad
van de Europese Unie bekendgemaakt. Deze verordening is verbindend in al
haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De voorzitter De
voorzitter Bijlage Tabel
inzake reactievolumes voor de toepassing van het stabilisatiemechanisme voor
bananen waarin is voorzien in aanhangsel 3 van bijlage I bij de overeenkomst. Jaar || Reactievolume (ton) Costa Rica || Panama || Honduras || Guatemala || Nicaragua || El Salvador Tot 31 december 2010 || 1 025 000 || 375 000 || 50 000 || 50 000 || 10 000 || 2 000 1.1-31.12.2011 || 1 076 250 || 393 750 || 52 500 || 52 500 || 10 500 || 2 100 1.1-31.12.2012 || 1 127 500 || 412 500 || 55 000 || 55 000 || 11 000 || 2 200 1.1-31.12.2013 || 1 178 750 || 431 250 || 57 500 || 57 500 || 11 500 || 2 300 1.1-31.12.2014 || 1 230 000 || 450 000 || 60 000 || 60 000 || 12 000 || 2 400 1.1-31.12.2015 || 1 281 250 || 468 750 || 62 500 || 62 500 || 12 500 || 2 500 1.1-31.12.2016 || 1 332 500 || 487 500 || 65 000 || 65 000 || 13 000 || 2 600 1.1-31.12.2017 || 1 383 750 || 506 250 || 67 500 || 67 500 || 13 500 || 2 700 1.1-31.12.2018 || 1 435 000 || 525 000 || 70 000 || 70 000 || 14 000 || 2 800 1.1-31.12.2019 || 1 486 250 || 543 750 || 72 500 || 72 500 || 14 500 || 2 900 1.1.2020 en daarna || Niet van toepassing. || Niet van toepassing. || Niet van toepassing. || Niet van toepassing. || Niet van toepassing. || Niet van toepassing. [1] Standpunt van het Europees Parlement van 17 februari
2011 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt) en besluit van de Raad van
.... [2] [3] [4] PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13. [5] PB L 84 van
31.3.2009, blz. 1.