Het Europees Parlement en de Verdragen 

Bij het eerste Verdrag, dat in 1951 werd ondertekend, werd de Parlementaire Assemblee ingesteld, het latere Europees Parlement. De doelstelling van dit eerste Verdrag was om met zes landen die met elkaar in oorlog waren geweest, samen te werken aan gezamenlijke doelen.

De volgende Verdragen waren bedoeld om de samenwerking uit te breiden naar nieuwe beleidsterreinen en om het functioneren van de EU-instellingen te verbeteren, omdat het aantal EU-lidstaten inmiddels was toegenomen van 6 naar 27. Zo werd bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap het landbouwbeleid geïntroduceerd en diende het Verdrag van Nice om de institutionele structuur van de EU te hervormen.

Het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie en de Rekenkamer oefenen hun gezag uit in overeenstemming met de Verdragen. De Commissie wordt gezien als de “hoedster van de Verdragen”.

Hoe Europese Verdragen tot stand komen

Als er een nieuw Verdrag moet worden opgesteld of als een bestaand Verdrag moet worden herzien, wordt een Intergouvernementele Conferentie georganiseerd tussen de regeringen van de lidstaten. Het Europees Parlement wordt geraadpleegd en geeft tijdens het ontwikkelingsproces zijn mening over het nieuwe Verdrag.

Meer bevoegdheden voor het Parlement

Met elk nieuw Verdrag kreeg het Parlement meer democratische, controlerende en wetgevende bevoegdheden. Bij het Verdrag van Brussel (ondertekend in 1975) kreeg het Parlement het recht om aan het eind van ieder jaar de EU-jaarrekening te controleren en te beoordelen of de Commissie verstandig en correct was omgesprongen met het EU-budget.

De Europese Akte (een Verdrag dat in 1986 werd ondertekend) verzekerde dat bij de toetreding van een nieuwe lidstaat tot de Europese Unie de toestemming van het Parlement vereist is. Het Verdrag van Amsterdam (ondertekend in 1997) vergrootte de wetgevende bevoegdheden van het Parlement: het bepaalt sindsdien samen met de Raad de wetgeving op tal van gebieden die onder de EU-wetgeving vallen (bijvoorbeeld consumentenbescherming, de mogelijkheden om legaal in andere landen te werken, milieuvraagstukken).

Het laatste Verdrag, het Verdrag van Lissabon, is op 1 december 2009 in werking getreden.Het Verdrag versterkte de invloed van het Europees Parlement, gaf de nationale parlementen meer verantwoordelijkheid bij de koersbepaling van het Europees beleid en verleende initiatiefrecht aan de EU-burgers. Het Verdrag gaf het Europees Parlement ook meer invloed als volledig erkende medewetgever met grotere begrotingsbevoegdheden. Bovendien kreeg het Parlement een beslissende rol bij de verkiezing van de voorzitter van de Europese Commissie.